Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2004, 338 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2004, 338 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet geluidhinder, de Wet luchtvaart en de Spoorwegwet te wijzigen ter implementatie van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet geluidhinder1 wordt gewijzigd als volgt.
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt.
1. In het eerste lid vervalt het begrip «geluidsbelasting vanwege een weg» en de omschrijving daarvan.
2. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:
spoorweg: spoorweg als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet.
3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen, met uitzondering van hoofdstuk IX en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder geluidsbelasting vanwege een weg: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten.
Er wordt een nieuw hoofdstuk IX ingevoegd, luidende als volgt.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
geluidsbelasting Lden: geluidsbelasting op een plaats en vanwege een bron als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189) over alle perioden van 07.00 tot 19.00 uur, van 19.00 tot 23.00 uur en van 23.00 tot 07.00 uur van een jaar;
geluidsbelasting Lnight: geluidsbelasting op een plaats en vanwege een bron als omschreven in bijlage I, onderdeel 2, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189) over alle perioden van 23.00 tot 07.00 uur van een jaar;
hoofdspoorweg: krachtens artikel 2 van de Spoorwegwet aangewezen hoofdspoorweg, niet zijnde een spoorwegemplacement;
verzameling van inrichtingen:
a. inrichtingen op een industrieterrein dat is gezoneerd krachtens artikel 41, 53, eerste lid, 57, eerste lid of 59, eerste lid;
b. bij algemene maatregel van bestuur aangewezen inrichtingen, die zijn gelegen binnen een daarbij aangegeven gebied;
andere geluidsgevoelige gebouwen: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen categorieën van andere gebouwen dan woningen;
geluidsgevoelige terreinen: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen categorieën van terreinen;
stille gebieden: bij algemene maatregel van bestuur of overeenkomstig de maatregel als zodanig aangewezen categorieën van gebieden.
1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en gedeputeerde staten melden vóór 1 april 2005 aan Onze Minister op welke delen van rijkswegen, onderscheidenlijk provinciale wegen naar verwachting in het kalenderjaar 2006 meer dan zes miljoen maal een motorvoertuig zal passeren.
2. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat meldt voor de in het eerste lid genoemde datum tevens aan Onze Minister op welke delen van hoofdspoorwegen naar verwachting in 2006 meer dan 60 000 maal een trein zal passeren.
3. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en gedeputeerde staten melden vóór 30 september 2008, vóór 1 april 2010 en vervolgens elke vijf jaar vóór 1 april aan Onze Minister op welke delen van rijkswegen, onderscheidenlijk provinciale wegen naar verwachting in het daaropvolgende kalenderjaar meer dan drie miljoen maal een motorvoertuig zal passeren.
4. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat meldt voor de in het derde lid genoemde data tevens aan Onze Minister op welke delen van hoofdspoorwegen naar verwachting meer dan 30 000 maal een trein zal passeren.
1. Onze Minister publiceert vóór 30 juni 2005 in de Staatscourant op welke delen van rijkswegen en provinciale wegen naar verwachting in 2006 meer dan zes miljoen maal een motorvoertuig zal passeren.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op delen van hoofdspoorwegen waarop naar verwachting in 2006 meer dan 60 000 maal een trein zal passeren.
3. Onze Minister publiceert vóór 31 december 2008, voor 30 juni 2010 en vervolgens elke vijf jaar voor 30 juni in de Staatscourant op welke delen van rijkswegen en provinciale wegen naar verwachting in het daaropvolgende kalenderjaar meer dan drie miljoen maal een motorvoertuig zal passeren.
4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op delen van hoofdspoorwegen waarop naar verwachting in het daaropvolgende kalenderjaar meer dan 30 000 maal een trein zal passeren.
1. Onze Minister wijst vóór 30 juni 2005 als agglomeratie aan verstedelijkte gebieden met ten minste 250 000 inwoners.
2. Onze Minister wijst vóór 31 december 2008, voor 30 juni 2010 en vervolgens elke vijf jaar voor 30 juni als agglomeratie aan verstedelijkte gebieden met ten minste 100 000 inwoners.
