Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35743 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35743 nr. 3 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 december 2021
Middels deze kabinetsreactie reageer ik op het Jaarverslag 2020 van de Nationale ombudsman en van de Kinderombudsman. Dit doe ik mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De Minister van Defensie heeft op het Jaarverslag 2020 van de Veteranenombudsman gereageerd in de Veteranennota 2020–2021 op 7 juni 20211.
In het voorwoord van het jaarverslag wordt ingegaan op de impact van de coronacrisis op de persoonlijke levens van burgers, op de economie en op de relatie tussen burger en overheid. De ombudsmannen stellen vast dat de overheid aanvankelijk grote delen van de samenleving heeft geholpen met snelle en eenvoudige steunmaatregelen en de overheidssteun simpel en doeltreffend begon, maar geleidelijk aan complex en ingewikkeld werd. Door de coronacrisis is de relatie tussen overheid en burger verder onder druk gezet en daarom pleiten de ombudsmannen voor een overheid die eerlijk, simpel en begripvol is, zeker voor kwetsbare groepen. In een reflectie op het eigen functioneren geven de ombudsmannen aan scherper aan de wind te zullen zeilen in hun adviezen en eerder en vaker met Uw Kamer van gedachten te willen wisselen over hun aanbevelingen.
Ik deel de zorgen van de ombudsmannen over de relatie tussen overheid en burger. Het jaarrapport biedt concrete aanbevelingen wat we als overheid kunnen doen om burgers beter van dienst te zijn en zo het vertrouwen in de overheid te vergroten.
In deze brief wordt eerst ingegaan op het jaarverslag van de Nationale ombudsman en dan op het jaarverslag van de Kinderombudsman.
Jaarverslag 2020 Nationale ombudsman
Ook in 2020 hebben weer veel mensen de Nationale ombudsman gevonden voor hulp. De Nationale ombudsman intervenieert, bemiddelt, doet onderzoek, biedt een luisterend oor, helpt op weg en verwijst door. Het is zeer waardevol dat de Nationale ombudsman er is voor mensen die vast (dreigen te) lopen in hun contact met een overheidsorganisatie, en dat deze burgers de Nationale ombudsman weten te vinden. Ik bedank de Nationale ombudsman voor zijn niet aflatende inzet en toewijding.
Armoede, toegang tot voorzieningen, fundamentele rechten, participatie en invloed, leefbaarheid, Caribisch Nederland en internationaal zijn de zeven thema’s die in het jaarverslag 2020 van de Nationale ombudsman worden besproken. Per thema zet de Nationale ombudsman uiteen met welke kwesties burgers zich bij hem hebben gemeld, hoe dit zich volgens hem verhoudt tot een behoorlijke behandeling van burgers en welke interventie hij heeft gepleegd. Ik zal hieronder per thema reageren op het jaarverslag.
Thema 1: armoede
Uitbetaling compensatie Kinderopvangtoeslag
De Kinderopvangtoeslagaffaire heeft grote financiële en immateriële schade toegebracht aan een grote groep burgers. De inbreng van de Nationale ombudsman is van grote toegevoegde waarde voor de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT). De Nationale ombudsman signaleert zaken bij UHT die beter moeten en geeft hierover adviezen. Daarnaast monitort de Nationale ombudsman de klachtbehandeling door UHT en brengt hier rapportages over uit. De eerste rapportage is uitgekomen op 25 mei 2021, de tweede rapportage op 11 oktober 2021. In deze laatste rapportage uit de Nationale ombudsman zijn zorgen over de voortgang bij UHT.
UHT stelt alles in het werk om te herstellen wat in het verleden fout is gegaan en het helpen van de gedupeerde ouders. Het is van groot belang dat gedupeerden zo snel en goed mogelijk recht wordt gedaan en dat zij helderheid hebben over de stappen en uitkomsten in het hersteltraject. Hierbij wordt door UHT, zoals ook door de Nationale ombudsman is geadviseerd, geïnvesteerd in een actieve benadering en frequent persoonlijk contact met de burgers. De persoonlijk zaakbehandelaar belt actief met de burger, bijvoorbeeld voorafgaand aan het versturen van een brief met een te verwachten impact, en er wordt actief informatie verstrekt over de reparatie- en herstelmogelijkheden. Deze investering past in het versterken van de kwaliteit van dienstverlening aan de burger en is essentieel om het vertrouwen van de burger in Toeslagen te herstellen.
Ouders in acute nood (niet-financieel en financieel) kunnen zich wenden tot UHT om een beroep te doen op versnelde hulp. Er zijn aanvullende regelingen ontwikkeld, die nodig bleken om ouders (financieel) op weg te kunnen helpen. Inmiddels is aan grote groepen ouders tenminste een eerste stap in het herstel geboden. Er is echter nog veel werk te doen om alle ouders uiteindelijk volledig te helpen. Dit is een complexe opgave, waarbij in de praktijk continu afwegingen gemaakt moeten worden tussen botsende principes zoals snelheid, zorgvuldigheid, dienstverlening en ruimhartigheid. Mede hierom vraagt de herstelorganisatie om een andere aanpak. Op dit moment vindt de herijking van deze aanpak plaats. De herijking is bedoeld om te onderzoeken of en hoe het herstelproces versneld en verbeterd kan worden voor gedupeerden en of en hoe hen sneller duidelijkheid kan worden geboden over het verloop van het traject. Tweemaandelijks wordt de Tweede Kamer over de voortgang van de herstelorganisatie geïnformeerd in de voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag. De laatste voortgangsrapportage betrof de achtste voortgangsrapportage van 30 september 2021.2
De adviezen en bevindingen die de Nationale ombudsman in zijn beide rapportages over de klachtenmonitor UHT heeft gedaan zijn zeer waardevol en worden in de praktijk gebracht. In de brieven aan de Nationale ombudsman van 27 mei 2021 en 11 oktober 2021, als mede in de tweemaandelijkse voortgangsrapportages, staat opgenomen op welke wijze daar invulling aan wordt gegeven. Op ambtelijk niveau vindt er maandelijks overleg plaats met de Nationale ombudsman zodat zijn signalen en adviezen snel worden ontvangen en adequaat kunnen worden opgepakt.
