Wet van 20 december 2001 tot wijziging van een aantal wetten in verband met de vereenvoudiging en vernieuwing van het militaire pensioenstelsel (Aanpassingswet kaderwet militaire pensioenen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is een aantal wetten te wijzigen in verband met de vereenvoudiging en de vernieuwing van het militaire pensioenstelsel;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I. HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

ARTIKEL I

De Wet financiële voorzieningen privatisering ABP1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 28, vierde lid, onderdeel a, de zinsnede in dat onderdeel tot aan de aanduiding «2°», komt te luiden:

Onder werknemer wordt in deze paragraaf mede verstaan:

a. de in het eerste lid bedoelde werknemer wiens dienstverhouding of functievervulling als zodanig is geëindigd en die daaraan recht ontleent op:

1°. een pensioen ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen ter zake van wettelijke en bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid, alsmede arbeidsongeschiktheid met dienstverband, met uitzondering van dat gedeelte van het pensioen waarvan de hoogte wordt bepaald door invaliditeit met dienstverband;.

B. Artikel 84, eerste en tweede lid, komt te luiden:

  • 1. De gewezen militair, die als zodanig een pensioen ter zake van arbeidsongeschiktheid ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen ontvangt op basis van een pensioengrondslag die is vastgesteld over een periode die geheel is gelegen voor het jaar 1995, heeft recht op een toeslag ter grootte van een percentage van dat pensioen, welk percentage in kolom 2 van de bij deze wet behorende tabel II is opgenomen achter de daarbij in kolom 1 genoemde pensioengrenzen.

  • 2. Wanneer het invaliditeitspensioen met toepassing van de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen ter zake van samenloop met andere inkomsten een vermindering heeft ondergaan, wordt de toeslag berekend over het aldus verminderde pensioen.

ARTIKEL II

De Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen2 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b, komt te luiden:

b. militaire pensioenbepalingen: bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen;.

2. Onderdeel m komt te luiden:

m. pensioen ter zake van arbeidsongeschiktheid: een pensioen ter zake van arbeidsongeschiktheid ingevolge de militaire pensioenbepalingen, in voorkomende gevallen verhoogd met een ingevolge die bepalingen toegekende invaliditeitsverhoging;.

3. In onderdeel r wordt «in de zin van de amp-wet» vervangen door: in de zin van de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen.

B. In artikel 64, onderdeel C, wordt na «artikel E 6 van de Algemene militaire pensioenwet» toegevoegd: dan wel de militaire pensioenbepalingen inzake het recht op pensioen ter zake van arbeidsongeschiktheid.

C. Artikel 74 vervalt.

HOOFDSTUK II. HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ARTIKEL III

De Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria3 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1, onderdeel a, wordt na «pensioen ter zake van ziekte of gebreken, bedoeld in de Algemene militaire pensioenwet» toegevoegd: dan wel pensioen ter zake van ziekte of gebreken, bedoeld in de op artikel 2, vijfde lid, van de Kaderwet militaire pensioenen berustende bepalingen;.

B. In artikel 2, tweede lid, onderdeel b, wordt na «Algemene militaire pensioenwet» toegevoegd: zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaande aan de intrekking daarvan of door toepassing van de daarmee overeenkomende bepalingen op basis van de Kaderwet militaire pensioenen en de daarop berustende bepalingen met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidscriterium.

C. In artikel 9, achtste lid, eerste volzin, wordt in plaats van «Algemene militaire pensioenwet» gelezen: Algemene militaire pensioenwet, zoals deze op die dag luidde.

D. In artikel 9, achtste lid, tweede volzin, wordt in plaats van de woorden «ingevolge artikel F 7a van de Algemene militaire pensioenwet» gelezen: ingevolge artikel F 7a van de Algemene militaire pensioenwet, zoals dat artikel met betrekking tot de uitbetaling van dat pensioen luidde.

ARTIKEL IV

De Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten 4 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 76a wordt na de zinsnede «, artikel E 6, eerste lid, van de Algemene militaire pensioenwet» toegevoegd: zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaande aan de intrekking daarvan, op een pensioen ter zake van arbeidsongeschiktheid op grond van de Kaderwet militaire pensioenen en de daarop berustende bepalingen.

HOOFDSTUK III. HET MINISTERIE VAN JUSTITIE

ARTIKEL V

De Algemene wet bestuursrecht5 wordt als volgt gewijzigd:

In de bijlage wordt onderdeel G geschrapt.

ARTIKEL VI

De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding6 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1, vierde lid, onderdeel c, wordt «de Algemene militaire pensioenwet (Stb. 1988, 284) of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet» vervangen door: de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen.

HOOFDSTUK IV. HET MINISTERIE VAN DEFENSIE

ARTIKEL VII

De Uitkeringswet financiële compensatie langdurige militaire dienst7 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden:

a. militair: de reservist of dienstplichtige in de zin van de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen daarover vastgestelde bepalingen;.

B. Artikel 7 vervalt.

ARTIKEL VIII

De Uitkeringswet gewezen militairen8 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. onderdeel b, komt te luiden:

b. ontslag: ontslag, verleend aan een beroepsmilitair in de zin van de Kaderwet militaire pensioenen, dan wel aan een reservist in de zin van die wet, voorzover deze krachtens een vrijwillige verbintenis verplicht is tot doorlopende werkelijke dienst als militair;

2. Na onderdeel d worden, onder vervanging van de eindpunt van dat onderdeel door een puntkomma, twee nieuwe onderdelen toegevoegd, die komen te luiden:

e. deeltijdfactor: breuk, waarvan de noemer is gevormd door de laatstgenoten bezoldiging en de teller door die bezoldiging, voor zover deze is bepaald door inkomsten en baten, waarop de gewezen militair op de dag voorafgaande aan zijn ontslag daadwerkelijk aanspraak had;

f. gemiddelde deeltijdfactor: gemiddelde van de deeltijdfactoren per laatste 15 gelijkluidende jaarlijkse kalenderdata voorafgaande aan de datum van het leeftijdsontslag.

B. Artikel 3, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Het vierde lid is mede van toepassing voor tijd die de gewezen militair bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar zal kunnen aanwijzen en die voor de helft van de tijd die in actieve dienst enkelvoudig meetelt of zou meetellen, meetelt voor de berekening van pensioen.

C. Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Indien de militair gedurende de in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, bedoelde periode of een deel daarvan is bezoldigd op basis van deeltijdverlof, wordt het in artikel 3 bedoelde bedrag van de uitkering berekend, nadat dit is vermenigvuldigd met de gemiddelde deeltijdfactor.

D. Na artikel 5 wordt een nieuw artikel 5a ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 5a

Bij de toepassing van artikel 4 wordt voor de berekening van de in artikel 5 , eerste lid, bedoelde overschrijding de laatstelijk genoten bezoldiging vermenigvuldigd met de gemiddelde deeltijdfactor.

E. Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Het recht op de uitkering vervalt:

a. indien aan de gewezen militair een pensioen wordt toegekend ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen: met ingang van de dag waarop dat pensioen ingaat;

b. indien de gewezen militair anders dan na een oproeping als bedoeld in artikel 8, eerste lid, als militair of als geestelijke verzorger in de krijgsmacht terugkeert: met ingang van de dag van die terugkeer;

c. indien de gewezen militair overlijdt: met ingang van de eerste dag volgende op die waarop het overlijden heeft plaatsgevonden.

F. Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

Voor de betaling van de uitkering zijn de ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bepalingen voor betaling van pensioen van overeenkomstige toepassing.

G. Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

  • 1. In afwijking van de artikelen 7:10, eerste lid, en 7:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de beslistermijn voor een bezwaarschrift, zomede voor een beroepschrift, dertien weken na de ontvangst daarvan.

  • 2. In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroep de rechtbank te 's-Gravenhage bevoegd.

  • 3. Voor een herzienings- of herstelbeslissing zijn de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bepalingen voor een herzienings- of herstelbeslissing door Onze Minister van overeenkomstige toepassing.

H. Artikel 12 vervalt.

ARTIKEL IX

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen9 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, 1°, komt te luiden:

1°. aanspraken op een bijzondere invaliditeitsverhoging volgens de daarover bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen;.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een invaliditeitspensioen en een invaliditeitsverhoging waarop aanspraak bestaat volgens de daarover bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen wordt aangemerkt als te zijn verleend ter zake van arbeidsongeschiktheid in de zin van deze wet, tenzij de aanspraak op dat pensioen of die verhoging bestaat ter zake van ziekten of gebreken welke door duidelijk andere oorzaken zijn bepaald dan die welke bepalend zijn voor de mate van arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan recht op uitkering krachtens deze wet bestaat.

3. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het tweede lid is niet van toepassing indien het recht op pensioen of de verhoging wordt ontleend aan een periode van werkelijke dienst die is geëindigd met ingang van een op of na 1 januari 1998 gelegen datum, waarop de gebeurtenis heeft plaatsgevonden op grond waarvan de aanspraak op het invaliditeitspensioen, dan wel de invaliditeitsverhoging, is ontstaan.

ARTIKEL X

Ingetrokken worden:

a. de Wet pensioengeldigheid bezettingstijd reserve-officieren10;

b. de Wet pensioengeldigheid bezettingstijd capitulanten11.

HOOFDSTUK V. SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL XI

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 31 januari 2001 met dien verstande dat artikel II, onderdeel C, eerst in werking treedt met ingang van de datum waarop de aanspraken op militair pensioen bij arbeidsongeschiktheid zijn vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de Kaderwet militaire pensioenen.

ARTIKEL XII

Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassingswet kaderwet militaire pensioenen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 20 december 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Uitgegeven de veertiende februari 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 302, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 november 2001, Stb. 625.

XNoot
2

Stb. 1997, 768, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 november 2001, Stb. 628.

XNoot
3

Stb. 1996, 93, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 november 2001, Stb. 625.

XNoot
4

Stb. 1998, 290, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 december 2001, Stb. 692.

XNoot
5

Stb. 1998, 1, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 januari 2002, Stb. 55.

XNoot
6

Stb. 1994, 392, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb 2001, 12.

XNoot
7

Stb. 1992, 367, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.

XNoot
8

Stb. 1966, 451, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 794.

XNoot
9

Stb. 1972, 313, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 november 2001, Stb. 625.

XNoot
10

Stb. 1972, 367.

XNoot
11

Stb. 1955, 531.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal.

Kamerstukken II 2000/2001, 2001/2002, 27 875.

Handelingen II 2001/2002, blz. 2165.

Kamerstukken I 2001/2002, 27 875 (166).

Handelingen I 2001/2002, blz. 647–648.

Naar boven