1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, onderscheidenlijk gedeputeerde staten, stellen vóór 30 juni 2007 en vervolgens vóór 30 juni van ten minste elk vijfde kalenderjaar, geluidsbelastingkaarten vast. Deze kaarten hebben betrekking op:
a. de geluidsbelasting Lden en de geluidsbelasting Lnight op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen vanwege delen van rijkswegen en hoofdspoorwegen, onderscheidenlijk provinciale wegen als bedoeld in artikel 117;
b. stille gebieden in de omgeving van delen van rijkswegen en hoofdspoorwegen, onderscheidenlijk provinciale wegen als bedoeld in artikel 117.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op burgemeester en wethouders van gemeenten die behoren tot krachtens artikel 117a aangewezen agglomeraties met dien verstande dat de geluidsbelastingkaarten betrekking hebben op de geluidsbelasting Lden en de geluidsbelasting Lnight vanwege:
a. wegen,
b. spoorwegen die niet deel uitmaken van een weg,
c. luchtvaartterreinen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart en de luchthaven Schiphol, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart, en
d. inrichtingen of verzamelingen van inrichtingen.
3. De geluidsbelastingkaarten geven ten minste een weergave van:
a. de geluidsbelasting Lden en de geluidsbelasting Lnight veroorzaakt door de in het eerste, onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde geluidsbronnen in het kalenderjaar voorafgaand aan dat van de vaststelling van de geluidsbelastingkaart en
b. het aantal woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen, geluidsgevoelige terreinen en bewoners van woningen die aan bepaalde waarden van de geluidsbelasting Lden en de geluidsbelasting Lnight worden blootgesteld.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de inhoud, vormgeving en inrichting van geluidsbelastingkaarten, welke regels kunnen verschillen voor rijkswegen, provinciale wegen, hoofdspoorwegen en agglomeraties.
1. Ten behoeve van de vaststelling van een geluidsbelastingkaart als bedoeld in artikel 118, eerste lid, verschaffen burgemeester en wethouders aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en gedeputeerde staten op hun verzoek, alle inlichtingen en gegevens waarover zij kunnen beschikken, voor zover die voor het opstellen van die kaart noodzakelijk zijn.
2. Ten behoeve van de vaststelling van een geluidsbelastingkaart als bedoeld in artikel 118, tweede lid, verschaffen Onze Minister, Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, gedeputeerde staten en burgemeester en wethouders aan betrokken burgemeester en wethouders op hun verzoek, alle inlichtingen en gegevens waarover zij kunnen beschikken, voor zover die voor het opstellen van die kaart noodzakelijk zijn. Op een dergelijk verzoek verschaft Onze Minister van Defensie de contourenkaarten, bedoeld in artikel 30c, tweede lid, van de Luchtvaartwet.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld inzake de te verschaffen inlichtingen en gegevens, waaronder de wijze waarop en de termijn waarbinnen of de datum waarvoor deze verschaft worden.
1. Ten behoeve van de bepaling van de geluidsbelasting Lden en de geluidsbelasting Lnight vanwege een weg, spoorweg, inrichting of verzameling van inrichtingen kunnen bij regeling van Onze Minister regels worden gesteld.
2. Ten behoeve van de bepaling van de geluidsbelasting Lden en de geluidsbelasting Lnight vanwege een luchtvaartterrein of een luchthaven kunnen bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Defensie regels worden gesteld.
1. Binnen één maand na de vaststelling van een geluidsbelastingkaart als bedoeld in artikel 118, eerste en tweede lid, geven Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, gedeputeerde staten, onderscheidenlijk burgemeester en wethouders van deze vaststelling kennis in één of meer dag- , nieuws-, of huis-aan-huisbladen, dan wel op andere geschikte wijze. Hierbij geven zij aan op welke wijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van de geluidsbelastingkaart.
2. De in het eerste lid bedoelde bestuursorganen:
a. stellen de geluidsbelastingkaart zo mogelijk elektronisch ter beschikking van eenieder;
b. voegen bij de geluidsbelastingkaart een overzicht van de belangrijkste punten van die kaart.
3. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, gedeputeerde staten, onderscheidenlijk burgemeester en wethouders zenden de geluidsbelastingkaart binnen één maand na vaststelling aan Onze Minister.
4. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de geluidsbelastingkaart ter beschikking van Onze Minister wordt gesteld.
1. Indien gedeputeerde staten niet of niet tijdig voldoen aan een verplichting als bedoeld in artikel 118, eerste lid, is artikel 121 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.
2. Indien burgemeester en wethouders niet of niet tijdig voldoen aan een verplichting als bedoeld in artikel 118, tweede lid, is artikel 124 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat Onze Minister in de plaats treedt van gedeputeerde staten.
1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, onderscheidenlijk gedeputeerde staten stellen vóór 18 mei 2008 aan de hand van de geluidsbelastingkaarten, bedoeld in artikel 118, een actieplan vast met betrekking tot de krachtens artikel 117 gepubliceerde delen van rijkswegen en hoofdspoorwegen, onderscheidenlijk provinciale wegen. Indien er sprake is van een belangrijke ontwikkeling die van invloed is op de geluidhindersituatie, en daarnaast ten minste elke vijf jaar na de vaststelling wordt het actieplan opnieuw overwogen, en zo nodig aangepast.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op burgemeester en wethouders van gemeenten die behoren tot krachtens artikel 117a aangewezen agglomeraties, met dien verstande dat het actieplan betrekking heeft op de in artikel 118, tweede lid, bedoelde geluidsbronnen.
3. Een actieplan bevat ten minste een beschrijving van:
a. het te voeren beleid om de geluidsbelasting Lden en de geluidsbelasting Lnight te beperken, en
b. de voorgenomen in de eerstvolgende vijf jaar te treffen maatregelen om overschrijding van overeenkomstig algemene maatregel van bestuur vast te stellen waarden van de geluidsbelasting Lden of de geluidsbelasting Lnight te voorkomen of ongedaan te maken en de te verwachten effecten van die maatregelen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de inhoud, vormgeving en inrichting van actieplannen. Deze regels kunnen verschillen voor rijkswegen, provinciale wegen, hoofdspoorwegen en agglomeraties.
1. Een actieplan wordt voorbereid met overeenkomstige toepassing van de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure, met dien verstande dat in afwijking van artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht, eenieder zienswijzen naar voren kan brengen.
2. Burgemeester en wethouders stellen een actieplan niet vast dan nadat de gemeenteraad een ontwerp van het actieplan is toegezonden en deze in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en zienswijze ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.
1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, gedeputeerde staten en burgemeester en wethouders verschaffen op verzoek van een bevoegde autoriteit van een van de lidstaten van de Europese Unie alle inlichtingen en gegevens waarover zij kunnen beschikken, voor zover die voor het opstellen van een geluidsbelastingkaart in de desbetreffende lidstaat noodzakelijk zijn. Op een dergelijk verzoek verschaft Onze Minister van Defensie de contourenkaarten, bedoeld in artikel 30c, tweede lid, van de Luchtvaartwet.
2. Artikel 118a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
In de Wet luchtvaart2 wordt na artikel 8.30 een paragraaf ingevoegd, luidende.
1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat stelt vóór 30 juni 2007 en vervolgens vóór 30 juni van elk vijfde kalenderjaar een geluidbelastingkaart vast die betrekking heeft op een geluidbelasting Lden en geluidbelasting Lnight veroorzaakt door de luchthaven op woningen en bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën van andere geluidgevoelige gebouwen.
2. Onder geluidbelasting Lden wordt verstaan: geluidbelasting op een plaats en vanwege een bron als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189) over alle perioden van 07.00 tot 19.00 uur, van 19.00 tot 23.00 uur en van 23.00 tot 07.00 uur van een jaar. Onder geluidbelasting Lnight wordt verstaan: geluidbelasting op een plaats en vanwege een bron als omschreven in bijlage I, onderdeel 2, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189) over alle perioden van 23.00 tot 07.00 uur van een jaar.
3. De geluidbelastingkaart geeft ten minste een weergave van:
a. de geluidbelasting Lden en de geluidbelasting Lnight veroorzaakt door de luchthaven in de periode van een jaar van 1 november van het tweede jaar voorafgaand aan het jaar van vaststelling van de geluidbelastingkaart tot en met 31 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar van vaststelling van de geluidbelastingkaart, en
b. het aantal woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en bewoners van woningen die aan bepaalde waarden van geluidbelasting Lden en geluidbelasting Lnight worden blootgesteld.
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent deinhoud, vormgeving en inrichting van de geluidbelastingkaart. Ten behoeve van de bepaling van de geluidsbelasting Lden en de geluidsbelasting Lnight vanwege de luchthaven kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.
1. De exploitant van de luchthaven verschaft ten behoeve van de vaststelling van de geluidbelastingkaart, bedoeld in artikel 8.30a, eerste lid, aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat op zijn verzoek alle noodzakelijke inlichtingen en gegevens.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de te verschaffen inlichtingen en gegevens, waaronder de wijze waarop en de termijn waarbinnen deze moeten worden verschaft.
1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat geeft binnen één maand na vaststelling van de geluidbelastingkaart, bedoeld in artikel 8.30a, eerste lid, mededeling van deze vaststelling in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen dan wel op andere geschikte wijze. Hierbij geeft hij aan op welke wijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van de geluidbelastingkaart.
2. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat:
a. stelt de geluidsbelastingkaart zo mogelijk elektronisch ter beschikking van eenieder;
b. voegt bij de geluidsbelastingkaart een overzicht van de belangrijkste punten van die kaart.
3. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat zendt de geluidbelastingkaart binnen één maand na vaststelling aan Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat stelt vóór 18 mei 2008 aan de hand van de geluidbelastingkaart, bedoeld in artikel 8.30a, een actieplan vast met betrekking tot de luchthaven. Indien er sprake is van een belangrijke ontwikkeling die van invloed is op de geluidhindersituatie, en daarnaast ten minste elke vijf jaar na de vaststelling wordt het actieplan opnieuw overwogen, en zo nodig aangepast.
2. Het actieplan bevat ten minste een beschrijving van:
a. het te voeren beleid om geluidbelasting Lden en geluidbelasting Lnight te beperken, en
b. de voorgenomen in de eerstvolgende vijf jaar te treffen maatregelen om overschrijding van in het luchthavenverkeerbesluit vastgestelde waarden van geluidbelasting Lden of geluidbelasting Lnight te voorkomen of ongedaan te maken en de te verwachten effecten van die maatregelen.
3. Een actieplan wordt voorbereid met overeenkomstige toepassing van de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure, met dien verstande dat in afwijking van artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht, eenieder zienswijzen naar voren kan brengen.
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de inhoud, vormgeving en inrichting van het actieplan.
5. Artikel 8.30c is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van actieplannen.
Aan het slot van artikel 17, tweede lid, onderdeel b, van de Spoorwegwet3 wordt toegevoegd: alsmede ten behoeve van het voldoen aan de verplichtingen die Onze Minister met betrekking tot de hoofdspoorwegen heeft ingevolge de artikelen 116, 118 en 122 van de Wet geluidhinder ter uitvoering van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189).
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Uitgegeven de vijftiende juli 2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 2002/2003, 2003/2004, 29 021.
Handelingen II 2003/2004, blz. 5281.
Kamerstukken I 2003/2004, 29 021 (A, B).
Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 28 juni 2004.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-338.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.