Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 2001, 312 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 2001, 312 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het, ter voldoening aan richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG L 375), noodzakelijk is de normen van het stelsel van regulerende mineralenheffingen aan te scherpen, de heffingen te verhogen en voorts regels te stellen waarbij de omvang van de productie van dierlijke meststoffen op bedrijven afhankelijk wordt gesteld van de mogelijkheid om die meststoffen op landbouwgrond aan te wenden dan wel buiten de landbouw af te zetten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Meststoffenwet1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel o komt te luiden:
o. perceel: aaneengesloten, door wegen, waterwegen, sloten, houtopstanden, muren, wallen of anderszins topografisch begrensde oppervlakte grond;
b. In onderdeel r vervalt «in het betreffende kalenderjaar».
c. Onderdeel w komt te luiden:
w. tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein: in Nederland gelegen oppervlakte natuurterrein, daaronder niet begrepen de oppervlakte waarop zich de bedrijfsgebouwen bevinden, die tot het bedrijf in eigendom behoort, dan wel daartoe behoort ingevolge een zakelijk gebruiksrecht of een door de grondkamer geregistreerde, onderscheidenlijk goedgekeurde pachtovereenkomst als bedoeld in de artikelen 70f, eerste lid, onderscheidenlijk 12 of 70f, vijfde lid, van de Pachtwet;.
d. De onderdelen aa tot en met aj worden geletterd ad tot en met am.
e. Na onderdeel z worden de volgende onderdelen ingevoegd:
aa. zand- of lössgrond: perceel dat op bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde kaarten wordt aangeduid als zand- of lössgrond, welke aanduiding geschiedt als het perceel blijkens na 1950 genomen representatieve monsters van de grondlaag tot een diepte van ten hoogste 120 centimeter onder het maaiveld voor ten minste de helft bestaat uit zand of löss, alsmede perceel kleiner dan 12,5 hectare dat is omsloten door percelen die voldoen aan de voornoemde criteria;
ab. klei- of veengrond: grond, niet zijnde zand- of lössgrond;
ac. uitspoelingsgevoelige grond: zand- of lössgrond die op bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde kaarten wordt aangeduid als uitspoelingsgevoelige grond, welke aanduiding geschiedt als bij ten minste twee derde deel van het perceel sprake is van een gemiddeld hoogste grondwaterstand van ten minste 40 centimeter onder het maaiveld en een gemiddeld laagste grondwaterstand van meer dan 120 centimeter onder het maaiveld;.
f. Onder vervanging van het leesteken punt na onderdeel am (nieuw) door een puntkomma worden de volgende onderdelen toegevoegd:
an. mestafzetovereenkomst:
1°. overeenkomst als bedoeld in de artikelen 58ac, onderdelen a, onder 3°, en b, 58ad, onderdelen a, onder 3°, en b, 58ah, onderdelen a, onder 3°, en b, en 58ai, onderdelen a, onder 3°, en b,
2°. overeenkomst als bedoeld in de artikelen 58ae, eerste lid, onderdelen a en b, 58ah, onderdeel a, onder 4°, en 58ai, onderdeel a, onder 4°, dan wel
3°. overeenkomst als bedoeld in artikel 58aka, tweede lid;
ao. erkende tussenpersoon: tussenpersoon als bedoeld in de artikelen 58ac, onderdeel a, onder 3°, 58ad, onderdeel a, onder 3°, 58ah, onderdeel a, onder 3°, en 58ai, onderdeel a, onder 3°;
ap. erkende mestverwerker: mestverwerker als bedoeld in artikel 58ae, eerste lid, onderdeel a;
aq. erkende exporteur: exporteur als bedoeld in artikel 58ae, eerste lid, onderdeel b;
ar. erkende producent: producent als bedoeld in artikel 58ae, eerste lid, onderdeel c.
2. Het tweede, derde, vierde en vijfde lid worden vervangen door de volgende leden:
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder bedrijf mede verstaan: een op het Nederlands grondgebied gelegen deel van een in het buitenland gevestigd bedrijf, waarop dierlijke meststoffen worden geproduceerd of waarop dierlijke meststoffen, overige organische meststoffen of andere meststoffen worden aangevoerd.
3. In de hoofdstukken III, IV en V, titel 3, en de daarop berustende bepalingen, alsmede in de op de artikelen 59, eerste lid, en 61 berustende bepalingen voor zover deze betrekking hebben op onderwerpen geregeld in of krachtens de hoofdstukken III, IV en V, titel 3, wordt onder tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond mede verstaan: in Nederland gelegen oppervlakte landbouwgrond, daaronder niet begrepen de oppervlakte waarop zich de bedrijfsgebouwen en daarbij behorende voorzieningen bevinden, die tot het bedrijf behoort op grond van een door de grondkamer geregistreerde, onderscheidenlijk goedgekeurde pachtovereenkomst, als bedoeld in de artikelen 70f, eerste lid, onderscheidenlijk 12, derde lid, of 70f, vijfde lid, van de Pachtwet, en die in het kader van een normale bedrijfsvoering bij dat bedrijf in gebruik is.
4. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen q en w, en het derde lid wordt grond ten aanzien waarvan een in die bepalingen bedoelde pachtovereenkomst is gesloten niet eerder tot het bedrijf gerekend dan met ingang van de datum waarop de grondkamer de desbetreffende overeenkomst heeft goedgekeurd, onderscheidenlijk geregistreerd.
5. In hoofdstuk IV en de daarop berustende bepalingen wordt in zoverre in afwijking van het eerste lid, onderdeel d, onder meststoffen verstaan: dierlijke meststoffen, overige organische meststoffen en andere meststoffen.
Na artikel 1 wordt het volgende artikel ingevoegd:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld waaraan landbouwgrond moet voldoen om te worden aangemerkt als tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder voor de toepassing van de hoofdstukken III, IV en V, titel 3, en de daarop berustende bepalingen:
a. in afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel q, en derde lid, ook in de grensgebieden gelegen landbouwgrond buiten Nederland of landbouwgrond die anders dan op grond van één van de in dat artikel genoemde titels in gebruik is, tot de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond wordt gerekend;
b. ook natuurterrein dat anders dan op grond van één van de in artikel 1, eerste lid, onderdeel w, genoemde titels in gebruik is, tot de tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein wordt gerekend.
