35 853 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met enkele verbeteringen en preciseringen van de tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Ontvangen ter Griffie op 11 juni 2021.

De vastgestelde ministeriële regeling kan niet eerder inwerking treden dan op 19 juni 2021.

De vastgestelde ministeriële regeling vervalt van rechtswege indien de Kamer, op voorstel van vijftig leden uiterlijk 18 juni 2021 te kennen geeft niet in te stemmen met de regeling.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2021

Op 28 mei jl. heb ik uw Kamer het concept gezonden van de wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met de inzet van coronatoegangsbewijzen op basis van vaccinatie of herstel (Kamerstuk 25 295, nr. 1241). Tegelijkertijd is het ontwerp van deze regeling voor advies voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). De AP en het ATR hebben geen opmerkingen op de regeling.

Mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bied ik u hierbij aan de vastgestelde regeling inclusief toelichting1. De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven nahangprocedure (artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid). Op grond van de aangehaalde bepaling treedt de regeling niet eerder in werking dan een week na deze overlegging. Beoogd wordt deze regeling in werking te laten treden in de voorlaatste week van juni 2021, tegelijk met de wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met enkele verbeteringen en preciseringen van de tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Kamerstuk 35 853, nrs. 12). Ook ter vereenvoudiging van de behandeling van dat wetsvoorstel zend ik deze regeling reeds naar uw Kamer op dezelfde dag als de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel (Kamerstuk 35 853, nr. 9).

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven