35 830 Financieel jaarverslag van het Rijk 2020

Nr. 27 MOTIE VAN HET LID AZARKAN

Voorgesteld 9 juni 2021

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het prominente CDA-lid Van Lienden via de door hem opgerichte Sphinx Holding B.V. een overeenkomst heeft gesloten met het Ministerie van VWS tot levering van mondkapjes aan het begin van de coronapandemie met een waarde van meer dan 100,8 miljoen euro;

constaterende dat Van Lienden in zijn mediaoptredens voorafgaand aan, alsook na het binnenslepen van, de order de zaken heeft voorgesteld als zou hij daarbij geen winstoogmerk hebben;

constaterende dat Van Lienden voor het binnenhalen van de order een stichting heeft opgericht, die hij in zijn mediaoptredens prominent heeft ingezet, doch dat hij het bestaan van de Sphinx Holding B.V., de formele partij bij de overeenkomst, heeft verzwegen;

constaterende dat het aan deze verkeerde voorstelling van zaken is te danken dat Van Lienden, Damme en Van Gestel de order hebben kunnen binnenslepen;

constaterende dat naderhand is gebleken dat Van Lienden c.s. wel degelijk een winstoogmerk hadden en dat dit oogmerk heeft geresulteerd in een winst van 28 miljoen, waarvan 9,2 miljoen euro bestemd voor Van Lienden persoonlijk, 5,7 miljoen euro voor Damme en 5,5 miljoen euro voor Van Gestel;

constaterende dat de geleverde mondkapjes niet aan de kwaliteitseisen voldoen en om die reden ongebruikt zijn gebleven;

constaterende dat voor deze ondeugdelijke mondkapjes een prijs is gehanteerd die significant hoger lag dan de marktprijs;

van mening dat de heer Van Lienden c.s. misbruik hebben gemaakt van de coronacrisis en daarmee (in feite) een overeenkomst hebben afgedwongen die onder normale omstandigheid niet zou zijn gesloten;

mede gegeven:

  • de grote maatschappelijke verontwaardiging, mede geënt op de overtuiging dat de belastingbetaler niet mag worden gedupeerd en dat de door Van Lienden c.s. ontvangen gelden toebehoren aan de schatkist;

  • het feit dat het in stand laten van de deal met Van Lienden c.s. de belastingmoraal in Nederland ernstig ondermijnt en het vertrouwen in het overheidsapparaat en zijn instituties doet afkalven;

verzoekt de regering, om alle juridische mogelijkheden die voorhanden zijn te benutten om de overeenkomst met Van Lienden c.s. ongedaan te maken, zulks in ieder geval, maar niet uitsluitend, door die overeenkomst:

  • op grond van artikel 3:44 BW te vernietigen vanwege misbruik van omstandigheden of bedrog;

  • dan wel op grond van artikel 3:40 BW nietig te verklaren vanwege strijd met de goede zeden;

  • dan wel op grond van artikel 6:228 BW nietig te verklaren vanwege totstandkoming onder invloed van dwaling of vanwege een onjuiste voorstelling van zaken;

  • dan wel te ontbinden omdat de geleverde mondkapjes niet aan de overeenkomst beantwoorden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Azarkan

Naar boven