Kinderopvangtoeslagaffaire: de kwalificatie «opzet of grove schuld» uit systemen
De opzet of grove schuld (O/GS) kwalificatie zal, zoals Staatssecretaris Van Huffelen in juli 2020 aan de Nationale ombudsman heeft laten weten3, na afronding van de hersteloperatie worden verwijderd uit de systemen waarin dit is vastgelegd. Om te kunnen beoordelen of ouders ten onrechte met deze kwalificatie te maken hebben of hebben gehad, zal de vastlegging hiervan gedurende de hersteloperatie niet kunnen worden verwijderd. De informatie is namelijk verwerkt in de systemen die geraadpleegd moeten worden voor de beoordeling of een ouder recht heeft op de Opzet of Grove Schuld-tegemoetkomingsregeling. Het is goed om te benadrukken dat de kwalificatie OG/S vanaf november 2019 op geen enkele wijze meer betrokken wordt bij een beoordeling voor een (persoonlijke) betalingsregeling of een schuldsaneringstraject, met uitzondering van een kleine groep waarbij misbruik is vastgesteld middels het opleggen van een vergrijpboete of een strafrechtelijke veroordeling.
Onredelijke inkomensafhankelijke regelingen
Voor een aantal groepen waar de Nationale ombudsman in 2020 aandacht voor heeft gevraagd zijn de knelpunten in de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget weggenomen. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is met de Nationale ombudsman in gesprek gebleven over de resterende gesignaleerde knelpunten. Naar aanleiding van de motie van de leden Lodders en Van Weyenberg4 heeft er onder leiding van het Ministerie van Financiën een brede inventarisatie plaatsgevonden van knelpunten in het huidige toeslagenstelsel en mogelijke oplossingen. Medewerkers van de Nationale ombudsman zijn hiervoor als stakeholders bevraagd en de door hen genoemde knelpunten zijn in de uitwerking meegenomen. Het is aan het nieuwe kabinet en de Kamer om het totaal aan geïnventariseerde knelpunten en mogelijke oplossingen te wegen en te bezien welke verder uitgewerkt gaan worden.
Minnelijke en wettelijke schuldsanering
In 2020 heeft de Nationale ombudsman het rapport Hindernisbaan zonder finish uitgebracht. Hierin signaleert de Nationale ombudsman een aantal mogelijke problemen tussen de minnelijke en de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen en wordt opgeroepen om de toegang tot de schuldhulpverlening en de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) te verbeteren. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), dat gaat over de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen, en het Ministerie van SZW, dat gaat over de minnelijke schuldhulpverlening, hebben dit gezamenlijk opgepakt.
De Staatssecretaris van SZW heeft, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, gereageerd op het schrijven van de Nationale ombudsman over de aansluiting tussen de minnelijke schuldhulpverlening en de wettelijke schuldsanering5. In deze brief wordt ingegaan op de diverse acties die ondernomen worden en aangegeven dat dit onderwerp de aandacht zal houden, onder andere bij de uitvoering van de motie van het lid Van Beukering-Huijbregts.6
Op 1 januari 2021 is de Wet adviesrecht voor gemeenten bij schuldenbewind in werking getreden. Deze wet beoogt gemeenten in staat te stellen hun regierol bij schuldhulpverlening beter te vervullen en bij te dragen aan de samenwerking tussen gemeenten, bewindvoerders en rechtbanken. Gemeenten hebben het recht om advies uit te brengen over de voortzetting van schuldenbewind. Langs deze weg kan de gemeente bijvoorbeeld aanbieden op een andere (minder ingrijpende) manier ondersteuning te geven. Op deze manier draagt het adviesrecht eraan bij dat voor mensen met problematische schulden de meest passende vorm van ondersteuning wordt gevonden. Daarnaast regelt de wet dat schuldenbewinden uitsluitend nog voor bepaalde tijd kunnen worden ingesteld. Dit draagt eraan bij dat schuldenbewinden niet langer duren dan nodig.
Eind 2020 is het landelijk platform schuldenbewind van start gegaan, gefaciliteerd door het Ministerie van SZW. De Rechtspraak, gemeenten/VNG, Divosa, de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) en brancheverenigingen voor beschermingsbewindvoerders komen hierin op regelmatige basis bij elkaar met als doel om de samenwerking te verbeteren en kennis uit te wisselen. De doorstroming van beschermingsbewind naar de schuldhulpverlening staat hier op de agenda. Daarnaast heeft het NVVK-project «Minder regeldruk, klant voorop» tot doel om samenwerking tussen beschermingsbewindvoerders en gemeentelijke schuldhulpverlening te bevorderen t.b.v. versnelling van het proces van schuldhulpverlening.
Thema 2: toegang tot voorzieningen
Onzekerheid over hulpmiddelen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Bij brief van 25 oktober 2021 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van het uitgevoerde actieplan hulpmiddelen en de implementatie van het landelijk normenkader.7 De ontwikkelde convenanten en handreikingen bevinden zich nu in de implementatiefase en moeten door de uitvoeringspraktijk gebruikt gaan worden. Ook zijn de uitkomsten van de eerste meting van de monitor hulpmiddelen met de brief meegestuurd. Eind 2022 volgt de effectmeting op basis waarvan geconcludeerd kan worden of er merkbare verbeteringen zijn gerealiseerd. Het is positief om te lezen dat het aantal klachten en signalen bij de Nationale ombudsman over problemen met Wmo-hulpmiddelen inmiddels sterk is gedaald.
