De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de verschillende instituties, waaronder de SER en de Algemene Rekenkamer,
kritisch zijn op de doelrealisatie en verantwoording van het Nationaal Groeifonds;
constaterende dat de Algemene Rekenkamer nogmaals vaststelt dat een robuust juridisch
kader rond het Groeifonds ontbreekt;
constaterende dat de Minister de tussenevaluatie van het Nationaal Groeifonds, voorzien
voor december 2023, nog niet met de 1e en 2e kamer heeft gedeeld en besproken;
overwegende dat de Burger van de overheid mag verwachten dat middelen ter versterking
van toekomstig verdienvermogen doelmatig worden besteed en dat toekenning en aanwending
van deze midden zorgvuldigheid verdienen;
overwegende dat een ter bescherming van zowel de overheid als de begunstigden van
de overheidsmiddelen een goed en robuust juridisch kader ingericht dient te zijn;
overwegende dat tussentijdse evaluatie van het Groeifonds onderdeel is van zorgvuldig
overheidsbeleid en dat derhalve resultaten van een dergelijke evaluatie ook hun weerslag
moeten kunnen hebben op toekomstige bestedingen van het Groeifonds;
verzoekt de regering om het opnemen van nieuwe aanvragen en doen van nieuwe toezeggingen
voor middelen van het Groeifonds, tenminste voor de ingang van de zo genoemde vierde
indieningsronde, op te schorten tot nadat de evaluatie van het groeifonds met respectievelijk
de Tweede Kamer en de Eerste Kamer zijn besproken en de lessen van deze evaluatie
hun weerslag hebben gevonden in aangepaste toekenningscriteria van het fonds en een
voldoende robuust juridisch kader is ingericht,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kroon
Crone
Van der Goot
Dessing
Van Apeldoorn