Besluit van 28 maart 2000 tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, houdende verkorting van de termijn waarbinnen vreemdelingen die geen toelating hebben tot Nederland en verblijven in een opvangcentrum niet in aanmerking komen voor inschrijving in de basisadministratie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid van 25 januari 2000, nummer BPR2000/U52854;

Gelet op artikel 33 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

De Raad van State gehoord (advies van 24 februari 2000, nummer W04.00.0033/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid van 21 maart 2000, nummer BPR2000/61264;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

In artikel 55, eerste lid, van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens1 wordt het zinsdeel «Gedurende het eerste jaar» vervangen door: Gedurende de eerste zes maanden.

Artikel II

Een vreemdeling die geen toelating heeft tot Nederland en verblijft in een opvangcentrum en die op grond van het gewijzigde artikel 55 van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens voor inschrijving in aanmerking komt en overigens voldoet aan de vereisten voor inschrijving in een basisadministratie, wordt op zijn aangifte van verblijf en adres binnen drie maanden na inwerkingtreding van dit besluit ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 28 maart 2000

Beatrix

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

Uitgegeven de dertiende april 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

In artikel 55 van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Besluit GBA) is neergelegd dat vreemdelingen die nog niet zijn toegelaten tot Nederland en verblijven in een opvangcentrum of asielzoekerscentrum gedurende een bepaalde periode van hun verblijf in Nederland niet in aanmerking komen voor inschrijving in de GBA. Vóór de onderhavige wijziging van het Besluit GBA bedroeg deze periode een jaar. Voor deze termijn was destijds gekozen om de werklast bij gemeenten met een opvangcentrum te verlagen en om bestandsvervuiling van de GBA tegen te gaan, voortvloeiend uit het gegeven dat een groot aantal asielzoekers binnen een jaar met onbekende bestemming vertrok uit de opvangcentra.

Naar aanleiding van een door een extern bureau gerealiseerde uitvoeringstoets naar de mogelijkheden om de termijn van uitplaatsing van statushouders uit de centrale opvang te verkorten, zoals is aangekondigd in mijn brief van 2 april 1999 aan de de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstukken II, 1998/99, 19 637, nr. 429), is de aanbeveling gedaan om de termijn gedurende welke asielzoekers niet in aanmerking komen voor inschrijving in de GBA terug te brengen van één jaar naar zes maanden. De asielzoeker verblijft in de praktijk na zes maanden inmiddels in een asielzoekerscentrum. Hierdoor is er een betere spreiding van de werklast over gemeenten dan wanneer een kortere termijn wordt gekozen. Uit de uitvoeringstoets blijkt tevens dat de meeste asielzoekers die met onbekende bestemming uit een opvangcentrum vertrekken dit reeds in de eerste zes maanden van de procedure doen.

Verkorting van de bedoelde inschrijvingstermijn leidt tot een eerdere inschrijving in de GBA, wat een gunstig effect heeft op de snelle verkrijging van een sociaal-fiscaal nummer en daarmee op het uitplaatsingsproces uit het asielzoekerscentrum.

Op dit moment is het de hoofdregel dat een vreemdeling aan de belastingdienst moet aantonen in het bezit te zijn van een verblijfsvergunning, alvorens deze een sociaal-fiscaal nummer krijgt toegekend. Het aanmaken van het verblijfsdocument waarmee een vreemdeling dit kan doen, neemt echter enkele weken in beslag, nadat de positieve beslissing over het verblijfsrecht is gevallen. Het sociaal-fiscaal nummer is van belang voor het verkrijgen van een uitkering en een inrichtingskrediet van de gemeentelijke sociale dienst.

Door de geautomatiseerde koppeling tussen het Vreemdelingen Administatie Systeem en de GBA alsmede de geautomatiseerde koppeling tussen de Belastingdienst en de GBA kan aan een vreemdeling die in de GBA staat ingeschreven dus veel sneller na de statusverlening een sociaal-fiscaal nummer worden toegekend. Voorwaarde daarvoor is dat een asielzoeker reeds in de GBA voorkomt op het moment van de statusverlening. Bovendien kan ook de gemeentelijke sociale dienst de GBA raadplegen omtrent de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling op basis waarvan uitkeringen kunnen worden verstrekt. Deze argumenten pleiten ervoor over te gaan tot eerdere inschrijving van asielzoekers in de GBA. De wijziging van artikel 55 van het Besluit GBA voorziet hierin.

Door de verkorting van de termijn van inschrijving, komt op het moment van inwerkingtreding van dit besluit een groep asielzoekers die nu langer dan een half jaar, maar korter dan een jaar in een opvangcentrum verblijft, voor inschrijving in aanmerking. Om de gemeenten met een opvangcentrum in de gelegenheid te stellen deze groep op te nemen in hun basisadministratie, is een overgangsbepaling opgenomen. Deze houdt in dat de betreffende gemeente asielzoekers op hun aangifte van verblijf en adres binnen een termijn van drie maanden nadat dit besluit in werking is getreden, inschrijft in de basisadministratie. Zodoende kan de gemeente de werklast ten gevolge van de wijziging van artikel 55 van het Besluit GBA spreiden over een langere periode.

In verband met de tijdige voorlichting aan de gemeenten is gekozen voor een inwerkingtredingsdatum die ligt op de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel


XNoot
1

Stb. 1995, 30, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 februari 1999, Stb. 70.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 mei 2000, nr. 89.

Naar boven