Blijvende zorg
Rond de jaarwisseling waren er zorgen rondom de uitvoering van het persoonsgebonden budget (pgb) van cliënten met een psychische stoornis die de overstap maakten naar de Wet langdurige zorg (Wlz). Dit kwam door de onverwacht grote aanvraagstroom en de vertraging die daardoor ontstond bij de indicatiestelling door het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) en vervolgens bij de zorgtoewijzing en afhandeling van pgb-aanvragen bij zorgkantoren. Met onder andere de pgb-verstrekkers (gemeenten en zorgkantoren) en de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de uitvoerder van de pgb-betalingen, is veel inzet gepleegd om de zorgcontinuïteit van cliënten te borgen. Dit leidde tot afspraken waarbij Wmo-beschikkingen tijdelijk werden verlengd, zodat er geen cliënten zonder zorg komen te zitten. Zowel bij het Ministerie van VWS als bij de SVB en andere ketenpartijen zijn geen signalen ontvangen dat er betalingsproblemen zijn ontstaan bij pgb-houders. Er is nog een vertraging in de afhandeling van de aanvragen door het CIZ. Met partijen zijn daarom opnieuw afspraken gemaakt waarbij de continuïteit van zorg het uitgangspunt blijft.
Maatwerk door het Centraal Administratie Kantoor (CAK)
De goede en intensieve contacten die het CAK met de Nationale ombudsman heeft, blijven belangrijk voor het in beeld houden van de kwaliteit van de dienstverlening. Zowel het Ministerie van VWS als het CAK hebben geconstateerd dat er knelpunten in de processen en dienstverlening van het CAK zijn waar de burger last van heeft. Deze processen en dienstverlening moeten dus beter. Het Ministerie van VWS en het CAK hebben nauw contact over de verbeteringen die nu en de komende jaren nodig zijn om de burger beter te kunnen helpen. Het CAK heeft een meerjarige veranderopgave opgesteld die stapsgewijs tot een brede verbetering leidt van zowel de interne organisatie als de dienstverlening aan de burger. Tegelijkertijd werkt het CAK aan een dienstverleningsstrategie. Hierin is ook veel aandacht voor meer gebruik van digitale mogelijkheden waar dat kan en het meer en beter toepassen van maatwerk waar dat nodig is. Het CAK betrekt daarbij nadrukkelijk de aanbevelingen vanuit de diverse onderzoeken naar het functioneren van de overheid.
Wat betreft de knelpunten bij de invoering van het abonnementstarief bij de Wmo loopt de uitvoering steeds beter; op dit moment wordt aan meer dan 95% van de betrokken burgers elke maand automatisch een correcte factuur toegezonden. Verder is dit jaar voor de Wmo-facturen het salderingsproces verbeterd en wordt onderzocht hoe dit nog beter kan. Bij de Wlz is een belangrijk knelpunt aangepakt door implementatie van de nabestaandendesk in de reguliere dienstverlening, waardoor de klanten gericht worden geholpen bij de afwikkeling van een overlijden van een nabestaande. Ook voor de eigen bijdrageregeling Wlz staan aanpassingen gepland die leiden tot een betere dienstverlening. Daarnaast is er veel aandacht voor verbetering van de uitvoering van de keten door met de ketenpartners te werken aan betere gegevensuitwisseling en meer samenwerking, zodat er minder fouten worden gemaakt in de keten waar burgers last van hebben.
De afhandelingsduur van klantreacties en klachten is in 2020 en 2021 onder druk komen te staan. Inmiddels heeft het CAK hiervoor een aantal maatregelen genomen, denk hierbij aan tijdelijke (forse) uitbreiding van de capaciteit en het verbeteren van de uitvoering van de keten, samen met de ketenpartners. Deze inspanningen hebben geleid tot een betere telefonische bereikbaarheid en snelle behandeling van schriftelijke (digitale) klantverzoeken. De afhandeltijd van klantreacties en klachten blijft een belangrijk aandachtspunt. Tot slot is dit jaar bij een deel van de regelingen (Buitenland en Zorgverzekeringswet) een periodiek klanttevredenheidsonderzoek ingevoerd. Dit wordt in 2022 uitgerold over alle regelingen.
De opgave waar het CAK voor staat vraagt tijd, aandacht, geduld en doorzettingsvermogen. Momenteel worden stappen gezet om de dienstverlening aan burgers te verbeteren en dit proces zal de komende jaren doorgaan. In de intensieve contacten tussen het CAK en de Nationale ombudsman komen deze ontwikkelingen aan de orde.
Brede aanpak dak- en thuisloosheid
De brede aanpak van dak- en thuisloosheid Een (t)huis, een toekomst8 richt zich op het voorkomen van dak- en thuisloosheid, het vernieuwen van de maatschappelijke opvang en het organiseren van een zo snel mogelijke doorstroom naar een zelfstandig woonplek met begeleiding. In de voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen van 8 juli 20219 geeft het kabinet de stand van zaken op de voortgang van die aanpak, waaronder de realisatie van het aantal extra woonplekken voor deze doelgroep. In navolging van de regeling huisvesting kwetsbare groepen 2020, waar 50 miljoen beschikbaar was om de realisatie van huisvesting voor aandachtsgroepen10 te versnellen11, is er ook in 2021 een regeling om de huisvesting van aandachtsgroepen te stimuleren. In 2021 stel ik 50 miljoen euro beschikbaar, waarvan 31 miljoen euro voor gemeenten om de huisvesting van aandachtsgroepen mee te versnellen12
De Nationale ombudsman geeft het kabinet als aandachtspunt mee dat het van belang is dat gemeenten zo snel mogelijk in gesprek gaan met burgers die door verlies van een woning in de knel zitten om helder te krijgen welke problemen er (verder) spelen. Het moet snel helder worden welke bijdrage gemeente en burger elk aan een oplossing kunnen leveren. Gemeenten kunnen binnen Een (t)huis, een toekomst een beroep doen op de Preventie Alliantie die ondersteuning biedt bij het ontwikkelen en uitvoeren van gemeentelijk preventiebeleid rondom dak- en thuisloosheid. De Preventie Alliantie deelt wetenschappelijke, professionele en ervaringskennis. Daarmee helpt de alliantie gemeenten om goed onderbouwd beleid te ontwikkelen, uit te voeren en te evalueren over preventie en vroeg-signalering van dakloosheid.
Verder benoemt de Nationale ombudsman dat tijdens de coronacrisis meer mogelijk bleek te zijn dan gedacht ten aanzien van de opvang en preventie van dak- en thuisloosheid. Hij roept op deze ontwikkelingen vast te houden, ook als corona geen rol meer speelt. De noodopvang tijdens de lockdown voor alle dak- en thuisloze mensen, ook de mensen die daar normaal gesproken geen recht op hebben vanuit de Wmo, heeft nogmaals inzichtelijk gemaakt dat de problematiek met name rondom dakloze EU-migranten groot is. De Ministeries van VWS, SZW, BZK en JenV zijn een werkgroep gestart met gemeenten om gemeenten handvatten te kunnen bieden voor deze doelgroep. De Staatssecretaris van VWS ziet dat de doelstellingen in Een (t)huis, een toekomst13 ten aanzien van het kleinschalig opvangen van dak- en thuisloze mensen in veel gemeenten versneld zijn toegepast om veilige opvang tijdens de coronacrisis te kunnen waarborgen. Deze inzet vormt een goede basis voor toekomstbestendig beleid. De Minister van BZK verkent in hoeverre betrokken verhuurdersorganisaties de inspanningen rondom het voorkomen van huisuitzettingen ten tijde van de coronacrisis willen voortzetten. De per 1 januari 2021 in werking getreden gewijzigde Wet gemeentelijke schuldhulpverlening regelt dat verhuurders signalen van huurachterstanden delen met gemeenten (net als signalen vanuit energie- en drinkwaterleveranciers en zorgverzekeraars), waarna schuldhulpverleners een intakegesprek aanbieden. De komende maanden wordt het crisisoverleg met alle partijen uit het veld benut om te reflecteren op de geleerde lessen voor deze kwetsbare doelgroepen.
Per 1 januari 2022 vindt er een wijziging plaats in de Wet basisregistratie personen (BRP) met als doel iedereen in te sluiten in de BRP en daarmee dakloosheid en/of verdere escalatie van persoonlijke problematiek te voorkomen. Deze wijziging houdt in dat de daarin genoemde bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders (B&W) om ambtshalve een briefadres op te nemen wordt vervangen door een expliciete wettelijke verplichting. Deze wijziging heeft betekenis voor alle gemeenten in Nederland, en niet alleen voor de afdelingen burgerzaken waar doorgaans de registratie in de BRP plaatsvindt. Het voorkomen van dakloosheid en het voorkomen van (verdere) escalatie vergt samenwerking tussen verschillende gemeentelijke afdelingen en maatschappelijke partners. Dat zal soms maatwerk vragen. Door maatwerk toe te passen kunnen gemeenten vaak een keten van besluiten en gebeurtenissen voorkomen, en daarmee het ontstaan van dakloosheid verhinderen.
De Nationale ombudsman roept in zijn jaarverslag ertoe op de mogelijkheid om de kostendelersnorm buiten beschouwing te laten en om een hogere bijstand te verstrekken aan jongeren van 18 tot 21 jaar die niet terug kunnen vallen op hun ouders. De kostendelersnorm bestaat sinds de invoering van de Participatiewet in 2015. De bijstand is een vangnetregeling en is bedoeld om te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Uitgangspunt van de kostendelersnorm is dat stapeling van inkomens moet worden voorkomen en dat kosten gedeeld kunnen worden. De kostendelersnorm geldt voor bijstandsgerechtigden van 21 jaar en ouder. De kostendelersnorm ontvangt sinds de invoering ervan veel aandacht. Volgens gemeenten en maatschappelijk middenveld (Divosa, VNG, Valente) is de toename van het aantal dak- en thuisloze jongeren onder meer te wijten aan de kostendelersnorm.
Divosa heeft op verzoek van de Staatssecretarissen van VWS en SZW samen met de 14 pilotgemeenten van het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren (Kamerstuk 29 325, nr. 97) een handreiking opgesteld met een uitgebreide beschrijving van de maatwerkmogelijkheden die de Participatiewet biedt. Ook verschenen er een factsheet en praktische handvatten om maatwerk toe te kunnen passen en zo dakloosheid onder jongeren terug te dringen.
Voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar geldt de jongerennorm. Het kabinet vindt het van belang dat jongeren niet door middel van een uitkering voorzien in hun bestaanskosten, maar werken aan hun perspectief op de arbeidsmarkt door het volgen van scholing of het opdoen van werkervaring. Op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben ouders een onderhoudsplicht jegens hun kinderen jonger dan 21 jaar. Om deze reden hoeft de bijstandsnorm voor personen van 18 tot 21 jaar niet volledig de noodzakelijke kosten van bestaan te dekken. Indien ouders niet in beeld zijn dan moeten gemeenten de jongerennorm, na een individuele beoordeling, aanvullen via de bijzondere bijstand. Wanneer zij de volwassenennorm (vanaf 21 jaar) zouden krijgen, zou dit betekenen dat een bijstandsuitkering van iemand van 18, 19 en 20 jaar een norm van € 1.075 bedraagt. Dat is wat betreft 18- en 19-jarigen dan hoger dan het wettelijk minimumjeugdloon. Dat is gelet op de genoemde redenen onwenselijk.
