Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35867 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35867 nr. 2 |
Aan de Leden
Den Haag, 27 januari 2022
Het Presidium legt hierbij aan u voor het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening (TCFD) bij brief van 17 december 2021 inzake de uitvoering van een parlementaire enquête naar Fraudebeleid en Dienstverlening. Het Presidium stelt u voor om in te stemmen met dit onderzoeksvoorstel.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vera Bergkamp
Aan het Presidium
Den Haag, 17 december 2021
Op 8 juli 2021 heeft de Tweede Kamer de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening ingesteld. De tijdelijke commissie had als taak voorstellen te doen voor de opzet van een parlementaire enquête over fraudebestrijding en handhaving, informatie-uitwisseling en dienstverlening bij uitvoeringsorganisaties.
Hierbij ontvangt u het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke commissie voor de uitvoering van deze parlementaire enquête naar Fraudebeleid en Dienstverlening. Namens de tijdelijke commissie verzoek ik u het onderzoeksvoorstel ter besluitvorming door te geleiden naar de Tweede Kamer.
De tijdelijke commissie stelt voor dat de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening kort na besluitvorming door de Tweede Kamer over het onderzoeksvoorstel wordt geconstitueerd, zodat de bevoegdheden van de parlementaire enquêtecommissie met voortvarendheid kunnen worden ingezet.
De fungerend voorzitter van de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening, Belhaj
De griffier van de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening, Sjerp
Inhoud |
blz. |
||
1 |
Inleiding |
3 |
|
1.1 |
Aanleiding |
3 |
|
1.2 |
Van motie tot onderzoeksvoorstel |
4 |
|
1.3 |
Werkwijze van de tijdelijke commissie |
5 |
|
1.4 |
Leeswijzer |
6 |
|
2 |
Doel- en probleemstelling en onderzoeksvragen |
7 |
|
2.1 |
Doel- en probleemstelling |
7 |
|
2.2 |
Onderzoeksvragen |
7 |
|
3 |
Opzet van het onderzoek |
8 |
|
3.1 |
Onderzoeksaanpak |
8 |
|
3.2 |
Planning |
10 |
|
4 |
Werkwijze van de enquêtecommissie |
10 |
|
4.1 |
Enquêtebevoegdheden |
10 |
|
4.2 |
Onderzoeksstaf |
11 |
|
4.3 |
Klankbordgroep |
11 |
|
4.4 |
Betrekken burgers |
11 |
|
4.5 |
Contacten met andere commissies |
11 |
|
4.6 |
Begroting |
11 |
|
Bijlage |
Lijst van geraadpleegde personen en organisaties |
12 |
Ongekend onrecht
Op 17 december 2020 publiceerde de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) het verslag «Ongekend onrecht».1 De constateringen in het verslag kwamen hard aan. Zo constateerde de commissie onder meer dat bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag grondbeginselen van de rechtstaat waren geschonden. «Dit verwijt treft niet alleen de uitvoering – specifiek de Belastingdienst/Toeslagen – maar ook de wetgever en de rechtspraak.» Door een optelsom van onvermogen om recht te doen aan het individu, hebben ouders jarenlang geen schijn van kans gehad, aldus de commissie. «De commissie doet een dringend beroep op alle betrokken staatsmachten om bij zichzelf te rade te gaan hoe in de toekomst herhaling kan worden voorkomen en hoe het ontstane onrecht alsnog kan worden rechtgezet.» Het verslag leidde tot het aftreden van het kabinet Rutte III op 15 januari 2021.
Motie voorbereiding enquête
Daar waar het verslag antwoorden gaf op vragen over het ontstaan en verloop van de affaire, riep het verslag ook vele nieuwe vragen op. Hoe zat het met het onrechtmatig selecteren op nationaliteit? En met de fraudeopsporing buiten Toeslagen? Zijn er persoonsgegevens gedeeld met andere overheden en hoe werkte dit door in de fraudeopsporing elders? Wat was de rol van de medewetgever, waaronder de Tweede Kamer? Deze vragen vormden mede aanleiding voor de Tweede Kamer om middels een motie Marijnissen c.s., aangenomen op 11 februari 2021, de voorbereidingen voor een parlementaire enquête in gang te zetten.2
Klem tussen balie en beleid
Was de Kinderopvangtoeslagaffaire een incident of legde de affaire structurele problemen in de uitvoering bloot? Die vraag was geen onderdeel van de opdracht aan de POK. Maar dat er problemen in de uitvoering waren, was al langer bekend. De Tweede Kamer had precies een jaar daarvoor, op 11 februari 2020, de tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU) ingesteld naar aanleiding van diverse problemen in de uitvoering die burgers klem zetten. Op 25 februari 2021 bood de TCU haar eindrapport «Klem tussen balie en beleid» aan de voorzitter van de Tweede Kamer aan.3 In het rapport concludeerde de TCU dat naar schatting 20 procent van de burgers niet goed uit de voeten kan met de wet- en regelgeving. De belangrijkste oorzaak hiervan is dat de Tweede Kamer, departementen en uitvoeringsorganisaties niet goed samenwerken bij de totstandkoming en uitvoering van beleid. «Gezien de omvang van de problematiek en de schrijnende situaties waarin mensen soms belanden, doet de TCU een dringend beroep op het kabinet, de Tweede Kamer en de uitvoeringsorganisaties om nú aan de slag te gaan. Elke dag uitstel betekent meer mensen in de knel,» aldus de TCU in haar eindrapport.
Hoewel de Tweede Kamer de inhoud van het rapport van de TCU bij het aannemen van de motie over de opzet van een parlementaire enquête naar de dienstverlening, handhaving en fraudebestrijding bij overheidsdiensten nog niet kende, stelden de indieners van de motie al wel dat de rapporten van de POK én de TCU bij de voorbereidingen op de enquête moesten worden betrokken.
Voorbereidingsgroep
Naar aanleiding van de motie-Marijnissen c.s. heeft het Presidium de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (hierna: commissie BiZa) per brief van 25 februari 2021 verzocht een onderzoeksvoorstel op te stellen voor een parlementaire enquête naar de dienstverlening, handhaving en fraudebestrijding bij overheidsdiensten. De commissie BiZa heeft in haar procedurevergadering van 22 april 2021 besloten om een voorbereidingsgroep in stellen die als taak heeft een voorstel te doen tot de instelling van een tijdelijke commissie, waarbij de reikwijdte/scope van de enquête globaal wordt omschreven in thema’s en deelvragen, inclusief een planning en begroting voor de tijdelijke commissie.
Tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening
De voorbereidingsgroep4 heeft de commissie BiZa voorgesteld de Tweede Kamer voor te stellen om een tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening (hierna: tijdelijke commissie) in te stellen, onder verwijzing naar de Regeling parlementair en extern onderzoek en op basis van artikel 7.2 Reglement van Orde. De tijdelijke commissie krijgt als opdracht een onderzoeksvoorstel uit te werken voor de opzet van een parlementaire enquête over fraudebestrijding en handhaving, informatie-uitwisseling en dienstverlening bij uitvoeringsorganisaties (kortweg: parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening). In de procedurevergadering van 3 juni 2021 heeft de commissie BiZa ingestemd met dit voorstel en het Presidium verzocht het voorstel door te geleiden naar de Tweede Kamer. Op 29 juni 2021 heeft de Kamer ingestemd met het voorstel. Op 8 juli 2021 is de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening geconstitueerd en zijn de leden Belhaj (D66) en Van Nispen (SP) gekozen tot voorzitter respectievelijk ondervoorzitter van de tijdelijke commissie. Daarnaast maken de leden Peters (CDA), Simons (BIJ1), Michon-Derkzen (VVD) en Maatoug (GroenLinks) deel uit van de tijdelijke commissie.
Hierbij treft u het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke commissie aan voor de uitvoering van een parlementaire enquête naar fraudebeleid en dienstverlening.
Werkwijze
Bij het opstellen van het onderzoeksvoorstel is de opdracht van de commissie BiZa als uitgangspunt genomen. Vervolgens heeft de tijdelijke commissie in beslotenheid informatieve gesprekken gevoerd met verschillende personen en organisaties over diverse onderwerpen, zoals fraudebeleid; ontwikkeling in samenstelling, professionaliteit en functioneren van het ambtelijk apparaat; verhouding tussen kabinet, politiek en ambtenarij; ICT en algoritmes; discriminatie, (institutioneel) racisme en etnisch profileren; vertegenwoordigers slachtoffers, burgerperspectief; discours rondom fraudebeleid en lessen voor de toekomst(zie bijlage). Ook is met hen gesproken over de mogelijke vormgeving van de enquête. Daarnaast is een burgerconsultatie uitgevoerd. In drie zogenoemde «focusgroepen» van elk zes deelnemers zijn de verwachtingen ten aanzien van de enquête van burgers gepeild. Het betrof twee focusgroepen met algemeen publiek (gespreid naar opleiding, geslacht, leeftijd en regio) en een focusgroep met gedupeerden (die problemen met het UWV of de Belastingdienst hebben gehad gespreid naar regio en geslacht). Ook heeft de tijdelijke commissie rapporten en artikelen betrokken bij haar werkzaamheden. Tot slot is het concept onderzoeksvoorstel besproken met een reflectiegroep, bestaande uit de heer Vonk (hoogleraar socialezekerheidsrecht, Rijksuniversiteit Groningen), de heer Noordegraaf (hoogleraar Public Management, Universiteit Utrecht), de heer Widlak (Directeur Stichting Kafkabrigade) en de heer Ghebreab (universitair hoofddocent Sociaal-Intelligente AI aan de Universiteit van Amsterdam en wetenschappelijk directeur van Civic-AI Lab).
De tijdelijke commissie is alle betrokkenen zeer erkentelijk voor hun waardevolle inbreng.
Uitwerking opdracht
In dit onderzoeksvoorstel stelt de tijdelijke commissie voor om, naast de onderwerpen die de POK niet heeft behandeld, ook nadrukkelijk aandacht te besteden aan hetgeen de TCU in haar rapport constateert, namelijk dat sommige oorzaken van de problemen in de uitvoering al langer bekend zijn en sommige aanbevelingen eerder zijn gedaan.
Daarnaast signaleert de tijdelijke commissie dat de Kinderopvangtoeslagaffaire er mede aan heeft bijgedragen dat het vertrouwen van burgers in de overheid en de rechtsbescherming is geschaad. De tijdelijke commissie stelt in de parlementaire enquête de impact die fraudebeleid en overheidshandelen heeft gehad op burgers centraal en zal oog hebben voor de praktische gevolgen voor die burgers.
Ten slotte moet worden opgemerkt dat de compensatie van individuele burgers als gevolg van de hersteloperatie geen onderdeel uitmaakt van dit onderzoeksvoorstel. Die operatie is onderdeel van het lopende dossier dat door de vaste Kamercommissie voor Financiën wordt behandeld (zie ook paragaaf 4.4).
Toelichting begrippen
De tijdelijke commissie hanteert in dit onderzoeksvoorstel enkele begrippen die een nadere toelichting behoeven:
• fraudebeleid: de tijdelijke commissie geeft in het kader van dit onderzoek hieraan een brede invulling. Onder fraudebeleid valt niet alleen de wijze waarop fraudebestrijding en handhaving (inclusief preventie) en het toezicht daarop is vormgegeven, maar ook fraude aanpak in de praktijk. Daarnaast gaat het ook om (rechtmatigheids)controles die niet specifiek vallen onder fraudebeleid, maar uiteindelijk wel kunnen leiden tot stempel fraudeur (geen fraudeur maar toch een boete).
• fraude: in het verlengde van het begrip fraudebeleid signaleert de tijdelijke commissie dat waar fraude door het Openbaar Ministerie wordt gedefinieerd als «opzettelijke misleiding om onrechtmatig voordeel te verkrijgen»5 (bewust), uit bijvoorbeeld de Kinderopvangtoeslagaffaire blijkt dat burgers bij het maken van een (onbewuste) fout ook als fraudeur werden bestempeld.
• informatievoorziening: om de informatie te duiden die tussen uitvoeringsorganisaties onderling, tussen uitvoeringsorganisaties en ministeries, ministeries onderling en tussen ministeries en Staten-Generaal over fraudebeleid wordt uitgewisseld, gebruikt de tijdelijke commissie het begrip «informatievoorziening».
• informatie-uitwisseling: hiermee doelt de tijdelijke commissie op informatie die in het kader van de uitvoering van fraudebeleid met derden wordt gedeeld, te denken valt aan persoonsgegevens, (risico)profielen, zogenoemde «zwarte lijsten» en ICT-toepassingen.
• ICT-toepassingen: hieronder verstaat de tijdelijke commissie toepassingen zoals fraudedetectie-technologieën en (zelflerende) algoritmen.
• dienstverlening: in het kader van dit onderzoeksvoorstel gaat het hier om de wijze waarop in de uitvoering van fraudebeleid de dienstverlening aan de burger is vormgegeven. In de praktijk betreft dit bijvoorbeeld het helpen van burgers bij een juiste aanvraag.
• rechtsbescherming: het geheel van mogelijkheden dat voorziet in een waarborg van de rechten en belangen van de burger, waardoor op een toegankelijke, transparante, begrijpelijke en effectieve manier (al dan niet achteraf) kan worden opgekomen tegen besluiten of handelingen van uitvoeringsorganisaties in het kader van fraudebeleid.
Inhoud
Dit onderzoeksvoorstel geeft een nadere beschrijving van de opzet van de parlementaire enquête. In hoofdstuk 2 worden de doel- en probleemstelling geformuleerd en de daaruit afgeleide onderzoeksvragen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de opzet van de enquête uiteengezet. In hoofdstuk 4 volgt de werkwijze van de enquêtecommissie, inclusief begroting.
De tijdelijke commissie concludeert dat het hoofddoel van de enquête, zoals door de commissie BiZa geformuleerd, nog steeds van toepassing is:
Hoofddoel van de enquête is waarheidsvinding om lessen te trekken voor de toekomst.
Dit hoofddoel wordt als volgt gepreciseerd:
Doel van de enquête is tot inzicht en oordeelsvorming te komen aangaande de wijze waarop de overheid fraude bestrijdt en daarbij tekort is geschoten in de dienstverlening aan en rechtsbescherming van burgers door het proces van de totstandkoming en uitvoering van fraudebeleid bloot te leggen, in het bijzonder de rol van de Tweede Kamer, het gebruik van (discriminerende) risicoprofielen en de informatie-uitwisseling, teneinde lessen te trekken opdat iedereen kan vertrouwen op een rechtvaardige behandeling door de overheid.
Uit bovenstaande doelstelling volgt de volgende probleemstelling:
Hoe kan worden verklaard dat de wijze waarop de overheid fraude bestrijdt, heeft geleid tot tekortschietende dienstverlening aan en rechtsbescherming van burgers? Welke rol hadden betrokken actoren bij de totstandkoming en uitvoering van dit fraudebeleid en welke lessen kunnen worden getrokken, opdat iedereen kan vertrouwen op een rechtvaardige behandeling door de overheid?
Uit bovenstaande doel- en probleemstelling volgen de volgende onderzoeksvragen:
Contextanalyse
1. Hoe zag het discours rondom fraude er de afgelopen dertig jaar uit en welke invloed heeft dat gehad op fraudebeleid in de afgelopen dertig jaar?
2. Welk fraudebeleid is daaruit voortgevloeid en hoe heeft zich dat vertaald in wet- en regelgeving, welke ambtelijke en politieke keuzes zijn daarbij gemaakt en waarom? Welke adviezen/rapporten speelden daarbij wel of geen rol, en waarom?
3. Welke rol heeft New Public Management en de toenemende mogelijkheden van ICTtoepassingen hierbij gespeeld?
4. In hoeverre was bij het opstellen van dit fraudebeleid oog voor de dienstverlening aan en rechtsbescherming van burgers?
5. Op welke wijze heeft de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer) haar rol in deze context ingevuld?
Verdiepingsonderzoek
6. Hoe hebben (samenwerkingsverbanden van) uitvoeringsorganisaties fraudebeleid, de dienstverlening aan en rechtsbescherming van burgers vormgegeven, welke keuzes en financiële overwegingen zijn daarbij gemaakt en waarom? Welke ontwikkeling is daarin te zien?
Wat waren de gevolgen hiervan voor die burgers?