Artikel 7 wordt vervangen door de volgende artikelen:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent:
a. het opmaken, bewaren, overleggen en afdragen van gegevens door houders van dieren, daaronder begrepen personen, rechtspersonen of samenwerkingsverbanden van personen of rechtspersonen die de dieren tijdelijk in het kader van een onderneming, niet zijnde een bedrijf onder zich hebben, door andere producenten van meststoffen en door handelaren in en transporteurs en gebruikers van meststoffen met betrekking tot:
1°. het bedrijf of de onderneming, zoals de tenaamstelling of handelsnaam, de rechtsvorm, in voorkomend geval de aard en samenstelling van het samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat het bedrijf of de onderneming voert, de inschrijving in het handelsregister en de bij het bedrijf of de onderneming werkzame personen en hun bevoegdheden,
2°. de geproduceerde, in voorraad gehouden, ontvangen, verhandelde en gebruikte hoeveelheden meststoffen,
3°. de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond en natuurterrein, zulks met inbegrip van de topografische ligging van de individuele percelen landbouwgrond en natuurterrein alsmede van de ligging en oppervlakte van de onderscheiden teelten op de percelen landbouwgrond, en
4°. de aantallen gehouden dieren van de onderscheiden diersoorten, onderverdeeld in categorieën per soort, die zijn opgenomen in bijlage A bij deze wet;
b. de berekening van de hoeveelheden meststoffen, oppervlakte landbouwgrond en natuurterrein en aantallen dieren.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder op verzoek van betrokkenen de gegevens, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk kunnen worden doorgehaald, al dan niet onder gelijktijdige vervanging van deze gegevens door andere gegevens.
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat door iedere persoon of rechtspersoon die en ieder samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat op een bedrijf meststoffen aanvoert of dierlijke meststoffen produceert, gegevens worden verstrekt met betrekking tot de identificatie van:
a. de percelen van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond en de onderscheiden teelten die daarop plaatsvinden;
b. de percelen van de tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein en de daarbinnen naar de aard van het terrein of het gebruik daarvan te onderscheiden aaneengesloten oppervlakten;
c. de overige percelen die de desbetreffende persoon of rechtspersoon of het desbetreffende samenwerkingsverband in gebruik heeft en de daarbinnen naar de aard van het terrein of het gebruik daarvan te onderscheiden aaneengesloten oppervlakten.
2. De in het eerste lid bedoelde gegevens kunnen mede betrekking hebben op grond die nog bij het bedrijf in gebruik moet worden genomen en op nog aan te vangen teelten en vormen van gebruik.
3. De in het eerste lid bedoelde gegevens kunnen in ieder geval betreffen:
a. de oppervlakte van de percelen grasland, braakland en bouwland, onderscheiden naar de aard van de teelt, de oppervlakte van de percelen natuurterrein en de oppervlakte van de percelen overige grond;
b. de topografische ligging en kadastrale aanduiding van de percelen;
c. de topografische ligging van de aaneengesloten oppervlakten van de onderscheiden teelten op de percelen landbouwgrond;
d. de topografische ligging van de naar de aard van het terrein of het gebruik daarvan te onderscheiden aaneengesloten oppervlakten binnen de percelen van de tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein en binnen de percelen overige grond;
e. een vermelding van de titels, bedoeld in de artikelen 1, eerste lid, onderdelen q en w, en derde lid, alsmede 1a, tweede lid, op grond waarvan de percelen of gedeelten daarvan bij het bedrijf in gebruik zijn.
4. De verstrekking van de gegevens geschiedt binnen een bij ministeriële regeling bepaalde termijn bij het in die regeling genoemde orgaan, met gebruikmaking van het daartoe door dat orgaan ter beschikking gestelde formulier, dat overeenkomstig de op het formulier aangegeven wijze volledig en, althans wat de op dat moment bekende gegevens betreft, naar waarheid is ingevuld en door de persoon of rechtspersoon of deelgenoten van het samenwerkingsverband is ondertekend.
In artikel 14, eerste lid, wordt «rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat» vervangen door: rechtspersoon die en ieder samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat.
Artikel 16 komt te luiden:
De belastbare hoeveelheid meststoffen wordt bepaald door achtereenvolgens:
a. bij elkaar op te tellen:
1°. de hoeveelheid aangevoerde meststoffen,
2°. de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen en,
3°. indien het de belastbare hoeveelheid meststoffen uitgedrukt in kilogrammen stikstof betreft, de stikstofbinding door het gewas, en
b. de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid te verminderen met:
1°. de hoeveelheid afgevoerde dierlijke meststoffen,
2°. de opname van meststoffen door het gewas, en
3°. het toelaatbare verlies van meststoffen.
In artikel 17, eerste, tweede en derde lid, wordt «betreffende kalenderjaar» telkens vervangen door: desbetreffende kalenderjaar.
Na artikel 17 wordt het volgende artikel ingevoegd:
De stikstofbinding door het gewas, bedoeld in artikel 16, onderdeel a, onder 3°, is per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 30 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met stamslabonen;
– 50 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met erwten, pronkbonen of slabonen;
– 120 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met veldbonen of tuinbonen;
– 160 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met luzerne.
In artikel 18 wordt «onderdeel b» vervangen door «onderdeel b, onder 2°» en wordt «per kalenderjaar per hectare van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar» vervangen door: per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar.
Artikel 19 komt te luiden:
1. Het toelaatbare verlies van meststoffen, bedoeld in artikel 16, onderdeel b, onder 3°, in 2002 is:
a. per hectare van de gemiddeld in 2002 tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond 25 kilogram fosfaat voor grasland en 30 kilogram fosfaat voor bouwland en braakland, onderscheidenlijk:
– 220 kilogram stikstof voor niet op uitspoelingsgevoelige grond gelegen grasland,
– 190 kilogram stikstof voor op uitspoelingsgevoelige grond gelegen grasland,
– 150 kilogram stikstof voor op klei- of veengrond gelegen bouwland en braakland,
– 100 kilogram stikstof voor op uitspoelingsgevoelige grond gelegen bouwland en braakland en
– 110 kilogram stikstof voor het overige bouwland en braakland;
b. per hectare van de gemiddeld in 2002 tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein 10 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk 50 kilogram stikstof.
2. Het toelaatbare verlies van meststoffen, bedoeld in artikel 16, onderdeel b, onder 3°, in 2003 en in de daarop volgende jaren is:
a. per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond 20 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk:
– 180 kilogram stikstof voor niet op uitspoelingsgevoelige grond gelegen grasland,
– 140 kilogram stikstof voor op uitspoelingsgevoelige grond gelegen grasland,
– 100 kilogram stikstof voor niet op uitspoelingsgevoelige grond gelegen bouwland en braakland en
– 60 kilogram stikstof voor op uitspoelingsgevoelige grond gelegen bouwland en braakland;
b. per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein 10 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk 50 kilogram stikstof.
Artikel 20 komt te luiden:
1. Het tarief van de heffing bedraagt € 9,– per kilogram fosfaat en € 2,30 per kilogram stikstof.
2. In 2002 bedraagt het tarief van de heffing voor een hoeveelheid stikstof overeenkomend met ten hoogste 40 kilogram per hectare van de gemiddeld in 2002 tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond € 1,15 per kilogram stikstof.
Artikel 24 komt te luiden:
De belastbare hoeveelheid mineralen wordt bepaald door achtereenvolgens:
a. bij elkaar op te tellen:
1°. de hoeveelheid aangevoerde mineralen en
2°. indien het de belastbare hoeveelheid mineralen uitgedrukt in kilogrammen stikstof betreft, de stikstofbinding door het gewas, en
b. de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid te verminderen met:
1°. de hoeveelheid afgevoerde mineralen en
2°. het toelaatbare mineralenverlies.
