Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | CXXIV nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | CXXIV nr. E |
Aan de Minister van Algemene Zaken
Den Haag, 10 november 2017
Op 11 juli van dit jaar heeft de voorzitter van de Tijdelijke commissie werkwijze Eerste Kamer het verslag van de commissie aangeboden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.1 De Tijdelijke commissie werd belast met het uitvoeren van een analyse en het doen van aanbevelingen met betrekking tot de werkwijze van de Eerste Kamer. Onderdeel van de werkwijze betreft het verkeer met de regering. Op 24 oktober jl. heeft de Kamer de conclusies en aanbevelingen van de Tijdelijke commissie onderschreven. Graag informeer ik u door middel van deze brief, die in afschrift aan de andere ministers zal worden gestuurd, over de conclusies en aanbevelingen die het verkeer tussen de Eerste Kamer en de regering raken. Hieruit vloeien diverse verzoeken van de Kamer aan de regering voort. Graag verneemt de Kamer hoe de regering uitvoering zal geven aan deze verzoeken.
In navolging van de Tijdelijke commissie heeft de Eerste Kamer besloten de uitvoering door de regering van aangenomen moties systematischer te gaan monitoren. De Eerste Kamer kent momenteel reeds een halfjaarlijks toezeggingenrappel en zal een systeem voor het monitoren van de uitvoering van moties opzetten analoog aan dit bij de regering reeds bekende rappel. Hierover wordt de regering op een later moment nog nader geïnformeerd.
Over dit onderwerp is reeds veelvuldig tussen de Eerste Kamer en de regering gecorrespondeerd. De Tijdelijke commissie heeft de uitgangspunten van de Kamer in die correspondentie bevestigd. Het lijkt de Kamer goed deze nogmaals onder de aandacht van de regering te brengen. De uitgangspunten komen op het volgende neer:
– De vaste verandermomenten 1 januari en 1 juli gelden – met inachtneming van de termijnen uit de Wet raadgevend referendum – als deadline voor de behandeling van spoedeisende wetsvoorstellen.
– Verzoeken om wetsvoorstellen als spoedeisend te behandelen dienen per wetsvoorstel nadrukkelijk gemotiveerd te zijn, waarbij ook de consequentie van eventuele overschrijding van de deadline wordt aangegeven.
– Wanneer een commissie zich bereid heeft verklaard een wetsvoorstel met spoed te behandelen, verlangt zij dat de regering verslagen van haar kant met grote voortvarendheid beantwoordt.
– Commissies hebben in beginsel tenminste zes weken nodig voor een zorgvuldige voorbereiding van de behandeling van wetsvoorstellen, waarna nog een week nodig is voor de plenaire behandeling.
De Tijdelijke commissie heeft geconstateerd dat ondanks vele verzoeken vanuit de Kamer de regering blijft werken met zeer summiere motiveringen die nauwelijks aangeven wat er nu concreet misgaat als de door de regering genoemde deadline niet gehaald wordt. Op dat punt verlangt de Kamer dus aanzienlijke verbeteringen van de regering. Ook vindt de Kamer het in beginsel niet acceptabel dat in de overzichten spoedeisende wetsvoorstellen al voorstellen worden opgenomen die nog niet bij de Tweede Kamer zijn ingediend. Het gebeurt verder regelmatig dat de Tweede Kamer door de regering genoemde deadlines niet haalt. De voor de Eerste Kamer genoemde deadline kan dan niet meer automatisch richtinggevend zijn. Ten slotte meent de Kamer dat de Wet raadgevend referendum2 niet kan meebrengen dat de Eerste Kamer acht weken minder heeft om wetsvoorstellen te behandelen. Integendeel, deze wet zou de regering moeten aansporen de voorbereiding van nieuwe wetsvoorstellen voortvarender ter hand te nemen.