7. Welke rol speelden de toepassing van risicoprofielen en ICT-toepassingen in fraudebeleid? Hoe effectief is die toepassing geweest, wat waren ongewenste effecten en in hoeverre was daarbij sprake van discriminatie?
8. Welke actoren waren betrokken bij de ontwikkeling van risicoprofielen en ICT-toepassingen in fraudebeleid en welke rol speelden zij?
9. Welke informatie in het kader van de uitvoering van fraudebeleid is tussen uitvoeringsorganisaties onderling en tussen uitvoeringsorganisaties en derde partijen (zoals het Inlichtingenbureau) uitgewisseld? Welke keuzes zijn daarbij gemaakt en waarom? (dit betreft informatie-uitwisseling, zie leeswijzer)
10. Welke informatie over fraudebeleid is er uitgewisseld tussen uitvoeringsorganisaties onderling, uitvoeringsorganisaties en ministeries, ministeries onderling en tussen ministeries en StatenGeneraal? Welke keuzes zijn daarbij gemaakt en waarom? (dit betreft informatievoorziening, zie leeswijzer)
Verklarende analyse
11. Welke rapporten zijn uitgebracht en welke aanbevelingen zijn gedaan in het kader van de uitvoering van fraudebeleid, dienstverlening aan en rechtsbescherming van burgers, wat is daarmee gedaan en waarom?
12. Hoe kan worden verklaard dat de overheid tekort is geschoten in de dienstverlening aan en rechtsbescherming van burgers bij fraudebeleid?
Bij de uitvoering van het onderzoek zijn de volgende vier fasen te onderscheiden:
• Fase 1: Bureau-onderzoek (contextanalyse en verdiepingsonderzoek)
• Fase 2: Besloten voorgesprekken
• Fase 3: Openbare verhoren
• Fase 4: Eindrapport
Hieronder worden de verschillende fasen nader toegelicht.
Fase 1 Bureau-onderzoek (contextanalyse en verdiepingsonderzoek)
De eerste fase van het onderzoek valt uiteen in twee delen: een contextanalyse en verdiepingsonderzoek.
Deel 1: Contextanalyse (discoursanalyse, literatuur- en dossieronderzoek)
In dit eerste deel staan onderzoeksvragen 1 t/m 5 en 11 centraal. De contextanalyse bestaat uit een discoursanalyse, literatuur- en dossieronderzoek.
De discoursanalyse richt zich op de manier waarop over fraude in de afgelopen dertig jaar is gesproken in de maatschappij (onder meer in de wetenschap, media, politiek, e.d.).
De rol van diverse actoren wordt beschreven, inclusief de rol van de Staten-Generaal. Dit deel van het onderzoek zal worden uitbesteed.
In het literatuuronderzoek wordt onderzoek gedaan naar fraudebeleid sinds de jaren negentig, toen onder Lubbers III in 1992 de Ministeriële Commissie Bestrijding Fraude en Financieel-Economische Criminaliteit werd ingesteld. Deze commissie vervulde een coördinerende rol bij de bestrijding van onder meer fiscale fraude en sociale zekerheidsfraude.6
Daar waar informatie nog niet openbaar beschikbaar is maar wel noodzakelijk blijkt voor het onderzoek, zal de enquêtecommissie dossieronderzoek verrichten. De enquêtecommissie zal in dat geval gebruik maken van haar bevoegdheid om deze informatie te vorderen. De enquêtecommissie kan tijdens de hele onderzoeksperiode van deze bevoegdheden gebruik maken. Zodra stukken binnen zijn, worden deze geanalyseerd door de staf en gebruikt om voorlopige bevindingen te complementeren.
De tijdelijke commissie stelt voor om in de contextanalyse de afgelopen dertig jaar te onderzoeken: van 1992 tot de presentatie van het rapport van de TCU op 25 februari 2021.
Deel 2: Verdiepingsonderzoek (literatuur- en dossieronderzoek)
In dit deel van het onderzoek staat de uitvoeringspraktijk centraal. Daarbij staan onderzoeksvragen 6 tot en met 10 centraal. Dit gebeurt op basis van literatuur- en dossieronderzoek. Het verdiepingsonderzoek vindt in eerste instantie plaats bij de Belastingdienst en het UWV, aangezien deze organisaties grote impact hebben op grote groepen burgers. Daarnaast wordt ook in het bijzonder gekeken naar het Inlichtingenbureau, aangezien dat bureau een belangrijke rol speelt in de informatie-uitwisseling tussen overheidsinstanties en gemeenten. Startpunt van het onderzoek bij de Belastingdienst vormt het moment waarop de dienst Toeslagen aan burgers uit ging keren, vanaf 2005. Bij het UWV is het startpunt het ontstaan van het UWV in 2002. Eindpunt voor het onderzoek naar beide organisaties is de publicatie van het verslag van het rapport van de TCU op 25 februari 2021, met die aantekening dat het lopend herstelbeleid niet betrokken wordt.
Mocht uit het eerste deel van het onderzoek blijken dat de enquêtecommissie meer organisaties in het onderzoek moet betrekken om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, dan zal de enquêtecommissie haar onderzoek uitbreiden naar desbetreffende organisaties.
Fase 2 Besloten voorgesprekken
Na het literatuuronderzoek, de discoursanalyse en het dossieronderzoek zal de enquêtecommissie als voorbereiding op de openbare verhoren besloten voorgesprekken voeren. Deze hebben als doel het vergroten van kennis van en inzicht in de materie, het toetsen van voorlopige bevindingen en het selecteren van getuigen en deskundigen voor de openbare verhoren.
Fase 3 Openbare verhoren
Na de besloten voorgesprekken zal de enquêtecommissie personen als getuige of deskundige in de openbaarheid onder ede horen. Het doel van de verhoren is waarheidsvinding, publieke verantwoording, het ophelderen van onduidelijkheden en het publiek een beeld geven van de onderzochte gebeurtenissen.
Fase 4 Eindrapportage
In deze fase wordt op basis van alle bevindingen antwoord gegeven op vraag 12. Ten slotte presenteert de enquêtecommissie haar bevindingen en lessen in een eindrapportage. Hierin spreekt zij ook oordelen uit en doet zij aanbevelingen.
N.B. Zoals eerder gesteld maakt de compensatie van individuele burgers als gevolg van de hersteloperatie geen onderdeel uit van dit onderzoeksvoorstel. Die operatie is onderdeel van het lopende dossier dat door de vaste Kamercommissie voor Financiën wordt behandeld en de enquêtecommissie zal dan ook geen uitspraken doen over het lopende herstelbeleid.
Fase |
Doorlooptijd |
Werkzaamheden |
---|---|---|
1 Bureau-onderzoek |
februari 2022 – oktober 2022 |
Voorbereiden en uitvoeren van literatuuronderzoek, discoursanalyse en dossieronderzoek |
2 Besloten gesprekken |
November 2022 – januari 2023 |
Voorbereiden, uitvoeren en verwerken besloten voorgesprekken |
3 Openbare verhoren |
Februari 2023 – mei 2023 |
Voorbereiden, uitvoeren en verwerken openbare verhoren |
4 Eindrapportage |
Juni 2023 – november 2023 |
Opstellen en presentatie eindrapportage |
Een parlementaire enquête is het zwaarste onderzoeksinstrument van het parlement. Doel van de onderhavige enquête is onder meer inzicht krijgen in de wijze waarop de overheid fraude bestrijdt en daarbij tekort is geschoten in de dienstverlening aan en rechtsbescherming van burgers. De enquêtecommissie zal daarbij in het bijzonder ingaan op de rol van de Tweede Kamer, ambtelijke en politieke besluitvorming, het gebruik van (discriminerende) risicoprofielen, ICT toepassingen, de informatievoorziening en de informatie-uitwisseling. Daarvoor acht de tijdelijke commissie de inzet van enquêtebevoegdheden gerechtvaardigd en noodzakelijk, zoals het horen onder ede en het vorderen van schriftelijke inlichtingen en afschriften van, inzage in en/of kennisneming van documenten.
