Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister voor Milieu en Wonen over het bericht
dat de financiële positie van woningcorporaties hun publieke taak bedreigt (ingezonden
6 februari 2020).
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het bericht «Sterke daling van de nettokasstroom bedreigt
de publieke taak van woningcorporaties»?1
Vraag 2
Klopt het dat de nettokasstroom van de corporatiesector met 22 procent is gedaald,
als gevolg van de verhuurderheffing, en de stijging van de venootsschapsbelasting?
Vraag 3
Wat is het verband tussen dalingen van de nettokasstroom en het vermogen van woningcorporaties
om te investeren in betaalbare nieuwbouw, op de korte en lange termijn?
Vraag 4
Bent u met de auteur van mening dat corporaties weinig nieuwbouwplannen realiseren
omdat zij forse verliezen leiden op nieuwbouwprojecten als gevolg van gestegen bouwkosten,
de verhuurderheffing en het passende huurniveau? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Ziet u net als de auteur dat een dalende nettokasstroom ervoor zorgt dat het lastiger
wordt om verliezen op nieuwbouwwoningen te compenseren, en dat dit de nieuwbouw van
betaalbare woningen verder afremt? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Bent u met de Autoriteit woningcorporaties van mening dat het «door de afnemende verdiencapaciteit...
onzeker [is] of corporaties op korte en lange termijn in voldoende mate kunnen blijven
voldoen aan hun publieke taak»? Zo nee waarom niet?
Vraag 7
Wat vindt u van de suggestie van de Autoriteit woningcorporaties om dividend uit te
laten keren door de DAEB-tak aan de niet-DAEB-tak, omdat daarmee meer betaalbare woningen
kunnen worden gebouwd? Wat betekent dit voor de bouw van de meest betaalbare woningen?
Vraag 8
Heeft tevens kennis genomen van het bericht «Er is wel geld voor sociale huurwoningen»?2
Vraag 9
Hoe verhoudt de analyse in «De Staat van de Corporatiesector», dat niet langer vooral
de vermogenspositie grenzen stelt aan de investeringsmogelijkheden van woningcorporaties,
maar de verhoudingen in de kasstromen – die onder druk staan – zich tot de uitspraak
van toezichthouder Van Nieuwamerongen dat corporaties voldoende geld in kas hebben
om nieuwe woningen te bouwen?
Vraag 10
Kunt u reageren op de uitspraak van toezichthouder Van Nieuwamerongen dat woningcorporaties
«om onverklaarbare redenen» geld voor nieuwbouwwoningen hebben gebruikt om leningen
af te lossen? Hoe verhoudt dit zich tot de analyse van dezelfde toezichthouder dat
woningcorporaties in bepaalde regio’s 70 procent van hun nieuwbouwvoornemens realiseren,
terwijl «voor een ander deel van de corporaties de druk van de afnemende verdiencapaciteit
te groot [zal] kunnen worden»?
Vraag 11
Hoe verklaart u de achterblijvende investeringen door woningcorporaties in middeldure
huurwoningen?
Vraag 12
Waarom gaat u in uw brief over de Staat van de Corporatiesector slechts in op een
van de mogelijke verklaringen voor de achterblijvende realisatie van nieuwbouwvoornemens,
en niet de overige verklaringen die ook in het rapport genoemd worden? Gaat u die
verklaringen, zoals afnemende verdiencapaciteit door een stijgende verhuurderheffing,
vennootschapsbelasting en ATAD, eveneens serieus onderzoeken?3
Vraag 13
Welk deel van de achterblijvende realisatie kan verklaard worden door overprogrammeren
door woningcorporaties? Hoeveel corporaties programmeren op 130 procent? Is het dan
niet aannemelijk dat een deel van de nieuwbouwplannen niet gerealiseerd zal worden?
Vraag 14
Kunt u per navolgende maatregel uitgesplitst en zo mogelijk gekwantificeerd aangeven
wat het door u en door Aedes verwachte effect is op de realisatie van voorgenomen
nieuwbouwwoningen van (a) een verlaging van de verhuurderheffing met 100 mln euro
structureel; (b) een vrijstelling van ATAD voor woningcorporaties of compensatie voor
dit bedrag; (c) versnellen van gemeentelijke procedures; (d) inzetten op overprogrammering;
(d) afspraken maken in Woondeals?
X Noot
1Het Financieele Dagblad, 4 februari 2020
X Noot
2Trouw, 31 januari 2020
X Noot
3Kamerstuknummer 29 453-513, dd. 31 januari 2020