Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2020
Op 30 november jl. werd de voorgestelde wetswijziging ter vervroeging van het verbod
op de pelsdierhouderij in uw Kamer behandeld (Kamerstuk 35 633, nr. 20). Op 1 december werden drie moties aangenomen (Kamerstuk Handelingen II 2020/21,
nr. 31, Stemmingen), waarover ik graag het volgende aan u meld.
Motie-Bromet over het ondernemersrisico in de nadeelcompensatieregeling verhogen naar
20% (Kamerstuk 35 633, nr. 12)
Ik houd vast aan een percentage van 15%. Het gaat hier om een vervroegde permanente
beëindiging van een hele sector, hetgeen een uitzonderlijke situatie is. Met het vervroegde
verbod wordt het eigendom van de pelsdierhouders gereguleerd. Een belangrijke voorwaarde
daarbij is dat een «fair balance» wordt bereikt, zoals dat is voorgeschreven in het
Eerste Protocol bij het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Een normaal
maatschappelijk risico van 15% is daarbij passend.
Motie-Geurts/Lodders over het binnen veertien dagen een voorschot uitbetalen aan de
pelsdierhouders (Kamerstuk 35 633, nr. 10)
Deze motie voer ik uit voor wat betreft het uitbetalen van een voorschot. De in de
motie gestelde termijn blijkt om reden van uitvoeringstechnische aard niet haalbaar;
het voorschot zal binnen 28 dagen worden uitbetaald.
Motie-Lodders/Geurts over met een alternatieve uitwerking komen (Kamerstuk 35 633, nr. 16)
Deze motie vraagt een alternatieve uitwerking zodat ondernemers sneller kunnen beginnen
met het opruimen en zich sneller en concreter kunnen richten op hun toekomst, en verzoekt
om in gesprek te gaan met nertsenhouders, gemeenten en provincies over snelle afhandeling
van procedures, het voorkomen van leegstand of verloedering en het delen van best
practises, en de uitkomsten van een eerste gesprek nog voor het einde van het jaar
met de Kamer te delen. Zoals ik aangaf in reactie op de ingediende motie, zal bij
het aanpassen van de sloop- en ombouwregeling worden bezien welke versnellingsmogelijkheden
er zijn, waaronder het schrappen van de eis reeds over een vergunning te beschikken.
Voor wat betreft het tweede deel van deze motie ben ik in gesprek gegaan met provincies
en gemeenten over een snelle afhandeling van procedures en de eventuele knelpunten.
Dit wordt op basis van enkele eerste gesprekken nog verder geïnventariseerd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten