Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1998, 278 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1998, 278 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te stellen omtrent terugvordering en verhaal van kosten van bijstand en uitkeringen op grond van sociale voorzieningswetten en sociale verzekeringswetten, alsmede daarmee verband houdende wijzigingen in andere wetten aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene bijstandswet1 wordt gewijzigd als volgt:
A. Na artikel 78a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:
1. In afwijking van artikel 78 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid.
3. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.
4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.
B. Artikel 87, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 14f is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, burgemeester en wethouders de aflossingsbedragen lager vaststellen.
C. In artikel 95 wordt «artikel 93 en 94» vervangen door: artikel 93 of 94.
D. Na artikel 96 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:
1. Indien degene, die bijstand ontvangt of heeft ontvangen en ten aanzien van wie door de rechter een verhaalsbedrag verschuldigd ingevolge artikel 93 of 94 is vastgesteld, zijn woonplaats verplaatst naar een andere gemeente en aldaar bijstand ontvangt of heeft ontvangen, gaat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak op de andere gemeente over.
2. De vertrekgemeente blijft bevoegd tot tenuitvoerlegging voor zover het gaat om betalingsachterstanden terzake van verhaal van bijstand die door die gemeente is verleend.
E. Artikel 101 wordt vervangen door:
F. Artikel 108 wordt vervangen door:
De verplichting tot het instellen van een vordering tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud kan, onverminderd artikel 108a, slechts aan de bijstand worden verbonden, indien het betreft een uitkering ten laste van de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder, indien:
a. die vordering kan worden ingesteld samen met een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; of
b. de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder buiten Nederland verblijft en de verplichting noodzakelijk is om op grond van een uitspraak van de Nederlandse rechter onderhoudsaanspraken in het buitenland geldend te maken onder toepassing van het op 20 juni 1956 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud (Trb. 1957, 121).
G. Na artikel 108 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:
Indien ten aanzien van de belanghebbende een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, kunnen burgemeester en wethouders aan de bijstand verplichtingen verbinden die er toe strekken dat de belanghebbende aan de tenuitvoerlegging van de uitspraak meewerkt.
H. Artikel 134 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Voor de vaststelling van de in het eerste en tweede lid bedoelde ten laste van de gemeente gebleven kosten van algemene bijstand wordt de verhouding berekend tussen het totaal van de in hoofdstuk IV, afdeling 1, paragraaf 2 en 3, bedoelde bijstandsnormen en het totaal aan toeslagen op grond van artikel 33. Vervolgens worden in de aldus berekende verhouding op de voormelde bijstandsnormen in mindering gebracht:
a. het totaal van de verlagingen van de uitkeringen op grond van artikel 14;
b. het totaal van de bedragen die de gemeente ontvangt door toepassing van artikel 14a;
c. de in aanmerking genomen inkomsten van alle belanghebbenden gezamenlijk;
d. de ontvangsten met betrekking tot terugvordering en verhaal van algemene bijstand, voorzover die bijstand is verleend in 1996 of in een later jaar, en voorzover deze ontvangsten minder zijn dan, of gelijk zijn aan, een ten aanzien van de gemeente door Onze Minister te bepalen bedrag; alsmede
e. alle overige ontvangsten van de gemeente in verband met de verlening van algemene bijstand, voorzover die bijstand is verleend in 1996 of in een later jaar.
2. Toegevoegd wordt een zesde lid, dat luidt als volgt:
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de vaststelling van het bedrag, bedoeld in het derde lid, onder d.
I. Na artikel 134 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:
De gemeente betaalt aan het Rijk 25% van het bedrag van de ontvangsten met betrekking tot terugvordering en verhaal van algemene bijstand, voorzover die bijstand is verleend in 1996 of in een later jaar, en voorzover deze ontvangsten meer zijn dan het bedrag, bedoeld in artikel 134, derde lid, onder d.
Artikel 15, eerste lid, van de Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet2 wordt vervangen door:
1. Ten aanzien van de vergoeding van kosten van algemene bijstand door het Rijk, alsmede het niet aanvaardbaar verklaren van kosten van algemene bijstand, over tijdvakken voor of op de peildag, blijft het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk IV, paragraaf 1 en 2, en artikel 81 c van de Algemene Bijstandswet van toepassing, met dien verstande dat terzake van terugvordering en verhaal van die kosten artikel 134a van de nieuwe Algemene bijstandswet van overeenkomstige toepassing is.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers3 wordt gewijzigd als volgt:
A. Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:
1. In afwijking van artikel 25 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid.
3. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.
B. Artikel 28, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 20f is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, burgemeester en wethouders de aflossingsbedragen lager vaststellen.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen4 wordt gewijzigd als volgt:
A. Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:
1. In afwijking van artikel 25 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid.
3. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.
B. Artikel 28, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 20f is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, burgemeester en wethouders de aflossingsbedragen lager vaststellen.
De Werkloosheidswet5 wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 36, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:
2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de betrokken werknemer:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 25.
