35 552-(R2148) Wijziging van de Paspoortwet in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen (PbEU 2019, L 188) (uitvoering verordening identiteitskaarten)

Nr. 9 MOTIE VAN HET LID VAN DER PLAS

Voorgesteld 26 mei 2021

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Verordening (EU) 2019/1157 vereist dat lidstaten veiligheidseisen voor ID's en verblijfsdocumenten aanscherpen;

constaterende dat er in de huidige wet mogelijkheden verankerd liggen om bij zwaarwegende redenen een uitzondering te maken op de verplichte verschijning voor de juiste autoriteiten bij het aanvragen van een ID of verblijfsdocument;

constaterende dat deze verankering in het voorliggende wetsvoorstel wegvalt;

overwegende dat de Minister in de toelichting aangeeft dat er naar mogelijkheden wordt gezocht om dit in lagere regelgeving wel mogelijk te maken;

overwegende dat het schrappen van deze garantie op wetsniveau de positie van mensen met een handicap, zieken en andere kwetsbaren kan schaden;

verzoekt het kabinet, te onderzoeken hoe in de wet gegarandeerd kan worden dat mensen met zwaarwegende redenen om niet voor de autoriteiten te kunnen verschijnen, aanspraak kunnen maken op thuisbezoek van de gemeente, of op een andere wijze laagdrempelige toegang houden tot het aanvragen van een ID of verblijfsdocument, zonder extra kosten;

voorts gaan we verder met het verspreiden van gezond verstand in de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Plas

Naar boven