Onderzoeksbureau Significant APE heeft in opdracht van het Ministerie van SZW onderzocht welke belemmeringen bijstandsgerechtigden ervaren om woonruimte te delen. Uit dit onderzoek blijkt dat complexiteit en veelheid van regels en regelingen belemmeringen vormen. Het leidt voor bijstandsgerechtigden tot onduidelijkheid en onzekerheid over de financiële gevolgen, ook voor bijvoorbeeld toeslagen indien zij een woning delen. Eén van deze financiële belemmeringen die bijstandsgerechtigden kunnen ervaren voor woningdelen is de kostendelersnorm uit de Participatiewet. Naast de kostendelersnorm kunnen ook andere inkomensafhankelijke regelingen, regelingen met betrekking tot werk, inkomen en wonen en complexiteit van regelgeving hieraan in de weg staan. De bevindingen van het onderzoek waren voor het kabinet reden om een verkenning uit te voeren naar een andere vormgeving van de kostendelersnorm. Deze verkenning is 17 mei 202114 door de Minister van SZW aangeboden aan uw Kamer. Daarin geeft de Minister van SZW aan dat voor een andere vormgeving van de kostendelersnorm een wetswijziging nodig is met een zorgvuldige voorbereiding op basis van een brede afweging met oog voor de uitvoerbaarheid en effecten voor de (rechts)positie van uitkeringsgerechtigden. Daarbij is het aan een nieuw kabinet en het parlement om hierover een afweging te maken. De verkenning is door uw Kamer controversieel verklaard.
Thema 3: fundamentele rechten
Rechten van nabestaanden onduidelijk
In april 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen medewerkers van de Nationale ombudsman, het Ministerie van JenV en de politie waarin is verduidelijkt hoe binnen de politie stappen zijn gezet voor de verbetering van de zorg aan slachtoffers en nabestaanden. Er zijn de laatste jaren veel rechten voor slachtoffers bijgekomen. Er is meer aandacht voor goede communicatie en begeleiding, voor het geven van duidelijkheid over wat nabestaanden kunnen verwachten van de politie en over de rolverdeling tussen de verschillende instanties die voor slachtoffers van belang zijn: politie, Openbaar Ministerie (OM) en Slachtofferhulp Nederland.
Naar aanleiding van het onderzoek van de Nationale ombudsman naar de klachtenafhandeling van het OM heeft er contact plaatsgevonden tussen het OM en het Ministerie van JenV. Daarin heeft het OM verzekerd dat in elke zaak maatwerk wordt geleverd en dat in vergelijkbare zaken, wanneer dat nodig of gewenst is, persoonlijk contact plaatsvindt met de indiener van een klacht. Meer in algemene zin heeft het OM bevestigd aandacht te houden voor een verbetering van de informatieverstrekking aan en omgang met nabestaanden van geweldsmisdrijven. Als onderdeel daarvan is de werving van slachtoffercoördinatoren die in 2020 is gestart, in 2021 voortgezet. Dit heeft geresulteerd in de aanstelling van in totaal 41 slachtoffercoördinatoren. Het Ministerie van JenV zal de voortgang op dit dossier blijven volgen en waar nodig hierover met de betrokken partijen het gesprek aangaan.
Toegang tot recht onder druk
In zijn jaarverslag geeft de Nationale ombudsman aan dat de toegang van de burger tot recht onder druk staat. De Minister voor Rechtsbescherming onderschrijft het standpunt van de Nationale ombudsman dat de overheid ervoor moet zorgen dat iedereen toegang heeft tot recht. Het afgelopen jaar liepen diverse pilots rechtsbijstand die erop gericht zijn om problemen van mensen, op het gebied van bijvoorbeeld schulden en ontslag, beter en sneller op te lossen door een intensievere samenwerking tussen gemeentelijke wijkteams, sociaal raadslieden, het Juridisch loket en sociaal advocaten.15 Verder is de proef met de buurtrechter om recht toegankelijker te maken uitgebreid. Op basis van de experimentenwet die volgend jaar ingaat, worden mensen die een zaak aanmelden een steuntje in de rug gegeven door de tegenpartij te verplichten mee te werken16. Tot slot is op Prinsjesdag aangekondigd dat vanaf 1 januari 2022 een bedrag van 154 miljoen euro (inclusief BTW) geïnvesteerd wordt in de gesubsidieerde rechtsbijstand, om daarmee uitvoering te kunnen geven aan scenario 1 van het rapport van de commissie Van der Meer17 en de vergoedingen voor sociale advocaten bij de tijd te brengen.
De Nationale ombudsman benoemt dat het voor burgers vaak onduidelijk is wat een strafbeschikking of sepotbeslissing inhoudt. Sinds 1 april 2021 is het daarom mogelijk om een gratis consult te krijgen met een advocaat na een oproep van het OM voor een hoorzitting. In het gesprek legt de advocaat uit wat de mogelijke gevolgen zijn van een OM-strafbeschikking. Daarnaast heeft de strafbeschikking vanaf 1 maart 2021 een nieuw uiterlijk. De vormgeving is overzichtelijker, de tekst is eenvoudiger en de hoeveelheid informatie is aangepast.
Inzet stroomstootwapens
De Nationale ombudsman heeft in 2020 een rapport uitgebracht op basis van zijn onderzoek naar twee klachten over de inzet van het stroomstootwapen binnen respectievelijk een instelling of afdeling voor geestelijke gezondheidszorg (ggz). Mede naar aanleiding van een van de twee casussen die de Nationale ombudsman ook heeft onderzocht, heeft de Minister van JenV in november 201818 aan uw Kamer laten weten dat de Ambtsinstructie op dit punt wordt aangepast. Dat is inmiddels gebeurd bij Besluit van 26 januari 202119. In het Besluit is onderscheid gemaakt in de inzetcriteria van het stroomstootwapen in de schietmodus en in de schokmodus. Het stroomstootwapen mag niet langer worden gebruikt dan strikt noodzakelijk, maar dit blijft een casuïstische overweging. Verder mag het stroomstootwapen niet worden gebruikt indien met het gebruik van een minder ingrijpend geweldsmiddel kan worden volstaan of omdat het beoogde doel dit niet rechtvaardigt. Het gebruik van het stroomstootwapen is gelet op de proportionaliteitsregel nimmer geoorloofd tegen betrokkenen die door te zijn geboeid of anderszins reeds onder controle zijn van ambtenaren.
Vreemdelingenbewaring is geen straf
De Nationale ombudsman geeft aan dat vreemdelingenbewaring geen strafmaatregel is, maar een bestuursrechtelijke maatregel die alleen in het uiterste geval mag worden opgelegd. Zowel in de beleidsreactie van 11 september 202020 als in de brief van 18 februari 202121 heeft de Staatssecretaris van JenV aangegeven deze visie te delen, met dien verstande dat er verschillend wordt aangekeken tegen de tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring.
Vreemdelingenbewaring is het uiterste middel om de vreemdeling zonder verblijfsrecht beschikbaar te houden voor terugkeer naar het land van herkomst dan wel een Dublin-overdracht. Daarnaast kan vreemdelingenbewaring gedurende de asielprocedure worden ingezet in het kader van vreemdelingenrechtelijke procedures en de openbare orde. Met het voorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring, dat is aangehouden door de Eerste Kamer in afwachting van de behandeling van het aanpassingsvoorstel van 20 juni 2021 door uw Kamer, wordt beoogd het bestuursrechtelijke karakter van vreemdelingenbewaring wettelijk te verankeren. Tot die tijd wordt aan ingeslotenen zo veel mogelijk bewegingsvrijheid en autonomie verleend binnen de kaders van de Penitentiaire beginselenwet. Deze vrijheden worden begrensd wanneer de orde, rust en veiligheid van ingeslotenen en medewerkers binnen detentiecentra in het gedrang komen. Overlastgevend gedrag (individueel en in groepsverband) leidt tot beperkingen. Hiervoor is een passend palet aan mogelijkheden om actie te ondernemen tegen overlastgevend gedrag.
De Nationale ombudsman en de Staatssecretaris van JenV kijken verschillend aan tegen beleidsonderdelen die zien op vreemdelingenbewaring. Binnen de bestaande wet- en regelgeving wordt ingezet op zinvolle dagbesteding en terughoudendheid bij het opleggen van een afzonderingsmaatregel. Met de huidige inzet wordt de leefbaarheid en veiligheid van ingeslotenen en medewerkers gemaximaliseerd en gewaarborgd, wat aansluit op hetgeen de Nationale ombudsman aanbeveelt.
Gedetineerd in coronatijd
Voor gedetineerden en de mensen die met hen werken, hebben de coronamaatregelen grote impact gehad. De Nationale ombudsman schetst in zijn jaarverslag uitgangspunten bij de coronamaatregelen in justitiële inrichtingen. Ook heeft de Nationale ombudsman gewezen op de waarde van klachten, omdat deze een perspectief van de ingeslotenen en hun naasten weerspiegelen. Voor de inrichtingsdirecteuren is de gedetineerdencommissie een belangrijke gesprekspartner voor het informeren over de coronamaatregelen en het uitleggen van de noodzaak van deze maatregelen en van de toepassing in een specifieke inrichting. In deze gesprekken komen ook de zorgen en aandachtspunten vanuit de gedetineerden aan de orde. Het beschermen van de gezondheid van de ingeslotenen speelt daarbij steeds een belangrijke rol. De Dienst Justitiële Inrichtingen houdt de situatie in de inrichtingen en in de maatschappij in de gaten om lokaal maatregelen op of af te schalen indien de situatie daarom vraagt. Waar dit aan de orde is wordt in de desbetreffende inrichting naar ingeslotenen gecommuniceerd.
Thema 4: participatie en invloed
Meldingen overlast vliegverkeer
Een goed functionerend klachtenloket is voor elke luchthaven van belang. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) erkent de uitkomsten van het onderzoek van de Nationale ombudsman. Er wordt, mede aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek, actief gewerkt aan de verbetering van de wijze van klachtenbehandeling. Klachtenbehandeling door meldpunten is een activiteit dat door de luchthaven en/of regionale belanghebbenden ondernomen moet worden vanuit de eigen en/of maatschappelijke belangen op regionaal niveau. De visie van deze partijen bij verbeteringen in de klachtenafhandeling vraagt dus nadrukkelijk om medewerking van deze partijen. Voor Schiphol kan de Omgevingsraad Schiphol worden betrokken totdat het volgende kabinet een besluit heeft genomen over de inrichting van dit overleg met de omgeving van Schiphol.
De Commissies Regionaal Overleg (CRO) bij de grote regionale burgerluchthavens zijn het platform om de ambities van die luchthavens te bespreken en afspraken te maken over bijvoorbeeld klachtenafhandeling. Daar worden periodiek klachtenrapportages ook besproken. Om deze rol in te vullen, investeert de Minister van IenW onder meer in het verder professionaliseren van de CRO’s. In de Luchtvaartnota22 heeft het kabinet aangegeven dat hinderbeperking een belangrijk uitgangspunt is in het beleid en daarmee voor de toekomstige ontwikkeling van Schiphol en de regionale burgerluchthavens. Onderkend wordt dat een goede klachtenbehandeling en klachtenanalyse belangrijke instrumenten zijn om hier invulling aan te kunnen geven, omdat het inzicht geeft in de ervaren hinder, mogelijke oorzaken en mede op basis hiervan hinderbeperkende maatregelen kunnen worden bezien. Om per luchthaven goed inzicht te hebben in de ervaren hinder zijn vanaf 2016 in de vierjaarlijkse GGD-monitoring ook vragen over de ervaren overlast van luchtvaart opgenomen23. Verder wordt in de Programmatische aanpak meten en berekenen vliegtuiggeluid ook gekeken naar aanvullende onderzoeken naar hinder onder bijvoorbeeld geluidsgevoeligen en hinder dichtbij luchthavens.
Thema 5: leefbaarheid
Gevolgen van de gaswinning in Groningen
De Nationale ombudsman vraagt in het jaarverslag 2020 specifiek aandacht voor de situatie in Groningen. Hij brengt daarbij een aantal aandachtspunten naar voren en heeft die destijds ook onder mijn aandacht gebracht. Ik ben de Nationale ombudsman erkentelijk voor zijn betrokkenheid bij dit dossier en de signalen die de Nationale ombudsman over zijn bevindingen aan mijn ministerie heeft overgebracht zodat wij die kunnen betrekken bij het vervolg van de versterkingsopgave. Zijn betrokkenheid met Groningen is langjarig en onlangs heeft hij een apart rapport «Verscheurd vertrouwen» uitgebracht waarin hij verslag doet van zijn meest recente bevindingen. Voor een uitgebreide reactie van het kabinet op dit laatste rapport en de opvolging die wordt gegeven aan de aanbevelingen verwijs ik naar de brief die de Minister van EZK en ik op 19 november jl. aan uw Kamer stuurden.
