35 925 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022

Nr. 43 MOTIE VAN HET LID SIMONS

Voorgesteld 28 oktober 2021

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de staatscommissie parlementair stelsel in 2018 stelde dat de afnemende normatieve kracht van de wet, de verslapte aandacht voor de kwaliteit van wetgeving en een toenemend beroep van burgers op rechtsbescherming tegen gebrekkige wetgeving de behoefte versterken aan constitutionele toetsing door de rechter;

overwegende dat de situatie waarin de wetgever – de Eerste Kamer, de Tweede Kamer en de regering – zelf mag oordelen over de grondwettigheid van de eigen producten klaarblijkelijk leidt tot het herhaaldelijk schenden van de grondrechten van burgers, zoals is gebeurd in het toeslagenschandaal, en dat dit onwenselijk is;

constaterende dat de Kamer op 29 april 2021 de motie-Kuik c.s. heeft aangenomen waarin de regering wordt verzocht om binnen een jaar wetsvoorstellen in te dienen om artikel 120 van de Grondwet te schrappen;

overwegende dat de staatscommissie parlementair stelsel in 2018 heeft aanbevolen om niet alleen constitutionele toetsing door een rechter mogelijk te maken, maar ook een constitutioneel hof in te stellen;

overwegende dat rechtszekerheid en rechtseenheid van het allergrootste belang zijn in rechtszaken die betrekking hebben op onze meest basale rechten, en het derhalve wenselijker is om constitutionele toetsing te concentreren bij alleen een constitutioneel hof;

verzoekt de regering c.q. de nieuwe regering in de uitvoering van de motie-Kuik c.s. speciaal aandacht te besteden aan het onderzoeken van hoe en wanneer een constitutioneel hof kan worden ingesteld, wat voor vormen het hof zou kunnen aannemen en ook de daaruit voortvloeiende voorstellen aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Simons

Naar boven