Wet van 8 juni 2000 tot wijziging van de Mediawet en de Tabakswet (implementatie wijziging richtlijn «Televisie zonder grenzen»)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Mediawet en de Tabakswet te wijzigen ter implementatie van richtlijn nr. 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 juni 1997 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (PbEG L 202);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mediawet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel ww door een puntkomma, na dat onderdeel twee onderdelen toegevoegd, luidende:

xx. telewinkelboodschap: reclame-uiting in een televisieprogramma die bestaat uit een rechtstreekse aanbieding aan het publiek met het oog op de levering tegen betaling van producten of diensten;

yy. een open net: een televisieprogrammanet, waarop televisieprogramma's voor algemene landelijke omroep of algemene omroep door commerciële omroepinstellingen worden uitgezonden, met een bereik van ten minste 75% van alle huishoudens in Nederland, waarvoor geen andere kosten verschuldigd zijn dan:

– de omroepbijdrage, bedoeld in artikel 110, eerste lid;

– het tarief dat een aanbieder van een omroepnetwerk aan de aangeslotenen op het omroepnetwerk in rekening brengt voor de ontvangst van een door de aanbieder met inachtneming van artikel 82i vast te stellen aantal programma's; of

– de kosten van aankoop of gebruik van technische voorzieningen die de ontvangst van televisieprogramma's mogelijk maken.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. Onder de bevoegdheid van Nederland vallen omroepinstellingen die een televisieprogramma verzorgen en krachtens artikel 2 van de Europese richtlijn onder die Nederlandse bevoegdheid vallen.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een omroepinstelling die een radioprogramma verzorgt met dien verstande dat in ieder geval onder de bevoegdheid van Nederland valt een omroepinstelling die een radioprogramma verzorgt dat in Nederland door middel van een omroepzender, satellieten daaronder niet begrepen, wordt uitgezonden.

C

Artikel 53a komt te luiden:

Artikel 53a

Een instelling die zendtijd heeft verkregen neemt in haar programma geen films op buiten de met de rechthebbenden overeengekomen periodes.

D

Artikel 56a, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. De puntkomma aan het slot van onderdeel a wordt vervangen door: , of.

b. Onderdeel b vervalt.

c. Onderdeel c wordt geletterd b.

d. In onderdeel b (nieuw) vervalt telkens: of b.

E

Na artikel 71m wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IVA. EVENEMENTEN VAN AANZIENLIJK BELANG VOOR DE SAMENLEVING

Artikel 72
  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een lijst opgesteld van evenementen als bedoeld in artikel 3 bis van de Europese richtlijn, die, indien zij als een onderdeel van een televisieprogramma worden uitgezonden, in ieder geval worden uitgezonden op een open net.

  • 2. Een evenement kan op de in het eerste lid bedoelde lijst worden geplaatst indien in ieder geval wordt voldaan aan twee van de volgende voorwaarden:

    a. het evenement is van algemeen belang voor de Nederlandse samenleving;

    b. het evenement is van bijzondere culturele betekenis;

    c. het evenement werd in het verleden ook reeds op een open net uitgezonden en kon rekenen op een grote kijkdichtheid;

    d. het gaat om een groot internationaal sportevenement waaraan het nationale team deelneemt.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. Hiertoe behoren in ieder geval regels die bepalen of de op de lijst genoemde evenementen, indien zij als onderdeel van een televisieprogramma worden uitgezonden, in ieder geval worden uitgezonden op een open net door middel van volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel door middel van volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving.

Artikel 73
  • 1. Een instelling die zendtijd heeft verkregen of een commerciële omroepinstelling oefent verworven uitzendrechten die betrekking hebben op evenementen die zijn vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 72, eerste lid, uit overeenkomstig de krachtens artikel 72 gestelde regels.

  • 2. Een instelling die zendtijd heeft verkregen of een commerciële omroepinstelling oefent na 30 juli 1997 verworven uitzendrechten uit overeenkomstig de regels, die door andere lidstaten van de Europese Unie overeenkomstig artikel 3 bis, eerste lid, van de Europese richtlijn zijn gesteld.

ARTIKEL II

In artikel 4, eerste lid, van de Tabakswet2 wordt na «reclameboodschappen» ingevoegd: dan wel telewinkelboodschappen als bedoeld in de Mediawet.

ARTIKEL III

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, aan de Staten- Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van artikel 1, onderdeel yy, en hoofdstuk IVA van de Mediawet en de op dat hoofdstuk berustende bepalingen.

ARTIKEL IV

De tekst van de Mediawet wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 8 juni 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg

Uitgegeven de twintigste juni 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 386, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 23 maart 2000, Stb. 138.

XNoot
2

Stb. 1988, 342, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 6 november 1997, Stb. 510.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 256.

Handelingen II 1998/1999, blz. 5713–5760; blz. 5772.

Kamerstukken I 1998/1999, 26 256 (321); 1999/2000, 26 256 (30, 30a, 30b, 30c, 30d).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering dd. 6 juni 2000.

Naar boven