De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Defensie tientallen jaren lang medewerkers heeft laten werken met
het uiterst schadelijke chroom-6 terwijl de leiding (anders dan die medewerkers zelf)
op de hoogte was van dat schadelijke karakter;
constaterende dat Defensie zich aldus allesbehalve als een «goed werkgever» heeft
gedragen;
constaterende dat, ondanks het feit dat uiteindelijk een schaderegeling is tot stand
gekomen, bij veel medewerkers tot op de dag van vandaag het gevoel leeft dat daarmee
absoluut geen recht is gedaan aan het hun aangedane leed;
constaterende dat een belangrijk deel van het door Defensie bij de totstandkoming
van bedoelde schaderegeling daarvoor vrijgemaakte budget tot op heden niet is benut
en niet voorzienbaar is dat dat met de huidige regeling alsnog gaat gebeuren;
overwegende dat in de door de gemeente Tilburg en NS getroffen regeling voor bijstandsgerechtigden
die met chroom-6 hebben gewerkt sprake is van een standaarduitkering voor hen die
met chroom-6 in aanraking zijn geweest, alsook dat in het rapport van de commissie
Vergemakkelijking afhandeling beroepsziekten (de commissie-Heerts) zo'n regeling in
overweging wordt gegeven;
verzoekt de regering, haar (voormalige) medewerkers die tijdens hun werkzaamheden
met chroom-6 in aanraking zijn geweest alsmede hun weduwen of weduwnaars een standaarduitkering
als hierboven bedoeld te doen toekomen,
en gaat over tot de orde van de dag.