Thema 6: Caribisch Nederland
Coronavirus en de gevolgen voor de eilanden
Het kabinet deelt de zorgen van de Nationale ombudsman over de situatie in Caribisch Nederland als gevolg van Covid-19. Dit is ook de reden waarom het steun- en herstelpakket, zoals dat geldt in Europees Nederland, is vertaald naar Caribisch Nederland. Hiermee zijn veel banen en inkomens behouden gebleven en ondernemingen overeind gebleven. De loonsubsidieregeling geldt overeenkomstig de Wet Ziekteverzekering BES ook voor werknemers met een nul-urencontract. Verder is er een subsidie voor gewezen werknemers en kunnen zelfstandig ondernemers aanspraak maken op een maximale tegemoetkoming van 80% van het wettelijk minimumloon. Naast generieke maatregelen is voor noodsteunmaatregelen ook extra budget ter beschikking gesteld aan de openbare lichamen om aanvullend vanuit het eilandelijk beleid een bijdrage te leveren aan de doelgroepen die het hardste getroffen worden.
Het kabinet herkent het door de Nationale ombudsman geschetste beeld dat niet alle inwoners de weg naar de regelingen weten te vinden en dat onder meer een gevoel van schaamte de drempel verhoogt om steun te vragen. Zowel de Rijksdienst Caribisch Nederland unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid (RCN-unit SZW) als de openbare lichamen zetten daarom in op communicatie van alle openstaande regelingen in verschillende talen en via verschillende stakeholders en media-kanalen zoals radio, krant, tv en sociale media. De RCN-unit SZW heeft het afgelopen anderhalf jaar hard gewerkt om alle uitkeringen (reguliere uitkeringen én het steun- en herstelpakket) op tijd te verwerken en uit te betalen. Daarbij is onder hoge tijdsdruk gewerkt en is met meer klanten dan ooit contact geweest via telefoon, e-mail en spreekuren. De ervaringen die hiermee zijn opgedaan helpen de communicatie en de dienstverlening van de RCN-unit SZW verder te verbeteren. Hiervoor is nadrukkelijk aandacht.
Lopend onderzoek armoedebestrijding
In 2020 hebben de Nationale ombudsman en Kinderombudsman een tweede onderzoek naar armoede in Caribisch Nederland gepubliceerd. Met het onderzoek Het maakt uit waar je wiegt heeft gestaan hebben de Nationale ombudsman en Kinderombudsman armoede onder jongvolwassenen in beeld gebracht. Op 6 oktober 202024 is de Staatssecretaris van SZW, mede namens de Staatssecretaris van BZK en de Staatssecretaris van VWS, in de antwoorden op vragen van de Kamer over de voortgangsrapportage bestaanszekerheid Caribisch Nederland 202025 ingegaan op het rapport. Het rapport bevestigt de noodzaak van de inzet van het kabinet om bestaanszekerheid over de volle breedte aan te pakken, de inkomenspositie van inwoners in Caribisch Nederland te verbeteren en de kosten van levensonderhoud te verlagen. Het kabinet heeft zich in 2019 gecommitteerd aan de opgave om toe te werken naar een sociaal minimum voor Caribisch Nederland. Over de laatste stand van zaken hiervan verwijs ik uw Kamer naar de voortgangsrapportage verstuurd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 14 juni 202126.
Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het kabinet en de eilandbesturen om de armoedeproblematiek onder jongeren in Caribisch Nederland aan te pakken en ervoor te zorgen dat de vicieuze cirkel waar jongeren in armoede vaak in belanden, te doorbreken. De Ministeries van VWS, SZW, JenV, OCW en BZK en de openbare lichamen werken samen aan een integrale aanpak voor jongvolwassenen waarbij beleid en wetgeving op het gebied van aansluiting onderwijs en werk, vrije tijd, huisvesting en jongerenparticipatie worden opgepakt. Dit zal resulteren in een door het Rijk en de openbare lichamen gezamenlijk opgesteld samenwerkingsconvenant 13+ met een bijbehorende samenwerkingsagenda. De samenwerking heeft als doel meer samenhang aan te brengen op het jeugddomein, zodat jongeren en jongvolwassenen kansen en talenten optimaal kunnen benutten en de ontwikkeling naar volwassenheid wordt bevorderd.
Onderzoek over studeren in Nederland
De Nationale ombudsman wijst in zijn onderzoeksrapport Kopzorgen van Caribische studenten op belemmeringen die Caribische studenten ervaren in de voorbereiding op de studie in Nederland, tijdens de studie in Nederland en na afloop van hun studie. De Nationale ombudsman dringt erop aan dat de landen hier gezamenlijk afspraken over maken teneinde fundamentele verbeteringen in de keten te bewerkstelligen. De Minister van OCW heeft op 30 juli 2021, mede namens de Staatssecretaris van BZK, de Nationale ombudsman per brief beantwoord. Deze brief is als bijlage gevoegd bij de brief van 7 september 202127 van de Minister van OCW aan uw Kamer over studiesucces en studie-aansluiting van studenten met een vooropleiding in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Thema 7: Internationaal
Gezamenlijke brief over problemen in het Caribisch deel van het Koninkrijk
In juli 2020 heeft het kabinet een gezamenlijke brief ontvangen van de ombudsmannen van Curaçao, Sint Maarten en de Nationale ombudsman over enkele ontwikkelingen en problemen die spelen binnen het Koninkrijk. Hierbij werd er onder andere ingegaan op de destijds spelende onderhandelingen over liquiditeitssteun en de gevolgen daarvan voor de landen binnen het Koninkrijk. Ook de vreemdelingensituatie, de drinkwatervoorziening in Curaçao en het herstel van Sint Maarten na orkaan Irma werden genoemd. In juli 2021 heeft het Ministerie van BZK met de ombudsmannen van het Koninkrijk de onderwerpen in de brief besproken en is over de samenwerking tussen het Ministerie van BZK en de ombudsmaninstituten gesproken. Het eerste aanspreekpunt voor de Ombudsmannen van Curaçao en Sint Maarten zijn de regeringen van Curaçao en Sint Maarten.
