35 570 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2021

Nr. 94 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2021

In mijn brief van 3 februari 2020 heb ik u in reactie op de motie Sneller en Den Boer (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 25) inzake benoemingsprocedures voor democratische instituties, zoals de Hoge Colleges van Staat, planbureaus, adviescolleges en zbo’s,1 aangekondigd dat een onderzoek naar benoemingsprocedures van leden van zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) en adviescolleges deel uitmaakt van de brede evaluatie naar kaderstelling van rijksorganisaties op afstand.

Onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF) voert deze brede evaluatie uit. Eerder heb ik uw Kamer het deelonderzoek naar de evaluatie van de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties toegezonden. Hierbij bied ik u het volgende deelonderzoek aan: de verkenning betreffende benoemingsprocedures.

In bijgevoegde rapportage wordt met een verkenning een beeld gegeven van benoemingsprocedures van leden van instituties waarvoor beperkte ministeriële verantwoordelijkheid geldt, te weten zbo’s en adviescolleges2. De leden van deze instituties worden door de Ministers of bij koninklijk besluit benoemd.

In de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en in de Kaderwet adviescolleges is de relatie tussen Minister en de organisatie gereguleerd, waaronder ook de benoeming. De brede evaluatie naar de kaderstelling van rijksorganisaties op afstand, waar beide wetten onderwerp van zijn, beoogt een helicopterview te geven over de werking en effecten van het stelsel. Dat betekent dat de diverse deelonderzoeken inzicht bieden in de werking van de verschillende kaders in de praktijk, inclusief overlap en het effect van het ontbreken van kaders. Deze rapportage over benoemingsprocedures maakt daar onderdeel van uit en beschrijft de procedure van benoemingen van leden bij organisaties waarvoor een beperkte ministeriële verantwoordelijkheid geldt. Dit verschilt van onderzoeken naar benoemingen onder volledige ministeriële verantwoordelijkheid, waaronder de benoemingen van topmanagers in de rijksdienst.3

De uitkomsten van de brede evaluatie worden eind 2021 verwacht. Het is dan ook aan een volgend kabinet om aan de hand van de resultaten een koers te kiezen en met een reactie op de verkenning te komen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Kamerstuk 35 300 VII, nr. 97.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 31 490, nr. 295

Naar boven