B. Artikel 36a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 27g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
C. Artikel 36b wordt vervangen door:
De Ziektewet6 wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 33, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:
2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de betrokken verzekerde:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 49.
B. Artikel 33a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 45g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
C. Artikel 33b wordt vervangen door:
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering7 wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 57, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:
2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 80.
B. Artikel 57a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 29g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
C. Artikel 57b wordt vervangen door:
De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet8 wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 48, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:
2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 78.
B. Artikel 48a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 20g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
C. Artikel 48b wordt vervangen door:
De Toeslagenwet9 wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 20, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:
2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien degene die aanspraak heeft gemaakt op een toeslag, of zijn wettelijke vertegenwoordiger:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 12.
B. Artikel 20a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 14g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
C. Artikel 20b wordt vervangen door:
De Algemene Ouderdomswet10 wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 24, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:
2. In afwijking van het eerste lid kan de Sociale Verzekeringsbank besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de pensioengerechtigde, of zijn wettelijke vertegenwoordiger:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 49.
B. Artikel 24a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 17i is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, de Sociale Verzekeringsbank de aflossingsbedragen lager vaststelt.
C. Artikel 24b wordt vervangen door:
De Algemene Kinderbijslagwet11 wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 24, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:
2. In afwijking van het eerste lid kan de Sociale Verzekeringsbank besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de verzekerde, dan wel degene met wie hij een huishouding vormt, of de persoon aan wie op grond van artikel 21 kinderbijslag wordt betaald:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 15.
B. Artikel 24a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 17g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, de Sociale Verzekeringsbank de aflossingsbedragen lager vaststelt.
C. Artikel 24b wordt vervangen door:
De Algemene nabestaandenwet12 wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 53, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:
2. In afwijking van het eerste lid kan de Sociale Verzekeringsbank besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de nabestaande of het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, of de instelling aan welke ingevolge de artikelen 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 35.
B. Artikel 54, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 45 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, de Sociale Verzekeringsbank de aflossingsbedragen lager vaststelt.
C. Artikel 55 wordt vervangen door:
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen13 gewijzigd als volgt:
A. Artikel 63, tweede, derde, vierde en vijfde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde, zesde en zevende lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:
2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 70.
B. Artikel 64, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 54 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
C. Artikel 65 wordt vervangen door:
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten14 wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 55, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:
2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 62.
B. Artikel 56, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 46 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
C. Artikel 57 wordt vervangen door:
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen; 23 993) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt na artikel 140 van de Algemene bijstandswet een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:
Indien deze wet in werking treedt voordat het bij koninklijke boodschap van 17 november 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen; 23 993) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in artikel 143, eerste lid, van de Algemene bijstandswet «de artikelen 14a, vierde lid, 65, vijfde lid, 86, tweede lid, 121 en 122» vervangen door: de artikelen 14a, vierde lid, 65, vijfde lid, 86, tweede lid, 101, 121 en 122.
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 september 1997 ingediende voorstel van wet op de (re) integratie arbeidsgehandicapten (Kamerstukken II, 1996/97, 25 478) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:
1. In afwijking van artikel 21 kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering af te zien, indien de persoon van wie wordt teruggevorderd:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 45.
3. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.
Artikel 21, zesde lid, wordt vervangen door:
6. Artikel 29g, vijfde tot en met tiende lid, van de WAO is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
Na artikel 35 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:
1. In afwijking van artikel 35 kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering af te zien, indien de persoon van wie wordt teruggevorderd:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 45.
3. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.
Artikel 35, zevende lid, wordt vervangen door:
7. Artikel 29g van de WAO is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
Indien dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt vervalt artikel VIII van deze wet indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen in werking treedt of de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen vóór dat tijdstip in werking is getreden.
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 september 1997 ingediende voorstel van wet Nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten en enige andere wetten, houdende wijziging/intrekking van de Wet Werkloosheidsvoorziening, eenvormige definiëring van de term gezamenlijke huishouding en technische alsmede enige andere wijzigingen (Veegwet SZW 1997; 25 641)15 tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt:
a. in artikel I, onderdeel A, «Na artikel 78a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 78b» vervangen door:
Na artikel 78b wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 78c;
b. in artikel III «Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 25b» vervangen door:
Na artikel 25b wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 25c;
c. in artikel IV «Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 25b» vervangen door:
Na artikel 25b wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 25c;
d. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 36 van de Werkloosheidswet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;
e. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 33 van de Ziektewet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;
f. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 57 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;
g. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 48 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;
h. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 20 van de Toeslagenwet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;
i. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 24 van de Algemene Ouderdomswet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;
j. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 24 van de Algemene Kinderbijslagwet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;
k. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 53 van de Algemene Nabestaandenwet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;
l. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 63 van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen wordt toegevoegd als zesde lid vernummerd tot zevende lid;
m. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 55 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert
Uitgegeven de negentiende mei 1998
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1997/98, 25 661.
Handelingen II 1997/98, blz. 2940.
Kamerstukken I 1997/98, 25 661 (193, 193a, 193b, 193c).
Handelingen I 1997/98, blz. 1329.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1998-278.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.