Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2022
Met het coalitieakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) zijn middelen gereserveerd om op termijn met medefinanciering vanuit de regio en
uit Europese fondsen de Lelylijn aan te kunnen leggen. De uitwerking hiervan vindt
plaats in het kader van het Deltaplan voor het Noorden, waarbij ook wordt gekeken
hoe de Lelylijn kan bijdragen aan de versterking van de economie, de ontsluiting van
nieuw te ontwikkelen woningbouwgebieden en betere internationale treinverbindingen
met het noorden van Duitsland.
Op basis van de moties van het lid Amhaouch1 en Terpstra2 is het Rijk (IenW, BZK en EZK) eerder al samen met de regio gestart met dit Deltaplan
voor het Noorden. Daarbij zijn ook de afspraken uit het BO MIRT van eind 20203 betrokken over de verbetering van de verbinding tussen Noord Nederland en de Randstad
voor de lange termijn. Naar aanleiding van de motie van het lid Amhaouch heeft de
regio vorig jaar april het initiatief genomen om regionale bouwstenen voor dit Deltaplan
op te stellen, waarna we als Rijk en regio gezamenlijk deze regionale bouwstenen onderzocht hebben op haalbaarheid en maakbaarheid. Over dit proces en de opzet
van dit onderzoek is uw Kamer in de zomer van 2021 geïnformeerd4. Bij deze ontvangt uw Kamer de uitkomsten van dit gezamenlijke onderzoek in de vorm
van een eindrapport en het verslag van het expertpanel dat dit gezamenlijke onderzoek
heeft begeleid5.
In de komende periode gaan wij met de regio gesprek over deze uitkomsten en de verschillende
elementen die hieruit naar voren komen die verdere verdieping vragen. Daarnaast zal
in het vervolg onder andere aandacht moeten worden gegeven aan de genoemde aspecten
in het coalitieakkoord rondom de benodigde aanvullende financiering voor de investeringen
en de internationale bereikbaarheid. In de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving later
dit jaar willen wij met de regio tot afspraken komen over hoe dit vervolg vorm zal
worden gegeven.
Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zoals gebruikelijk direct na deze bestuurlijke
overleggen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens