Klacht
Verzoekster, een bedrijf dat zich toelegt op reïntegratie van (langdurig) werklozen
op de arbeidsmarkt, beklaagt zich erover dat de Belastingdienst een verzoek tot vrijstelling
van naheffingsaanslagen loonheffing krachtens de voormalige regeling afdrachtverminderng
onderwijs heeft afgewezen.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Met het oog op reïntegratie op de arbeidsmarkt plaatste gemeente R. (langdurig) werklozen
op grond van de Wet Werk en Bijstand bij het bedrijf van verzoekster. Deze nam betrokkenen
in dienst en bood hen een vooropleiding aan teneinde via een vervolgopleiding een
startkwalificatie tot zorghulp te bemachtigen. Na 2010 werd het door verzoekster aangeboden
traject geïntegreerd in de opleiding tot zorghulp.
Verzoekster heeft in 2009 en 2010 de toenmalige afdrachtvermindering onderwijs in
de loonaangiften voor haar werknemers toegepast, overeenkomstig artikel 14 (oud),
eerste lid, onderdeel e van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor
de volksverzekeringen (WVA).
Na boekenonderzoek heeft de inspecteur van de Belastingdienst geconstateerd dat verzoekster
geen recht had op toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs, omdat zij niet
zou voldoen aan de hieraan gestelde formele wettelijke vereisten, zoals erkenning
van de opleiding door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap via registratie
in het zogenaamde Crebo-register. Aan verzoekster werden vervolgens naheffingsaanslagen
en boetes opgelegd.
Verzoekster erkent misschien niet volledig aan de formele wettelijke vereisten voor
toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs te voldoen, maar staat op het standpunt
wel in de geest van de wet te hebben gehandeld. Via gerechtelijke procedures heeft
verzoekster tevergeefs getracht haar gelijk te halen. De rechtbank en het gerechtshof
te Den Haag alsmede de Hoge Raad hebben uiteindelijk de letterlijke tekst van wet
(artikel 14 WVA) als uitgangspunt genomen en geoordeeld dat verzoekster niet voldeed
aan de formele uitgangspunten en hierdoor geen recht had op afdrachtvermindering.
Het Hof oordeelde echter dat verzoekster geen schuld is aan te rekenen wegens het
niet voldoen van de loonheffingen en dat de vergrijpboetes dientengevolge moeten vervallen.
Overwegingen
In zijn reactie stelt de Staatssecretaris dat tot en met de hoogste rechter is bekrachtigd
dat verzoekster niet voldoet aan de formele vereisten voor toepassing van de afdrachtvermindering
onderwijs. Een van de voorwaarden is dat het een kwalificerende opleiding betreft
die moet zijn opgenomen in het Crebo-register. Een andere voorwaarde is dat de betrokken
onderwijsinstelling binnen een maand na het beëindigen van de opleiding een schriftelijke
verklaring met bepaalde voorgeschreven elementen heeft afgegeven die door de werkgever
bij de loonadministratie is bewaard. Verzoekster heeft hieraan niet voldaan.
Verzoekster repliceert dat beide partijen toegeven dat aan de materiële voorwaarden
voor afdrachtvermindering wel is voldaan en dat als de verklaring zou zijn verstrekt
ook afdrachtvermindering zou zijn verleend. Verzoekster is van mening dat aan een
formeel gebrek geen fatale gevolgen verbonden mogen worden.
De Staatssecretaris antwoordt dat aan de formele vereisten een doorslaggevende betekenis
moet worden toegekend, zoals ook blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad. Hij
is van mening dat, ondanks de maatschappelijke verdienste van verzoekster, uit het
oogpunt van gelijkheid geen uitzondering op de wet kan worden gemaakt.
Oordeel van de commissie3
De commissie is van oordeel dat de afweging van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Van Strien
De griffier van de commissie, Roovers