Wet van 23 februari 1995 tot wijziging van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (geweld tegen derden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de categorieën van personen die aan de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 rechten kunnen ontlenen uit te breiden met de categorie van personen, die op jeugdige leeftijd zijn getraumatiseerd door de confrontatie met geweld tegen derden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–19451 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. De onderdelen d en e worden geletterd e en f.

b. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel d, luidende:

d. degene, die tijdens de oorlogsjaren 1940–1945 als burger op jeugdige leeftijd psychisch letsel heeft opgelopen door de confrontatie met doodslag, executie of zware mishandeling van derden, door of namens de vijandelijke bezettende macht, ten gevolge van welk letsel hij blijvend invalide is geworden;

c. In onderdeel f (nieuw) wordt de zinsnede «a, b of c» vervangen door: a, b, c of d.

ARTIKEL II

Een verzoek om toepassing van artikel 2, onderdeel d, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 door een persoon op wiens aanvraag tussen 1 april 1984 en de datum van inwerkingtreding van deze wet een beslissing in zijn nadeel is genomen, waarbij is vastgesteld dat voldaan is aan eisen als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, dient uiterlijk één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet te worden ingediend.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van een persoon als bedoeld in artikel II, terug tot en met 1 juli 1981.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 23 februari 1995

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de veertiende maart 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1991, 622, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 juli 1994, Stb. 565.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 654.

Handelingen II 1994/95, blz. 2622–2624; 2686.

Kamerstukken I 1994/95, 23 654 (161, 161a).

Handelingen I 1994/95, zie vergadering d.d. 21 februari 1995.

Naar boven