35 570 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2021

Nr. 66 MOTIE VAN HET LID DIK-FABER C.S.

Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 9 november 2020

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenschappelijke woonvormen aan een flinke opmars bezig zijn, met generatieoverstijgende initiatieven gericht op zowel jongeren en alleenstaanden als vitale en kwetsbare ouderen;

overwegende dat door een veranderende samenstelling van huishoudens gemeenschappelijke woonvormen een belangrijke bijdrage kunnen vervullen aan de bestrijding van eenzaamheid, het versterken van samenhang in de wijk en andere sociaal-maatschappelijke uitdagingen;

overwegende dat de woningbouw en regelgeving van Rijk en gemeenten en hypotheekverstrekkers nog te veel gericht zijn op de situatie waarin één huishouden in één woning woont en nieuwe wet- en regelgeving vaak niet goed op nieuwe gemeenschappelijke woonvormen van toepassing is;

verzoekt de regering, tot een verbeteragenda voor meer ruimte voor gemeenschappelijke woonvormen te komen en daarbij gemeenten, bouwpartijen, woningcorporaties en banken te betrekken;

verzoekt de regering tevens, om bij nieuwe woonwet- en regelgeving de gevolgen voor gemeenschappelijke woonvormen nadrukkelijk mee te wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Dik-Faber

Terpstra

Van Eijs

Naar boven