In artikel 25, eerste en tweede lid, wordt «betreffende kalenderjaar» telkens vervangen door: desbetreffende kalenderjaar.
Na artikel 25 wordt het volgende artikel ingevoegd:
De stikstofbinding door het gewas, bedoeld in artikel 24, onderdeel a, onder 2°, is per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 30 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met stamslabonen;
– 50 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met erwten, pronkbonen of slabonen;
– 120 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met veldbonen of tuinbonen;
– 160 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met luzerne.
Artikel 26 komt te luiden:
1. Het toelaatbare mineralenverlies, bedoeld in artikel 24, onderdeel b, onder 2°, in 2002 is:
a. per hectare van de gemiddeld in 2002 tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond 25 kilogram fosfaat voor grasland en 30 kilogram fosfaat voor bouwland en braakland, onderscheidenlijk:
– 220 kilogram stikstof voor niet op uitspoelingsgevoelige grond gelegen grasland,
– 190 kilogram stikstof voor op uitspoelingsgevoelige grond gelegen grasland,
– 150 kilogram stikstof voor op klei- of veengrond gelegen bouwland en braakland,
– 100 kilogram stikstof voor op uitspoelingsgevoelige grond gelegen bouwland en braakland en
– 110 kilogram stikstof voor het overige bouwland en braakland;
b. per hectare van de gemiddeld in 2002 tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein 10 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk 50 kilogram stikstof.
2. Het toelaatbare mineralenverlies, bedoeld in artikel 24, onderdeel b, onder 2°, in 2003 en in de daarop volgende jaren is:
a. per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond 20 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk:
– 180 kilogram stikstof voor niet op uitspoelingsgevoelige grond gelegen grasland,
– 140 kilogram stikstof voor op uitspoelingsgevoelige grond gelegen grasland,
– 100 kilogram stikstof voor niet op uitspoelingsgevoelige grond gelegen bouwland en braakland en
– 60 kilogram stikstof voor op uitspoelingsgevoelige grond gelegen bouwland en braakland;
b. per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein 10 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk 50 kilogram stikstof.
Artikel 27 komt te luiden:
1. Het tarief van de heffing bedraagt € 9,– per kilogram fosfaat en € 2,30 per kilogram stikstof.
2. In 2002 bedraagt het tarief van de heffing voor een hoeveelheid stikstof overeenkomend met ten hoogste 40 kilogram per hectare van de gemiddeld in 2002 tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond € 1,15 per kilogram stikstof.
In artikel 29, eerste lid, wordt «rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat» vervangen door: rechtspersoon die en ieder samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat.
Artikel 33 komt te luiden:
In artikel 45 wordt «artikelen 16, 24, 31, 47, 48 en 49» vervangen door: artikelen 16, onderdeel b, 24, onderdeel b, 31, 47, 48 en 49.
Artikel 46 komt te luiden:
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor de bepaling van het toelaatbare verlies van meststoffen, bedoeld in artikel 16, onderdeel b, onder 3°, en voor de bepaling van het toelaatbare mineralenverlies, bedoeld in artikel 24, onderdeel b, onder 2°, hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof per hectare van de gemiddeld in het jaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond of natuurterrein worden vastgesteld die afwijken van de in de artikelen 19 en 26 genoemde hoeveelheden. De afwijking bedraagt ten hoogste 35%.
2. De in het eerste lid bedoelde afwijkende hoeveelheden kunnen verschillend worden vastgesteld al naar gelang sprake is van grond met een hoog of laag fosfaat- of stikstofgehalte, zand- of lössgrond, klei- of veengrond, uitspoelingsgevoelige grond, niet-uitspoelingsgevoelige grond of andere bij de maatregel op basis van de grondsoort of grondwaterstand aangeduide gronden.
Artikel 50 komt te luiden:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder in plaats van de in de artikelen 19 en 26 neergelegde hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, kleinere hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof gelden, die zijn voorzien in krachtens artikel 1.2 van de Wet milieubeheer gestelde regels.
In artikel 51, tweede lid, wordt «artikelen 18, 19, 20, derde en vierde lid, 26, 27, derde en vierde lid, en 46» vervangen door: artikelen 17a, 18, 19, 25a, 26 en 46.
In artikel 52 wordt «alsmede met betrekking tot de vaststelling van de opname van meststoffen door het gewas, bedoeld in artikel 18, en de vaststelling van de toelaatbare verliezen, bedoeld in de artikelen 19 en 26» vervangen door: alsmede met betrekking tot de vaststelling van de stikstofbinding door het gewas, bedoeld in de artikelen 17a en 25a, de vaststelling van de opname van meststoffen door het gewas, bedoeld in artikel 18 en de vaststelling van de toelaatbare verliezen, bedoeld in de artikelen 19 en 26.
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen a en i vervallen.
2. In onderdeel b wordt «artikelen 16, 24, en 31» vervangen door: artikelen 16, onderdeel b, 24, onderdeel b, en 31.
In artikel 55, elfde lid, wordt «dit hoofdstuk» vervangen door «deze titel» en wordt «parelhoenders» vervangen door: parelhoender.
In artikel 58h, derde lid, wordt «de som van grondgebonden mestproductierecht en niet-gebonden mestproductierecht» vervangen door: de som van het grondgebonden mestproductierecht en het niet-gebonden mestproductierecht.
Aan hoofdstuk V wordt de volgende titel toegevoegd:
Voor de toepassing van deze titel:
a. wordt de hoeveelheid dierlijke meststoffen uitgedrukt in kilogrammen stikstof;
b. worden de dierlijke meststoffen afkomstig van de diersoort schaap niet in aanmerking genomen.
Het is verboden op een bedrijf in een kalenderjaar een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen te produceren dan de mestplaatsingsruimte van dat bedrijf in dat jaar.
De hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 58aa, wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde aantal in het desbetreffende kalenderjaar gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren van de onderscheiden diercategorieën en op basis van de forfaitaire productienormen voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per dier per jaar, die voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage E bij deze wet.
De mestplaatsingsruimte, bedoeld in artikel 58aa, in 2002 wordt bepaald door achtereenvolgens:
a. bij elkaar op te tellen:
1°. per hectare van de gemiddeld in 2002 tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 300 kilogram stikstof voor grasland,
– 210 kilogram stikstof voor bouwland waarop maïs wordt geteeld en
– 170 kilogram stikstof voor het overige bouwland en voor braakland;
2°. 80 kilogram stikstof per hectare van de gemiddeld in 2002 tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein;
3°. de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in 2002 op grond van een mestafzetovereenkomst naar een ander bedrijf of naar een door Onze Minister erkende tussenpersoon kan worden afgevoerd;
b. de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid stikstof te verminderen met de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor in 2002 op grond van een mestafzetovereenkomst een verplichting tot aanvoer op het bedrijf geldt.
De mestplaatsingsruimte, bedoeld in artikel 58aa, in 2003 en in de daarop volgende jaren wordt bepaald door achtereenvolgens:
a. bij elkaar op te tellen:
1°. per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 250 kilogram stikstof voor grasland en
– 170 kilogram stikstof voor bouwland en braakland;
2°. 80 kilogram stikstof per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein;
3°. de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in het desbetreffende jaar op grond van een mestafzetovereenkomst naar een ander bedrijf of naar een door Onze Minister erkende tussenpersoon kan worden afgevoerd;
b. de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid stikstof te verminderen met de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor in het desbetreffende jaar op grond van een mestafzetovereenkomst een verplichting tot aanvoer op het bedrijf geldt.
1. Het in artikel 58aa gestelde verbod geldt niet voor die hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvan de producent kan aantonen dat deze:
a. op grond van een mestafzetovereenkomst is afgevoerd naar een door Onze Minister erkende mestverwerker;
b. in de vorm van onbewerkte, ingedikte of gedroogde pluimveemest op grond van een mestafzetovereenkomst is afgevoerd naar een door Onze Minister erkende exporteur; of
c. door de producent, die daartoe door Onze Minister is erkend, op zijn bedrijf,
1°. onomkeerbaar is verwerkt tot producten die niet als dierlijke meststoffen of overige organische meststoffen kunnen worden aangemerkt of tot samengestelde meststoffen die fosfor en stikstof dan wel ten minste één van deze elementen en kalium bevatten en voldoen aan de eisen gesteld in richtlijn nr. 76/116/EEG van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake meststoffen (PbEG 1976, L 24),
2°. is be- of verwerkt tot dierlijke meststoffen met een droge-stofgehalte van ten minste 86% en vervolgens rechtstreeks of door tussenkomst van een derde buiten Nederland is afgezet, of
3°. anderszins is be- of verwerkt en vervolgens rechtstreeks buiten Nederland is afgezet of is afgevoerd naar een erkende exporteur.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor de toepassing van het eerste lid ten aanzien van door de producent op zijn bedrijf geproduceerde dierlijke meststoffen. Deze betreffen in ieder geval:
a. de termijn waarbinnen de meststoffen worden afgevoerd naar de erkende mestverwerker of erkende exporteur, danwel door de producent na be- of verwerking rechtstreeks of door tussenkomst van een derde worden afgezet buiten Nederland, en de wijze waarop deze afvoer of afzet wordt aangetoond;
b. de be- of verwerking van de meststoffen door de producent, met inbegrip van de bedrijfsmiddelen met behulp waarvan en de termijn waarbinnen dit geschiedt, en de wijze waarop de be- of verwerking wordt aangetoond.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorwaarden gesteld voor de erkenning door Onze Minister van een producent, een mestverwerker of een exporteur. Deze betreffen in ieder geval:
a. de voorgenomen be- of verwerking en afzet;
b. de bedrijfsmiddelen;
c. de mate waarin wordt gewaarborgd dat de op grond van een mestafzetovereenkomst op het bedrijf of de onderneming van de mestverwerker aangevoerde dierlijke meststoffen op overeenkomstige wijze worden be- of verwerkt en vervolgens worden afgezet of afgevoerd als in het eerste lid, onderdeel c, is bepaald;
d. de mate waarin wordt gewaarborgd dat de dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste lid, die zijn be- of verwerkt overeenkomstig onderdeel c van dat artikellid, onderscheidenlijk in onderdeel c, tijdig door de producent, onderscheidenlijk de mestverwerker worden be- of verwerkt, en, dat deze meststoffen, voor zover deze niet onomkeerbaar zijn verwerkt tot producten die niet als dierlijke meststoffen of overige organische meststoffen kunnen worden aangemerkt of tot samengestelde meststoffen die fosfor en stikstof dan wel ten minsteéén van deze elementen en kalium bevatten en voldoen aan de eisen gesteld in richtlijn nr. 76/116/EEG van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake meststoffen (PbEG 1976, L 24), tijdig buiten Nederland worden afgezet;
e. de zekerheid dat de exporteur de op zijn bedrijf aangevoerde dierlijke meststoffen tijdig en rechtstreeks buiten Nederland afzet;
f. de zekerheid dat, ingeval de mestverwerker of exporteur na erkenning zijn verplichtingen jegens de producent van de dierlijke meststoffen niet kan nakomen, diens verplichtingen door een andere erkende mestverwerker, onderscheidenlijk exporteur, worden nagekomen of schadevergoeding wordt geboden.
4. Bij of krachtens de maatregel worden aan de erkenning door Onze Minister van een producent, van een mestverwerker en van een exporteur voorwaarden en beperkingen verbonden. Deze betreffen in ieder geval:
a. voortdurende voldoening aan de voorwaarden, bedoeld in het derde lid;
b. be- of verwerking van de dierlijke meststoffen door de producent of mestverwerker overeenkomstig de wijze en binnen de termijn, voorgeschreven bij of krachtens de maatregel, en de wijze waarop deze be- of verwerking wordt aangetoond;
c. afzet van de meststoffen die niet onomkeerbaar zijn verwerkt tot producten die niet als dierlijke meststoffen of overige organische meststoffen kunnen worden aangemerkt buiten Nederland, de termijn waarbinnen dit geschiedt en de wijze waarop dit wordt aangetoond;
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de maximum hoeveelheid dierlijke meststoffen tot de afname waarvan de mestverwerker of exporteur zich bij mestafzetovereenkomst kan verplichten.
6. Door Onze Minister kunnen aan een erkenning verdere beperkingen en voorschriften worden verbonden.
1. Het is verboden op een bedrijf op enig moment dierlijke meststoffen te produceren in een omvang die op jaarbasis groter is dan de mestplaatsingsruimte van dat bedrijf op het desbetreffende moment, vermeerderd met 15%.
2. Indien ten minste 50% van de op enig moment op een bedrijf geproduceerde dierlijke meststoffen afkomstig is van dieren van een diercategorie die in bijlage E bij deze wet wordt aangeduid met nummer 200, 201, 202, 210, 300, 301, 310, 311, 312, 800, 801, of 951 geldt in afwijking van het in het eerste lid genoemde percentage een percentage van 30.
3. Voor de toepassing van het eerste lid worden niet in aanmerking genomen de op het desbetreffende moment op het bedrijf geproduceerde dierlijke meststoffen afkomstig van dieren van een diercategorie die in bijlage E bij deze wet wordt aangeduid met nummer 600, 601, 700, 701, 702, 750, 751, 752, 900, 901, 902 of 903.
De omvang van de productie van dierlijke meststoffen op jaarbasis, bedoeld in artikel 58af, wordt vastgesteld op basis van het aantal op het desbetreffende moment gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren van de onderscheiden diercategorieën en op basis van de forfaitaire productienormen voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per dier per jaar, die voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage E bij deze wet.
De mestplaatsingsruimte, bedoeld in artikel 58af, op enig moment in 2002 wordt bepaald door achtereenvolgens:
a. bij elkaar op te tellen:
1°. per hectare van de op dat moment tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 300 kilogram stikstof voor grasland,
– 210 kilogram stikstof voor bouwland waarop maïs wordt geteeld en
– 170 kilogram stikstof voor het overige bouwland en braakland;
2°. 80 kilogram stikstof per hectare van de op dat moment tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein;
3°. de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in 2002 op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst naar een ander bedrijf of naar een door Onze Minister erkende tussenpersoon kan worden afgevoerd;
4°. de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in 2002 op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst naar een erkende exporteur of erkende mestbe- ofverwerker kan worden afgevoerd;
5°. de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor de erkende producent voor het desbetreffende kalenderjaar is erkend;
b. de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid stikstof te verminderen met de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor in 2002 op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst een verplichting tot aanvoer op het bedrijf geldt.
De mestplaatsingsruimte, bedoeld in artikel 58af, op enig moment in 2003 of de daarop volgende jaren wordt bepaald door achtereenvolgens:
a. bij elkaar op te tellen:
1°. per hectare van de op dat moment tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 250 kilogram stikstof voor grasland en
– 170 kilogram stikstof voor bouwland en braakland;
2°. 80 kilogram stikstof per hectare van de op dat moment tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein;
3°. de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in het desbetreffende jaar op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst naar een ander bedrijf of naar een door Onze Minister erkende tussenpersoon kan worden afgevoerd;
4°. de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in het desbetreffende jaar op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst naar een erkende exporteur of erkende mestbe- of -verwerker kan worden afgevoerd;
5°. de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor de erkende producent voor het desbetreffende kalenderjaar is erkend;
b. de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid stikstof te verminderen met de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor in het desbetreffende jaar op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst een verplichting tot aanvoer op het bedrijf geldt.
1. Het is verboden zich bij mestafzetovereenkomst te verplichten om in een kalenderjaar, of gedeelte daarvan, een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen op een bedrijf aan te voeren dan de mestaanvoerruimte van dat bedrijf.
2. De mestaanvoerruimte, bedoeld in het eerste lid, is de mestaanvoerruimte van het bedrijf op het tijdstip met ingang waarvan in het desbetreffende jaar op grond van de mestafzetovereenkomst de aanvoer van meststoffen kan plaatsvinden. Bij gebreke van een in de mestafzetovereenkomst overeengekomen tijdstip geldt als zodanig 1 januari van het desbetreffende jaar.
3. De mestaanvoerruimte van een bedrijf op het in het tweede lid bedoelde tijdstip wordt bepaald overeenkomstig artikel 58ah, indien het tijdstip in 2002 is gelegen, en overeenkomstig artikel 58ai, indien het tijdstip in 2003 of de daarop volgende jaren is gelegen, met dien verstande dat:
a. de hoeveelheid stikstof berekend overeenkomstig artikel 58ah, onderdeel a, onder 1° en 2°, onderscheidenlijk 58ai, onderdeel a, onder 1° en 2°, achtereenvolgens wordt vermenigvuldigd met het op dat tijdstip resterende aantal maanden van het desbetreffende jaar en wordt gedeeld door twaalf, en
b. de hoeveelheid stikstof, bedoeld in artikel 58ah, onderdeel b, onderscheidenlijk 58ai, onderdeel b, uitsluitend in mindering wordt gebracht voor zover deze hoeveelheid groter is dan het verschil tussen enerzijds de hoeveelheid stikstof berekend overeenkomstig artikel 58ah, onderdeel a, onder 1° en 2°, onderscheidenlijk 58ai, onderdeel a, onder 1° en 2°, en anderzijds de hoeveelheid stikstof berekend overeenkomstig onderdeel a.
1. Het is verboden in een kalenderjaar, na het tijdstip met ingang waarvan op grond van een mestafzetovereenkomst een verplichting tot het aanvoeren van dierlijke meststoffen op een bedrijf geldt, de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond of natuurterrein te verkleinen, of de teelt van de landbouwgrond te wijzigen.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien na de verkleining van de oppervlakte of wijziging van de teelt, een mestaanvoerruimte resteert die ten minste zo groot is als de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor op grond van de mestafzetovereenkomst een verplichting tot aanvoer op het bedrijf geldt.
3. De mestaanvoerruimte, bedoeld in het tweede lid, wordt berekend overeenkomstig artikel 58aj, derde lid, op basis van de na de verkleining van de oppervlakte of wijziging van de teelt aanwezige oppervlakte en teelt.
1. Het is de erkende tussenpersoon verboden zich bij mestafzetovereenkomst te verplichten in een kalenderjaar een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen aan te voeren dan de bij de verlening van de erkenning vastgestelde hoeveelheid.
2. De bij verlening van de erkenning vastgestelde hoeveelheid dierlijke meststoffen is ten hoogste de hoeveelheid die de tussenpersoon in het desbetreffende jaar op grond van vóór indiening van de aanvraag om erkenning gesloten mestafzetovereenkomsten naar een bedrijf, een erkende mestverwerker of een erkende exporteur kan afvoeren.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere voorwaarden gesteld voor de erkenning door Onze Minister van een tussenpersoon en worden nadere voorwaarden en beperkingen aan de erkenning verbonden. Deze betreffen in ieder geval:
a. de verplichting om de in een mestafzetovereenkomst met een erkende mestverwerker of erkende exporteur overeengekomen hoeveelheid dierlijke meststoffen daadwerkelijk naar deze mestverwerker of exporteur af te voeren binnen de bij of krachtens de maatregel bepaalde termijn en om zulks aannemelijk te maken op de bij of krachtens de maatregel bepaalde wijze;
b. de zekerheid dat, ingeval de tussenpersoon na verlening van de erkenning zijn verplichtingen jegens de producent van de dierlijke meststoffen niet kan nakomen, diens verplichtingen door een andere erkende tussenpersoon of door een erkende mestverwerker of erkende exporteur worden nagekomen, dan wel schadevergoeding wordt geboden. De zekerheid kan door de tussenpersoon worden geboden door aansluiting bij een waarborgfonds dat voldoet aan bij of krachtens de maatregel te stellen eisen, dan wel op een andere, bij of krachtens de maatregel geregelde, gelijkwaardige wijze.
4. Door Onze Minister kunnen aan een erkenning verdere beperkingen en voorschriften worden verbonden.
Het is de erkende exporteur of erkende mestverwerker verboden zich bij mestafzetovereenkomst te verplichten in een kalenderjaar een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen aan te voeren dan de in artikel 58ae, vijfde lid, bedoelde hoeveelheid.
Voor de toepassing van de artikelen 58ac, onderdeel a, onder 1° en 2°, 58ad, onderdeel a, onder 1° en 2°, 58ah, onderdeel a, onder 1° en 2°, en 58ai, onderdeel a, onder 1° en 2°, en voor de toepassing van deze bepalingen in samenhang met de artikelen 58aj, derde lid, en 58ak, derde lid, worden de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, onderscheiden naar grasland, bouwland beteeld met maïs, ander bouwland en braakland, en de tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein uitsluitend in aanmerking genomen voor zover de landbouwgrond of het natuurterrein overeenkomstig bij ministeriële regeling gestelde regels bij het in die regeling genoemde orgaan is aangemeld en deze melding daadwerkelijk door dat orgaan is ontvangen.
1. Voor de toepassing van de artikelen 58ac, onderdeel a, onder 3°, 58ad, onderdeel a, onder 3°, 58ae en 58aka, tweede lid, wordt de hoeveelheid dierlijke meststoffen die op grond van een mestafzetovereenkomst naar een ander bedrijf, een erkende tussenpersoon, een erkende mestverwerker of een erkende exporteur kan worden afgevoerd uitsluitend in aanmerking genomen indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. de overeenkomst is vóór 1 oktober van het desbetreffende jaar gesloten en schriftelijk vastgelegd;
b. de overeenkomst, zoals deze schriftelijk is vastgelegd, is aan het Bureau Heffingen verzonden en blijkens de registratie van dat bureau uiterlijk op 1 oktober van het desbetreffende jaar door het bureau ontvangen;
c. de wederpartij bij de overeenkomst heeft in het desbetreffende jaar de in de artikelen 58aj, eerste lid, 58ak, eerste lid, 58 aka, eerste lid, en 58al gestelde verboden niet overtreden;
d. de overeenkomst bevat de verplichting voor de wederpartij om in het desbetreffende kalenderjaar de in de overeenkomst genoemde hoeveelheid dierlijke meststoffen, al dan niet door tussenkomst van een onderneming als bedoeld in artikel 29 van de wet, op het in de overeenkomst genoemde bedrijf of onderneming aan te voeren, voorzover deze hoeveelheid daadwerkelijk worden geleverd;
e. de overeenkomst voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde regels.
2. Het eerste lid, onderdeel c in samenhang met de aanhef, geldt uitsluitend voor de mestafzetovereenkomsten die in het desbetreffende jaar verplichten tot de afname van een hoeveelheid stikstof die, gegeven de eerder door het Bureau Heffingen met betrekking tot dat jaar ontvangen mestafzetovereenkomsten, de in artikel 58aj, onderscheidenlijk artikel 58ak, tweede en derde lid, bedoelde mestaanvoerruimte, of de in artikel 58aka, eerste lid, onderscheidenlijk de in artikel 58al bedoelde hoeveelheid overschrijdt. Ingeval verschillende overeenkomsten op dezelfde dag door het Bureau Heffingen zijn ontvangen en de totale hoeveelheid stikstof tot afname waarvan deze overeenkomsten tezamen verplichten de bedoelde mestaanvoerruimte, onderscheidenlijk hoeveelheid overschrijdt, geldt het eerste lid, aanhef en onderdeel c, met betrekking tot elk van deze overeenkomsten.
3. Het eerste lid, onderdeel c in samenhang met de aanhef, geldt niet ingeval de wederpartij die het in artikel 58aj, eerste lid, of 58ak, eerste lid, gestelde verbod heeft overtreden in het desbetreffende jaar de mestaanvoerruimte zodanig heeft vergroot dat deze ten minste de in artikel 58aj, tweede en derde lid, onderscheidenlijk artikel 58ak, tweede en derde lid, bedoelde omvang heeft.
4. Indien de producent van de dierlijke meststoffen of de erkende tussenpersoon eerst na 1 augustus van het desbetreffende jaar kennis neemt van het feit dat zijn wederpartij bij de overeenkomst het in artikel 58aj, eerste lid, 58ak, eerste lid, 58aka, eerste lid, of 58al gestelde verbod heeft overtreden, en de producent, onderscheidenlijk tussenpersoon daar redelijkerwijs niet eerder bekend mee had kunnen zijn, kan de producent, onderscheidenlijk tussenpersoon in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, voor de hoeveelheid stikstof waarop de ingevolge het eerste lid, aanhef en onderdeel c, niet in aanmerking genomen overeenkomst betrekking had nog tot en met 31 december van dat jaar mestafzetovereenkomsten sluiten. In zoverre in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, is het afschrift van de in de eerste volzin bedoelde overeenkomst blijkens de registratie van het Bureau Heffingen uiterlijk op 2 januari van het volgende jaar door het bureau ontvangen.
5. Het Bureau Heffingen verzendt binnen 13 weken na het tijdstip, bedoeld in artikel 58aj, tweede lid, aan elk van de partijen bij de mestafzetovereenkomst een overzicht van de gegevens met betrekking tot de mestplaatsingsruimte, onderscheidenlijk de mestaanvoerruimte van diens bedrijf, zoals deze door het bureau zijn geregistreerd.
1. Voor de toepassing van de artikelen 58ae, 58ah, onderdeel a, onder 3° en 4°, en 58ai onderdeel a, onder 3° en 4°, en voor de toepassing van deze bepalingen in samenhang met de artikelen 58aj, derde lid, en 58ak, derde lid, wordt de hoeveelheid dierlijke meststoffen die op grond van een mestafzetovereenkomst naar een ander bedrijf, een erkende tussenpersoon, een erkende mestverwerker of een erkende exporteur kan worden afgevoerd uitsluitend in aanmerking genomen indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. de overeenkomst, zoals deze schriftelijk is vastgelegd, is aan het Bureau Heffingen verzonden en op het desbetreffende moment blijkens de registratie van dat bureau ontvangen;
b. de wederpartij bij de overeenkomst is niet in overtreding van de in de artikelen 58aj, eerste lid, 58ak, eerste lid, 58aka, eerste lid, en 58al gestelde verboden;
c. de in artikel 58an, onderdelen a, d en e, bedoelde voorwaarden.
2. Artikel 58an, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op het eerste lid, onderdeel b in samenhang met de aanhef.
Indien het Bureau Heffingen een afschrift van de mestafzetovereenkomst na het tijdstip, bedoeld in artikel 58aj, tweede lid, heeft ontvangen, geldt voor de toepassing van de artikelen 58aj, tweede en derde lid, 58ak en 58an, vijfde lid, de datum van ontvangst door het Bureau Heffingen in afwijking van het in de mestafzetovereenkomst overeengekomen tijdstip als het tijdstip met ingang waarvan de aanvoer van meststoffen kan plaatsvinden.
1. Bij ministeriële regeling kunnen voor de toepassing van de artikelen 58ab en 58ag in plaats van de in bijlage E bij deze wet opgenomen forfaitaire productienormen lagere productienormen worden vastgesteld.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor de toepassing van de artikelen 58ac, 58ad, 58ah en 58ai en voor de toepassing van de artikelen 58aj, derde lid, en 58ak, derde lid in samenhang met de artikelen 58ah en 58ai, van de hoeveelheden stikstof genoemd in de artikelen 58ac, onderdeel a, onder 1° en 2°, 58ad, onderdeel a, onder 1° en 2°, 58ah, onderdeel a, onder 1° en 2°, en 58ai, onderdeel a, onder 1° en 2°, afwijkende hoeveelheden worden vastgesteld. De afwijking bedraagt ten hoogste 35%.
3. De in het tweede lid bedoelde afwijkende hoeveelheden kunnen verschillend worden vastgesteld al naar gelang sprake is van zand- of lössgrond, klei- of veengrond, uitspoelingsgevoelige grond, niet-uitspoelingsgevoelige grond of andere bij de maatregel op basis van de grondsoort of grondwaterstand aangeduide gronden.
In artikel 63, eerste lid, wordt «de artikelen 6» vervangen door: de artikelen 1, onderdelen aa en ac, 6.
Artikel 65 komt te luiden:
Een krachtens de artikelen 6, 46, eerste lid, 47, 48, 49, 50, 58, 58aq, tweede lid, en 80 vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.
Artikel 71, tweede lid, komt te luiden:
2. Handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 4, 5, 6, 6a, 7, 7a, 42a, eerste lid, 55, 57, tweede lid, 58, 58c, 58d, tweede lid, 58e, derde lid, 58f, eerste lid, 58aa, 58ae, vierde en zesde lid, 58af, eerste lid, 58aj, eerste lid, 58ak, eerste lid, 58aka, eerste, derde en vierde lid, 58al, 59, derde lid, en 61 is een strafbaar feit.
Na artikel 74 wordt het volgende artikel ingevoegd:
In bijlage C wordt de tabel als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 8 (na mestscheiding bij mestbe- of verwerking verkregen vaste fractie, mestcode 45) wordt de norm voor fosfaat (4,0) vervangen door «10,5» en wordt de norm voor stikstof (4,8) vervangen door: 6,3.
2. In onderdeel 13 (na mestscheiding bij mestbe- of verwerking verkregen vaste fractie, mestcode 45a) wordt de norm voor fosfaat (6,2) vervangen door «11,6» en wordt de norm voor stikstof (7,8) vervangen door: 6,7.
3. In onderdeel 24 (vaste mest, mestcode 75) wordt de norm voor fosfaat (8,2) vervangen door «13,3» en wordt de norm voor stikstof (6,0) vervangen door: 7,8.
4. In onderdeel 24a (dunne mest, mestcode 75a) wordt de norm voor fosfaat (5,3) vervangen door «4,7» en wordt de norm voor stikstof (7,7) vervangen door: 7,0.
In Tabel I van bijlage D wordt na het onderdeel korrelmaïs het volgende onderdeel toegevoegd onder vermelding van de daarbij opgenomen gegevens in de daarvoor binnen de tabel onderscheiden kolommen:
Luzerne | 1,4 | 5,8 |
De bij deze wet gevoegde «Bijlage E behorende bij de Meststoffenwet» wordt toegevoegd aan de bijlagen.
Artikel 1a van de Wet op de economische delicten2 wordt als volgt gewijzigd:
Onder 1° wordt de zinsnede met betrekking tot de Meststoffenwet vervangen door de volgende zinsnede: de Meststoffenwet, de artikelen 55, 57, tweede lid, 58, 58c, 58d, tweede lid, 58e, derde lid, 58f, eerste lid, 58aa, 58af, eerste lid, 58aj, eerste lid, 58ak, eerste lid, 58 aka, eerste lid, en 58al.
Onder 3° wordt de zinsnede met betrekking tot de Meststoffenwet vervangen door de volgende zinsnede: de Meststoffenwet, de artikelen 3, 4, 5, 6, 6a, 7, 7a, 42a, eerste lid, 58ae, vierde en zesde lid, 58aka, derde en vierde lid, 59, derde lid, en 61.
Na artikel 43 van de Wet herstructurering varkenshouderij3 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Na artikel 22 van de Wet verplaatsing mestproductie4 wordt het volgende artikel toegevoegd:
1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Ingeval artikel I, onderdeel Z, op een ander tijdstip in werking treedt dan 1 januari, gelden de verboden, gesteld in artikel 58aa, 58af, eerste lid, 58aj, eerste lid, en 58ak, eerste lid, met ingang van 1 januari van het eerstvolgende jaar.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
L. J. Brinkhorst
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
Uitgegeven de vijfde juli 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Diersoorten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e | Onderscheiden categorieën dieren binnen de diersoorten | Nummer diercategorie | Omvang mestproductie per dier van de onderscheiden diercategorieën per jaar, uitgedrukt in kilogrammen stikstof in het jaar 2002 | Omvang mestproductie per dier van de onderscheiden diercategorieën per jaar, uitgedrukt in kilogrammen stikstof in de jaren 2003 e.v |
---|---|---|---|---|
I Rundvee | Fok- en gebruiksvee | |||
• Melk- en kalfkoeien (alle koeien die ten minste één maal hebben gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij worden gehouden; ook koeien die drooggezet zijn alsmede koeien die worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken) | 100 | 101,8 | 107,4 | |
• Vrouwelijk jongvee (alle vrouwelijke dieren die nog nooit gekalfd hebben en die worden aangehouden voor de vervanging van de eigen veestapel of de veestapel van derden; ook drachtige dieren die niet eerder hebben gekalfd): | ||||
• jonger dan 1 jaar | 101 | 34,2 | 36,1 | |
• 1 jaar en ouder | 102 | 69,9 | 73,8 | |
• Stieren voor de fokkerij (stieren bestemd voor het fokken van melk- of vleesvee): | ||||
• jonger dan 1 jaar | 103 | 28,3 | 29,8 | |
• 1 jaar en ouder | 104 | 54,0 | 57,0 | |
Witvleesproductie | ||||
• Vleeskalveren (doorgaans binnen 6 maanden na de geboorte geslacht; in hoofdzaak met melkproducten afgemest): | ||||
• startkalf t.b.v. vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 2 maanden (kalveren die worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 2 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd) | 110 | 4,5 | 4,8 | |
• van startkalf tot vleeskalf, van ca. 2 tot ca. 6 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 2 maanden en die verder worden afgemest tot vleeskalf van ca. 6 maanden) | 111 | 11,2 | 11,8 | |
• vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 6 maanden (kalveren die worden gemest van ca. 0 tot ca. 6 maanden) | 112 | 8,8 | 9,3 | |
Rosévleesproductie | ||||
• Vleeskalveren voor de productie van rosévlees (doorgaans binnen 8 maanden na de geboorte geslacht; in hoofdzaak met ruwvoer en krachtvoer afgemest): | ||||
• startkalf t.b.v. vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 3 maanden (kalveren die worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 3 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd) | 110B | 9,8 | 10,4 | |
• van startkalf tot vleeskalf, van ca. 3 tot ca. 8 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 3 maanden en die verder worden afgemest tot vleeskalf van ca. 8 maanden) | 111B | 26,6 | 28,0 | |
• vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 8 maanden (kalveren die worden gemest van ca. 0 tot ca. 8 maanden) | 112B | 19,7 | 20,8 | |
Roodvleesproductie | ||||
• Weide- en zoogkoeien (koeien die niet meer worden gemolken, maar worden vetgeweid) | 120 | 70,1 | 74,0 | |
• Vleesstieren, alsook vrouwelijke dieren en ossen die op dezelfde wijze worden gemest (vee dat tot ca. 16 maanden wordt gemest voor roodvlees): | ||||
• startkalf t.b.v. vleesstier, van ca. 0 tot 3 maanden (kalveren die worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 3 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd) | 121 | 7,0 | 7,4 | |