De enquêtecommissie zal worden ondersteund door een ambtelijke staf. De staf van de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening zal ook de enquêtecommissie ondersteunen, uitgebreid met een aantal, nog te werven onderzoekers. De voltallige onderzoeksstaf komt te bestaan uit een griffier, een adjunct-griffier, een commissie-assistent, een onderzoekscoördinator, een plaatsvervangend onderzoekscoördinator, zes onderzoekers, een informatiespecialist, een data analist, een juridisch adviseur, een communicatieadviseur en een woordvoerder.
Met het oog op de kwaliteitsborging stelt de enquêtecommissie een klankbordgroep in bestaande uit verschillende deskundigen op uiteenlopende terreinen. De klankbordgroep zal gedurende het onderzoek reflecteren over onder meer de aanpak en het concept eindrapport.
De tijdelijke commissie heeft burgers betrokken bij de totstandkoming van het onderzoeksvoorstel en de enquête. In focusgroepen is er met burgers gesproken over de verwachtingen ten aanzien van de parlementaire enquête en het onderzoeksvoorstel. De commissie wil tijdens de parlementaire enquête burgers blijven betrekken. Gedurende het onderzoek zal worden gekeken op welke wijze dit kan worden ingevuld.
Het ligt in de rede dat de enquêtecommissie contact onderhoudt met de vaste Kamercommissies voor Financiën, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Digitale Zaken over (mogelijke) samenloop van werkzaamheden. Hoewel de enquêtecommissie voornamelijk terugkijkt, zal de enquêtecommissie ook lopende en komende ontwikkelingen aandachtig volgen om met haar aanbevelingen aan te kunnen sluiten bij de actuele situatie.
De begroting van de parlementaire enquête is afgestemd met de Stafdienst Financieel Economische Zaken en de uitgaven worden afgerond begroot op € 3,1 miljoen. Deze middelen zullen, op grond van artikel 3 van de Wet op de parlementaire enquête 2008, vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) worden toegevoegd aan de begroting van de Tweede Kamer. De parlementaire enquête heeft dus geen gevolgen voor de begroting van de Kamer.
Betrokkenen bij eerdere parlementaire enquêtes en onderzoeken
– (André) Bosman, L. (Liselotte) Boeve en N. (Natascha) Stroeker, voorzitter resp. griffier en onderzoekscoördinator tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU)
– C.J.L. (Chris) van Dam, J. (Jeroen) Freriks en R.J. (Rob) de Bakker, voorzitter resp. griffier en onderzoekscoördinator Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) – R.M. (Renske) Leijten, voorzitter voorbereidingsgroep instelling tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening, tevens lid parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) – A.A.G.M (Ronald) van Raak, voorzitter tijdelijke commissie evaluatie Wet Parlementaire Enquête (TCWPE), tevens ondervoorzitter Parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB)
– M.M. (Madeleine) van Toorenburg en D.S. (Dennis) Nava, voorzitter resp. griffier parlementaire enquêtecommissie Fyra
– A.C. (Anouschka) Verbruggen-Groot, juridisch adviseur TCEWPE en diverse enquête- en ondervragingscommissies
ICT en algoritmes (wetenschappers)
– V.J.J.M. (Victor) Bekkers, hoogleraar Bestuurskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam
– S. (Sennay) Ghebreab, universitair hoofddocent Sociaal-Intelligente AI aan de Universiteit van Amsterdam
– L. (Linda) Kool, senior onderzoeker, Rathenau instituut
– A.J. (Bram) Klievink, hoogleraar Digitalization and Public Policy, Universiteit Leiden
– J.E.J. (Corien) Prins, hoogleraar Recht en Informatisering, Universiteit Tilburg, Voorzitter WRR
ICT en algoritmes (ervaringsdeskundigen)
– S. (Siri) Beerends, cultuur-socioloog, werkzaam bij SETUP, promovenda Universiteit Twente
– (Ilyaz) Nasrullah, digitaal strateeg en columnist Trouw
