Vragen van de leden Bisschop (SGP) en Van Campen (VVD) aan de Minister voor Natuur
en Stikstof over het jachtbeleid (ingezonden 11 maart 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland over de landelijke
vrijstelling van de jacht op de vos?1
Vraag 2
Hoe waardeert u het onverbindend verklaren van de vrijstelling voor de jacht op de
vos, een belangrijke predator van weidevogels, in de Regeling natuurbescherming in
verband met de blijkbaar gebrekkige aansluiting op de bepaling in de Wet natuurbescherming
(artikel 3.15)?
Vraag 3
Bent u voornemens op zeer korte termijn in overleg te treden met provincies over de
aanpak naar aanleiding van deze uitspraak?
Vraag 4
Bent u voornemens op zeer korte termijn ervoor te zorgen dat onderhavige vrijstelling
en andere vergelijkbare vrijstellingen juridisch goed geregeld worden en dat provincies
hierop kunnen anticiperen, zodat het komende broedseizoen predatoren van weide- en
akkervogels bejaagd kunnen blijven worden?
Vraag 5
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Bureau Waardenburg en de Jagersvereniging
op basis van warmtebeeldtellingen dat erop wijst dat de populatieomvang van haas,
konijn en ree wordt onderschat, omdat zoogdieren steeds meer in de nachtelijke uren
actief zijn terwijl reguliere tellingen overdag plaatsvinden?2
Vraag 6
Hoe waardeert u de analyse dat sprake is van onderschatting van de wildstand omdat
de tellingen die ten grondslag liggen aan de Rode Lijst vooral gebaseerd zijn op tellingen
overdag?
Vraag 7
Deelt u de analyse dat onder meer hazen in de loop van de tijd door externe factoren
als toenemende menselijke activiteiten en toenemende predatie steeds meer in de nacht
in plaats van overdag actief zijn?
Vraag 8
Worden de uitkomsten van het genoemde onderzoek betrokken bij het onderzoek naar de
staat van instandhouding van wildsoorten door Wageningen Environmental Research en
de beleidsreactie daarop?
Vraag 9
Hoe waardeert u de inschatting van het Dutch Wildlife Health Centre op basis van Duits
onderzoek dat de hazenpopulatie (ook) in Nederland de afgelopen drie jaar met een
kwart is toegenomen?3
Vraag 10
Wordt de genoemde analyse eveneens betrokken bij het onderzoek naar de staat van instandhouding
van wildsoorten door Wageningen Environmental Research en de beleidsreactie daarop?
Vraag 11
Zijn de cijfers en inzichten van faunabeheereenheden, die de wettelijke taak hebben
om gegevens over wildpopulaties te verzamelen, integraal betrokken bij het genoemde
onderzoek van Wageningen Environmental Research? Zo niet, gaat u ervoor zorgen dat
dit alsnog gebeurt dan wel dat deze gegevens betrokken worden in het vervolgtraject?
Vraag 12
Deelt u de mening dat het hanteren van 1950 als referentiejaar voor de Rode Lijst
geen goed beeld geeft, omdat destijds geen sprake was van structurele, landsdekkende
monitoringsprogramma’s en ook van ander landgebruik?
Vraag 13
Gaat het bij de cijfers die zijn gebruikt voor de periode 1950–1980 om landsdekkende
dan wel voor het hele land representatieve cijfers?
Vraag 14
Welke referentiejaren voor de beoordeling van de staat van instandhouding van wildsoorten
hanteren omliggende landen?
Vraag 15
Gaat u in overleg met alle betrokken partijen die tellingen uitvoeren en/of wettelijk
vastgestelde taken in het jachtdomein uitvoeren over de wijze waarop tellingen uitgevoerd
worden en de uniformering daarvan en over de duiding van genoemde onderzoeken met
betrekking tot de staat van instandhouding van wildsoorten alvorens maatregelen te
nemen?
Vraag 16
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het tweeminutendebat Natuur?
X Noot
1Rechtbank Midden-Nederland, 22 februari 2022, Zaaknummer UTR 21/1854 en UTR 21/2143
(ECLI:NL:RBMNE:2022:552, Rechtbank Midden-Nederland, UTR 21/1854 en UTR 21/2143 (rechtspraak.nl))