• van startkalf tot vleesstier, van ca. 3 tot ca. 16 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 3 maanden en die verder worden afgemest tot vleesstier van ca. 16 maanden) | 122 | 28,8 | 30,4 | |
• vleesstier, van ca. 0 tot ca. 16 maanden (stieren die worden gemest van ca. 0 tot ca. 16 maanden) | 123 | 24,8 | 26,1 | |
• Overig vleesvee (vee bestemd voor roodvleesproductie, dat niet behoort tot de categorieën «weidekoeien» of «vleesstieren»; ook vleesstieren, vrouwelijke dieren en ossen ouder dan ca. 16 maanden): | ||||
• jonger dan 1 jaar | 124 | 28,0 | 29,5 | |
• 1 jaar en ouder | 125 | 69,2 | 73,1 | |
II Varkens | Fokkerij/vermeerdering | |||
• Fokzeugen (ten minste éénmaal gedekt of geïnsemineerd: guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn): | ||||
• waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden geleverd ca. 6 weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog geen biggen hebben) | 400 | 14,6 | 15,4 | |
• waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25 kg (ook fokzeugen waarvan de biggen op het eigen bedrijf worden gehouden) | 401 | 18,6 | 19,7 | |
• Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd, gehouden voor de fokkerij): | ||||
• van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (aangeleverde opfokzeugen van ca. 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden of iets ouder; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg, die worden afgeleverd op ca. 7 maanden) | 402 | 7,2 | 7,6 | |
• van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot de eerste dekking) | 403 | 11,1 | 11,7 | |
• van ca. 25 kg tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 25 kg, die niet op 7 maanden worden afgeleverd, maar worden aangehouden tot de eerste dekking; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf die worden aangehouden van exact 25 kg tot de eerste dekking) | 404 | 7,5 | 7,9 | |
• Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet dekrijpe beren, die worden aangehouden voor de fokkerij, van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig van het eigen bedrijf vanaf exact 25 kg) | 405 | 6,8 | 7,2 | |
• Dekberen, van ca. 7 maanden en ouder (dekrijpe beren – ook zoekberen – van ca. 7 maanden en ouder; ook aangeleverde beren van iets jonger dan 7 maanden; beren afkomstig van het eigen bedrijf te rekenen vanaf exact 7 maanden) | 406 | 14,3 | 15,1 | |
• Biggen, aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg) | 407 | 2,4 | 2,6 | |
Mesterij | ||||
• Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor de fokkerij, maar worden afgemest) | 410 | 15,4 | 16,2 | |
• Vleesvarkens (varkens die doorgaans worden gemest vanaf ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25 kg) | 411 | 7,5 | 7,9 | |
III Kippen | Legrassen | |||
• Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca. 18 weken (opfokhennen en -hanen voor de vervanging van hennen en hanen van legrassen, inclusief (groot)ouderdieren, die worden afgeleverd op ca. 18 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 18 weken meegeteld) | 300 | 0,212 | 0,224 | |
• Hennen en hanen van legrassen, ca. 18 weken en ouder (hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren – die zijn aangeleverd op ca. 18 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren –, vanaf exact 18 weken) | 301 | 0,449 | 0,474 | |
Vleesrassen | ||||
• Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken (opfokhennen en -hanen ter vervanging van (groot)ouderdieren van vleesrassen, die worden afgeleverd op ca. 19 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 19 weken meegeteld) | 310 | 0,116 | 0,123 | |
• Ouderdieren van vleesrassen, ca. 19 weken en ouder (ouderdieren – inclusief grootouderdieren – van vleesrassen, die zijn aangeleverd op ca. 19 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige (ouder)dieren, vanaf exact 19 weken) | 311 | 0,436 | 0,460 | |
• Vleeskuikens (kuikens die voor de slacht worden afgeleverd) | 312 | 0,351 | 0,371 | |
IV Kalkoenen | Voor broedeieren | |||
• Hennen en hanen voor de productie van broedeieren: | ||||
• ca. 0 tot ca. 6 weken (hennen en hanen van ca. 0 tot ca. 6 weken, gehouden op een quarantainebedrijf) | 200 | 0,307 | 0,324 | |
• ca. 6 tot ca. 30 weken (hennen en hanen van ca. 6 tot ca. 30 weken, gehouden op een opfokbedrijf) | 201 | 1,233 | 1,302 | |
• ca. 30 weken en ouder (hennen en hanen van ca. 30 weken en ouder) | 202 | 1,602 | 1,691 | |
Vleeskalkoenen | ||||
• Vleeskalkoenen (vanaf het opzetten bij aanvang van de mestperiode tot de aflevering voor de slacht) | 210 | 0,936 | 0,988 | |
V Vossen | • Fokmoeren, inclusief de niet-gespeende pups (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt) | 700 | 1,78 | 1,88 |
• Fokrekels | 701 | 1,40 | 1,48 | |
• Pups (alle jonge dieren tot een leeftijd van ca. 8 maanden) | 702 | 1,26 | 1,33 | |
VI Nertsen | • Fokteven, inclusief de niet-gespeende pups (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt) | 750 | 0,66 | 0,69 |
• Fokreuen | 751 | 0,77 | 0,81 | |
• Pups (alle jonge dieren tot een leeftijd van ca. 8 maanden) | 752 | 0,54 | 0,57 | |
VII Geiten | • Melkgeiten, inclusief lammeren tot ca. 10 kg (alle geiten die ten minste éénmaal hebben gelammerd) | 600 | 7,1 | 7,5 |
• Overige geiten (geitenlammeren en opfokgeiten zwaarder dan ca. 10 kg en bokken) | 601 | 5,1 | 5,4 | |
VIII Eenden | • Ouderdieren van vleeseenden (opfok- en legeenden) | 800 | 0,53 | 0,56 |
• Vleeseenden (eenden die worden gehouden voor de slacht) | 801 | 0,41 | 0,44 | |
IX Konijnen | • Voedsters, inclusief de niet-gespeende jongen (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt) | 900 | 1,31 | 1,39 |
• Fokrammen (rammen bestemd voor het fokken van vleeskonijnen) | 901 | 0,79 | 0,84 | |
• Opfokkonijnen (jonge, nog niet dekrijpe konijnen, die worden aangehouden voor de fokkerij, vanaf de leeftijd van ca. 80 dagen tot de eerste dekking) | 902 | 1,07 | 1,13 | |
• Vleeskonijnen (jonge konijnen vanaf het spenen tot de leeftijd van ca. 80 dagen; ook opfokkonijnen tot 80 dagen) | 903 | 0,43 | 0,45 | |
X Parelhoenders | • Vleesparelhoenders | 951 | 0,463 | 0,488 |
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1999/2000, 2000/2001, 27 276.
Handelingen II 2000/2001, blz. 3645–3660; 3661–3699; 3725–3730; 3842–3843; 3983–3985.
Kamerstukken I 2000/2001, 27 276 (223, 223a, 223b, 223c, 223d, 223e).
Handelingen I 2000/2001, zie vergadering d.d. 26 juni 2001.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2001-312.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.