2019D31018

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2019

Op 12 juni jl. verzocht u mij om een reactie te geven op een brief afkomstig van een voormalig medewerkster van de Defensie Materieel Organisatie (DMO). Zij geeft in haar brief aan dat zij problemen heeft ondervonden in haar werkomgeving bij Defensie en dat zij enkele risico’s ziet voor de DMO. Zoals u weet, streeft Defensie naar een veilige werkomgeving. Dit betekent dat alle medewerkers, net als deze medewerkster, zich moeten kunnen uitspreken maar ook dat alle meldingen en klachten zorgvuldig, rechtvaardig en zo transparant mogelijk moeten worden behandeld met oog voor alle belanghebbenden. De door de medewerkster aangedragen risico’s ten aanzien van de bedrijfsvoering zijn reeds aangepakt en opgelost en/of in uitvoering.

Verder heeft Defensie de klachten van de medewerkster laten onderzoeken door de Commissie Ongewenst Gedrag. Die heeft na onderzoek vastgesteld dat het merendeel van de klachten ongegrond is. Ondanks diverse pogingen van Defensie om tot een oplossing te komen, is er sprake van een ernstig verstoorde arbeidsrelatie waarbij een vruchtbare werkrelatie blijvend ontbreekt. Op basis van deze conclusie heeft Defensie besloten de medewerkster per 1 juli 2019 eervol ontslag te verlenen. De medewerkster heeft hiertegen bezwaar aangetekend waardoor de zaak voorligt bij de rechter. Om deze reden kan ik daarom niet nader ingaan op deze individuele casus.

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser

Naar boven