– R.J. (René) Veldwijk, associé bij Ockham Groep en opiniemaker bij Computable – A. (Arjan) Widlak, directeur stichting Kafkabrigade
Ontwikkeling in samenstelling, professionaliteit en functioneren van het ambtelijk apparaat
– T. (Taco) Brandsen, hoogleraar Bestuurskunde Radboud Universiteit Nijmegen
– P.M. (Peter) Kruyen, docent Bestuurskunde Radboud Universiteit Nijmegen
– F. (Frits) van der Meer, bijzonder hoogleraar «Comparative Public Sector and Civil Service Reform» Universiteit Leiden
– M. (Mirko) Noordegraaf, hoogleraar Public Management Universiteit Utrecht
Verhouding tussen kabinet, politiek en ambtenarij
– L.B.J. (Laura) van Geest, Nederlands econoom en bestuurskundige, bestuursvoorzitter Autoriteit Financiële Markten
– N. (Nicolette) van Gestel, hoogleraar Nieuwe sturingsvormen in sociale zekerheid en arbeidsvoorziening Tilburg University en kroonlid SER
– B. (Bernard) ter Haar, buitengewoon adviseur bij de Algemene Bestuursdienst op het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
– M.A. (Martijn) van der Steen, co-decaan en adjunct-directeur van de NSOB en directeur van de Denktank. Bijzonder hoogleraar Erasmus Universiteit Rotterdam
– S. (Sandra) van Thiel, hoogleraar Public Management Erasmus Universiteit Rotterdam en hoogleraar Bestuurskunde Radboud Universiteit Nijmegen
Discriminatie, (institutioneel) racisme en etnisch profileren
– Q. (Quirine) Eijkman, ondervoorzitter College voor de Rechten van de Mens, lector Toegang tot het Recht bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie (KSI) van de Hogeschool Utrecht
– J. (Jaïr) Schalkwijk, Controle Alt Delete
– G.D. (Gloria) Wekker, emeritus hoogleraar sociale en culturele antropologie Universiteit van Utrecht
Vertegenwoordigers slachtoffers, burgerperspectief
– (Amma) Assante, voorzitter Landelijke CliëntenRaad (LCR)
– R. (Reinier) Feiner, voorzitter Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) – L. (Lex) Staal, directeur Sociaal Werk Nederland
Fraudebeleid
– H.J.M. (Menno) Fenger, hoogleraar institutionele beleidsanalyse, Erasmus School of Social and Behavioural Sciences, Erasmus Universiteit Rotterdam
– M.L.M. (Marc) Hertogh, hoogleraar Rechtssociologie, faculteit rechtsgeleerdheid, Rijksuniversiteit Groningen
– (Albertjan) Tollenaar, hoogleraar en directeur Groningen Graduate School of Law, faculteit rechtsgeleerdheid, Rijksuniversiteit Groningen
– G.J. (Gijs) Vonk, hoogleraar socialezekerheidsrecht, faculteit rechtsgeleerdheid, Rijksuniversiteit Groningen
Discours rondom fraudebeleid
– F. (Femke) Roosma, universitair docent, Tilburg School of Social and Behavioral Sciences, Universiteit Tilburg
– R. (Rens) Vliegenthart, hoogleraar communicatiewetenschap en onderzoeksdirecteur bij de
– Amsterdam School of Communication Research van de Universiteit van Amsterdam
– M.S. (Michiel) de Vries, hoogleraar bestuurskunde, Radboud Universiteit Nijmegen
Lessen voor de toekomst
– (Alex) Brenninkmeijer, lid Europese Rekenkamer en voormalig Nationale ombudsman
– J. (Jeroen) Dijsselbloem, voorzitter Onderzoeksraad voor de Veiligheid en voormalig Minister van Financiën
– Th.C. (Thom) de Graaf, vicepresident van de Raad van State
– E. (Ewout) Irrgang, lid college van de Algemene Rekenkamer en voormalig Kamerlid
– H.D. (Herman) Tjeenk Willink, voormalig politicus en oud-topambtenaar, Minister van Staat – R.F.B. (Reinier) van Zutphen, Nationale ombudsman
De voorbereidingsgroep bestond uit de leden Leijten (SP, voorzitter), Yeşilgöz-Zegerius (VVD, tot 25 mei), Becker (VVD, vanaf 25 mei), Belhaj (D66), Peters (CDA), Nijboer (PvdA, 10 mei), Kathmann (PvdA, vanaf 17 mei) en Van Raan (PvdD).
Deze commissie werd in 2002 opgeheven, om in 2013 opnieuw opgericht te worden onder de naam Ministeriële Commissie Fraude.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35867-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.