Jaarverslag 2020 Kinderombudsman
Mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport reageer ik op het jaarverslag van de Kinderombudsman.
Ik heb het jaarverslag met veel interesse gelezen. Ik waardeer het werk van de Kinderombudsman en de rol die zij vervult zeer. Ook in 2020 heeft de Kinderombudsman met onder meer haar ombudswerk en publicaties kinderrechten op de kaart gezet en de overheid belangrijke adviezen gegeven die bijdragen aan een betere naleving van kinderrechten in Nederland.
In haar jaarverslag gaat de Kinderombudsman in op haar inzet voor kinderen ten tijde van de coronapandemie. Zo heeft de Kinderombudsman de brochure Stappenplan afweging contact tijdens ouders en kinderen tijdens corona gepubliceerd, de Corona Quickscan uitgebracht en het rapport Als je het ons vraagt. Thuis in 2020. geschreven. Uit deze publicaties blijkt dat de impact van corona op kinderen en jongeren groot is. Ik erken dat deze groep hard is geraakt door de crisis.
Het kabinet ziet veerkracht onder het merendeel van jongeren, maar ziet tegelijkertijd dat een belangrijke groep jongeren, vooral in kwetsbare posities, ook na de crisis nog nadelen kan ondervinden. Het kabinet heeft daarom een aanpak gepresenteerd voor herstel en perspectief voor de jeugd. Het doel hiervan is het zoveel mogelijk wegnemen of verzachten van de negatieve effecten voor jongeren van de coronacrisis op korte termijn en het versterken van de uitgangspositie van jongeren in de samenleving op de langere termijn. De aanpak, die bestaat uit diverse steunpakketten en een agenda voor de toekomst, is op 5 juli 2021 aan uw Kamer aangeboden28.
In 2020 heeft de Kinderombudsman ook aandacht gevraagd voor de sluiting van De Hoenderloo Groep in het rapport Belangen van kinderen voorop?. Hierin roept de Kinderombudsman op om de belangen van kinderen voorop te laten staan rondom deze sluiting. Daarnaast doet zij aanbevelingen voor jeugdzorgaanbieders en andere betrokken partijen die voor vergelijkbare beslissingen staan. De Staatssecretaris van VWS onderschrijft deze aanbevelingen en heeft hierover het gesprek gevoerd met de Kinderombudsman. Over de laatste stand van zaken rondom De Hoenderloo Groep is uw Kamer geïnformeerd 1 oktober 202129.
Het rapport Van passend naar inclusief: kinderen over hun perspectief op passend onderwijs beschrijft de uitkomsten van het onderzoek van de Kinderombudsman naar de ervaringen van kinderen met een meervoudige of complexe ondersteuningsbehoefte met passend onderwijs. Dit rapport concludeert dat de ondervraagde kinderen over het algemeen tevreden zijn, maar dat de meest kwetsbare kinderen nu het minst goed worden ondersteund. Als kabinet willen we nog meer leerlingen zo passend mogelijke ondersteuning geven. Om dit te realiseren, heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (BVO) in november 2020 25 voorstellen gepresenteerd om passend onderwijs nog verder te verbeteren30. In deze brief heeft de Minister voor BVO ook de inzet op inclusiever onderwijs uiteengezet: het doel is dat leerlingen met en zonder ondersteuningsbehoeften vaker samen dicht bij huis naar dezelfde school kunnen, als het kan in dezelfde klas zitten en elkaar ontmoeten op het schoolplein. Voor die leerlingen voor wie dit nodig is, blijft er een (tijdelijke) plek in een specialistische setting. Het speciaal onderwijs moet hiernaast een specialistisch netwerk worden, dat zijn expertise binnen inclusievere scholen inzet. Hiernaast is uw Kamer in november 2020 met de derde onderwijs en zorgbrief31 geïnformeerd over de voortgang van de landelijke maatregelen om zorg en onderwijs beter met elkaar te verbinden. Met deze maatregelen kunnen professionals passende combinaties van onderwijs en zorg bieden aan kinderen die daar behoefte aan hebben.
Tot slot heeft de Kinderombudsman in 2020 aandacht gevraagd voor huisvestingsproblematiek in het rapport Ongehoord! De onzichtbaarheid van kinderen met huisvestingsproblemen. De Kinderombudsman doet hierin de aanbevelingen om het belang van kinderen structureel te betrekken bij beslissingen rondom huisvestingsproblemen en om huisvesting te betrekken in de ontwikkeling van het integrale armoedebeleid. Mijn ministerie en dat van SZW en VWS hebben eerste gesprekken gevoerd met de Kinderombudsman over dit rapport. Ik werk momenteel aan een gezamenlijke reactie op dit rapport.
In de jaarverslagen is te lezen dat de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman zich inzetten op een breed palet aan onderwerpen. De veelheid aan onderwerpen waarop in deze brief wordt ingegaan, accentueert dan ook het belang van de ombudsinstituten in de samenleving.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Nationale ombudsman. (2020). Belastingdienst verwijdert kwalificatie «opzet/grove schuld» uit systemen op verzoek Nationale ombudsman.
arbeidsmigranten, statushouders, woonwagenbewoners, dak- en thuisloze mensen, studenten en andere spoedzoekers.
Besluit van 26 jan 2021, houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit bewapening en uitrusting politie en het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie in verband met de wijziging en invoering van voorschriften omtrent het gebruik van geweldmiddelen en vrijheidsbeperkende middelen, Stb. 2021, nr. 46.
Geluidhinder rond Nederlandse luchthavens. URL: https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2019-0110.pdf.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35743-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.