De Eerste Kamer acht, in navolging van de Tijdelijke commissie, betere informatievoorziening door de regering nodig voor wat betreft uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van voorgestelde wetgeving. Zij is van mening dat wanneer een departementale uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets is uitgevoerd, de regering deze toets standaard integraal openbaar moet maken opdat de regering daarop bevraagd kan worden. Indien een dergelijke toets niet is uitgevoerd, dient de regering in de memorie van toelichting voldoende uitgebreid te motiveren waarom van de toets is afgezien. Dit geldt overigens ook voor Tweede Kamerleden die een initiatiefwetsvoorstel aanhangig maken. Ik maak de regering er verder op attent dat de Tijdelijke commissie de Kamercommissies heeft aanbevolen per wetsvoorstel te bezien of aanvullende toetsen door de regering gewenst zijn en daar dan om te vragen, dan wel de regering te vragen of er nog toetsen zijn die wel zijn uitgevoerd, maar waarvan de resultaten nog niet met de Eerste Kamer zijn gedeeld.
De Eerste Kamer verzoekt de regering bij ieder door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel zo spoedig mogelijk een geconsolideerde wetstekst aan te leveren, ook bij initiatiefwetsvoorstellen. De Tijdelijke commissie heeft in dit verband opgemerkt dat het hierbij gaat om teksten die, verwerpingen door de Eerste Kamer daargelaten, sowieso moeten worden gemaakt. Dat houdt concreet in dat dit geen extra ambtelijke capaciteit vergt, maar dat deze capaciteit in een eerdere fase van het wetgevingstraject wordt ingezet.
Naar verwachting zouden geconsolideerde wetsteksten zo spoedig mogelijk bij de Eerste Kamer moeten kunnen worden aangeleverd. Zolang de geconsolideerde wetstekst niet door de regering is verstrekt, kan de behandeling van het betreffende wetsvoorstel nog geen aanvang nemen.
Volgens de in 2009 ingevoerde Europese werkwijze heeft de Eerste Kamer een eigenstandige rol ten opzichte van de regering bij de behandeling van Europese dossiers. Deze rol is in het verleden zo uitgelegd dat een Europees voorstel bij publicatie onmiddellijk in behandeling wordt genomen en het BNC-fiche van de regering niet wordt afgewacht. Op advies van de Tijdelijke commissie heeft de Kamer deze eigenstandige positie enigszins genuanceerd. Een Kamercommissie kan desgewenst ook eerst de kabinetsappreciatie afwachten alvorens te beoordelen of zij een Europees voorstel in behandeling wil nemen. In het verlengde daarvan zal de Eerste Kamer eerst kennisnemen van de kabinetsappreciatie van het werkprogramma van de Europese Commissie alvorens het eigen Europese werkprogramma vast te stellen. Voorheen verliep deze selectieprocedure in theorie zonder kennisneming van de genoemde kabinetsappreciatie.
Teneinde meer grip te krijgen op het Europese wetgevingsproces verzoekt de Eerste Kamer de regering voortaan elke geannoteerde Raadsagenda en elk Raadsverslag aan haar toe te sturen. Op dit moment gebeurt dat nog niet altijd.
Graag informeer ik de regering dat de Tijdelijke commissie de Kamercommissies heeft aanbevolen bij de behandeling van Europese voorstellen meer gebruik te maken van bepaalde instrumenten. Hierbij gaat het om:
– het vragen om (kwartaal)verslagen over het verloop van de onderhandelingen met betrekking tot één Europees wetgevingsvoorstel. Hierbij kan de regering denken aan de verslagen die de Kamer heeft ontvangen in het kader van het voorstel tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie en de voorstellen voor een Europees gegevensbeschermingspakket.
– het vragen om (kwartaal)verslagen waarin de stand van zaken in verschillende Europese wetgevingsdossiers op een bepaald beleidsterrein wordt toegelicht, waarbij de regering wordt gevraagd in het bijzonder aandacht te besteden aan de zorgpunten van de Kamer.
– het vragen van impact assessments over de gevolgen van een (ingrijpend) gewijzigde voorsteltekst voor reeds bestaande nationale wetgeving.
De Kamer verzoekt de regering voorbereid te zijn op dergelijke verzoeken om informatie.
Ik zie uit naar uw reactie op deze brief.
c.c. aan de Voorzitter van de Tweede Kamer en alle overige bewindslieden.
De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-CXXIV-E.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.