35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

A BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VOOR MILIEU EN WONEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2019

De problematiek rond stikstof en PFAS is complex en kent verstrekkende consequenties voor de natuur en voor alle sectoren in de maatschappij, zoals eerder aan uw Kamer is gemeld. Het kabinet vindt het van groot belang dat de natuur verbeterd wordt en dat vuile grond niet verspreid wordt. Het aanpakken van deze problematiek vereist snelheid en zorgvuldigheid. Het kabinet voelt grote urgentie rond de bouw- en infrastructuursector en pakt dit nu met prioriteit aan. Om zo bij te dragen aan de versterking van de natuur én ruimte vrij te maken voor nieuwe initiatieven. Met een pakket stevige maatregelen zet het kabinet nieuwe stappen om deze problematiek vlot te trekken. Dit pakket aan maatregelen vormt een eerste stap in een breder pakket aan (bron)maatregelen waaraan het kabinet werkt, om daarmee te komen tot structurele verbetering van de natuur en het mogelijk maken van een drempelwaarde voor alle sectoren.

Projecten en activiteiten in Nederland lopen vertraging op en moeten opnieuw beoordeeld worden. Dat brengt grote onzekerheid met zich mee voor inwoners, ondernemers en boeren. Veel ondernemers en boeren vrezen voor hun bedrijf, hun bron van inkomsten en hun manier van leven. Hiervan zijn ook veel werknemers afhankelijk. Door het opdrogen van orderportefeuilles in de bouw, lopen mensen het gevaar hun baan te verliezen. Tegelijkertijd is het woningvraagstuk urgent, we hebben nieuwe huizen nodig en we moeten investeren in infrastructuur om onze bereikbaarheid te garanderen. Onze veiligheid moet geborgd blijven, onze (water)wegen en kust moeten worden onderhouden en versterkt.

Het kabinet heeft stappen gezet om de toestemmingverlening in etappes te hervatten. Provincies geven aan dat, ondanks regionale verschillen, al veel projecten door kunnen in de vergunningverlening. De AERIUS Calculator, waarmee initiatiefnemers sinds 16 september kunnen berekenen welke depositie een project veroorzaakt en op welke natuurgebieden die depositie neerslaat, werkt in de praktijk goed. In deze brief informeert het kabinet uw Kamer over de maatregelen die worden genomen om de vergunningverlening voor de (woning)bouwsector op korte termijn vlot te trekken en over de situatie rondom PFAS.

Aanpak

Het kabinet neemt nu drie maatregelen waarvan uit berekeningen van het RIVM blijkt dat deze op zeer korte termijn in te voeren zijn én op korte termijn leiden tot een daling van de stikstofdepositie. Ten eerste voert het kabinet een snelheidsverlaging overdag op autosnelwegen in. Ten tweede wordt ingezet op ammoniakreductie via voermaatregelen. En tot slot wordt de reductie van stikstofdepositie door de bestaande warme saneringsregeling voor de varkenshouderij ingezet. Met dit pakket aan (bron)maatregelen, dringt het kabinet de stikstofdepositie verder terug. Het uitgangspunt daarbij is, nu en bij volgende stappen, dat ten minste 30% van de verminderde depositieruimte ten goede komt aan de natuur. De overige 70% kan gebiedsgericht gebruikt worden om ontwikkelingen weer mogelijk te maken. Hiertoe zet het kabinet een register op. In dit register wordt bijgehouden hoeveel stikstofruimte er is, hoeveel er wordt uitgegeven en hoeveel er dus nog beschikbaar is voor andere activiteiten in de regio. Het kabinet kiest met dit pakket voor verbetering van kwaliteit van natuur én het mogelijk maken van nieuwe initiatieven. Dit pakket treedt in werking zodra de opgestelde spoedwet Aanpak Stikstof die nodig is om bovenstaande maatregelen zo spoedig mogelijk te implementeren door beide Kamers is goedgekeurd. Daarnaast wordt in dit wetsvoorstel geregeld dat voor activiteiten die geen significante gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden, geen Natura 2000-vergunning meer aangevraagd hoeft te worden. Dit is in lijn met de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State.

Ruimte voor verbetering van natuur, woningbouw en infrastructuur

Met het eerste pakket aan maatregelen wil het kabinet zo spoedig mogelijk de stikstofdepositie terugdringen en natuur verbeteren om zo weer ruimte te bieden voor de realisatie van de benodigde extra woningbouw en infrastructuurprojecten. Verdere vertragingen daarvan zijn buitengewoon onwenselijk. In deze sectoren staan nu het meest acuut banen op de tocht en dreigen bedrijven failliet te gaan. De woningbouwsector en een aantal infrastructurele projecten krijgen daarom als eerste de vrijgekomen ruimte toebedeeld om nieuwe projecten en activiteiten op te starten. Met dit pakket aan maatregelen wordt het in de woningbouwsector mogelijk om in 2020 de benodigde 75.000 woningen te realiseren. Gebiedsgericht moet hier invulling aan worden gegeven, waarbij er meer ruimte zal zijn in geval keuzes gemaakt worden voor locaties of projecten die de aanvullende stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden relatief beperkt houden. Aan de Zuid-Hollandse kust, in het bijzonder de regio Leiden-Den Haag, zullen mogelijkerwijs sneller grenzen bereikt worden gegeven de grote woningbouwvraag en de beperkte ruimte die er is voor aanvullende stikstofdepositie op de kwetsbare natuur. Hier zal gebiedsgericht met de betrokken partijen, inclusief het Rijk, gezocht moeten worden naar mogelijkheden. Bij infrastructuurprojecten gaat het om projecten die onder het MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) vallen en waarvoor op korte termijn toestemming wordt verleend. Na het aannemen van de wetgeving en het inrichten van het register is het voor initiatiefnemers mogelijk om van de beschikbare depositieruimte gebruik te maken. Het kabinet treedt in overleg met provincies en gemeenten om te zorgen dat het proces van toestemmingverlening zoveel mogelijk spoedig verloopt. De bouwactiviteiten (en daarmee de stikstofdepositie) zullen vervolgens verspreid over het komende jaar plaatsvinden. De vermindering van stikstofdepositie wordt op de volgende manier ingezet voor het verbeteren van de natuur en het mogelijke maken van woningbouw- en infrastructuurprojecten. De gemiddelde depositieverhoging in Natura 2000-gebieden is naar verwachting 0,3 mol/ha/jr als gevolg van de woningbouwprojecten. De gerealiseerde depositieverlaging die ten goede komt aan de versterking van de natuur bedraagt minimaal 30% en is naar verwachting 2,3 mol/ha/jr.

Noodwetgeving

Projecten die zorgen dat de veiligheid van onze (vaar)wegen en de waterveiligheid, moeten worden gegarandeerd. Het kabinet zal hier via noodwetgeving ruimte voor creëren. We moeten droge voeten houden, veilig gebruik van onze rijkswegen moet zijn gegarandeerd. Met een ecologische toets wordt beoordeeld wat de effecten zijn van deze activiteiten van nationale weg- en waterveiligheid voor de natuurwaarden per Natura 2000-gebied. Indien er sprake is van nadelige effecten, dan moeten deze worden gecompenseerd en de natuur worden verbeterd. Uit de bij najaarsnota in te stellen begrotingsreserve wordt 250 miljoen euro gereserveerd voor natuurherstel en -verbetering. Met deze reservering wordt het mogelijk om de bovengenoemde herstel- en verbetermaatregelen te treffen. De noodwetgeving wordt op de kortst mogelijke termijn aan de Raad van State voor advies voorgelegd.

Perspectief voor andere sectoren

De maatregelen voor woningbouw en infrastructuur vormen het eerste deel van een breder pakket aan (bron)maatregelen waaraan het kabinet werkt. Het kabinet zet zich tot het uiterste in om samen met provincies en de maatschappelijke partners tot een breder pakket aan maatregelen te komen dat nodig is om ruimte en perspectief te bieden voor het aanpakken van de problematiek in andere sectoren en tegelijk tot verdere verbetering van natuur te komen (in de verhouding 30/70%, zoals hiervoor aangegeven). Het kabinet komt in december met een nieuw pakket maatregelen, waarbij de ambitie is om tot een generieke drempelwaarde te komen. We willen daarmee weer ruimte bieden aan projecten en activiteiten die van belang zijn voor de nationale veiligheid, landbouw, klimaatadaptatie, infrastructuur en energietransitie, maar ook voor de werkgelegenheid. Projecten van Defensie met betrekking tot de nationale veiligheid en meldingen die via een collectieve regeling gelegaliseerd moeten worden, worden met prioriteit opgepakt. Hiervoor is nodig dat alle sectoren, nu of in de toekomst, een bijdrage leveren aan het reduceren van de stikstofdepositie. In dit pakket wordt in ieder geval bezien welke bijdrage het verduurzamen van het wagenpark kan leveren via een sloop- en vervangingsregeling. Na de voorlichting van de Raad van State vindt zo spoedig mogelijk besluitvorming over een drempelwaarde plaats.

In dit alles is de gebiedsgerichte aanpak een belangrijke pijler. In alle provincies is dit reeds van start gegaan. Dit gebeurt in nauwe samenspraak met het kabinet. Wij hebben een gedeelde verantwoordelijkheid om deze problematiek aan te pakken en zullen hier blijvend samen in optrekken.

Toelichting op de maatregelen

Snelheidsverlaging rijkswegen

De maximumsnelheid wordt overdag (van 6:00–19:00 uur) op alle autosnelwegen verlaagd naar 100 km per uur. Voor de wegen waar nu een maximumsnelheid van 120 of 130 km per uur geldt, blijft deze maximumsnelheid gelden in de avond en nacht (19:00–6:00 uur). Weggebruikers zullen voorafgaand aan de verlaging van de maximumsnelheid uitgebreid worden geïnformeerd. Op enig moment kan worden besloten dat de snelheid weer kan worden verhoogd, bijvoorbeeld in het licht van de geplande verschoning van het wagenpark of als er andere bronmaatregelen zijn die hetzelfde effect hebben.

Het kabinet heeft besloten dat er ruimte komt voor de volgende zeven MIRT-projecten: A27/A12 Ring Utrecht, A1/A28 knooppunt Hoevelaken, A6 Almere-Lelystad, A4 Haaglanden, Innova 58 Tilburg-Eindhoven, A27 Houten-Hooipolder en Innova 58 Annabosch-Galder. Voor deze zeven projecten was een snelheidsverlaging als mitigerende maatregel beoogd.

Voor het reeds vastgestelde Tracébesluit ViA15 is een verlaging van de maximumsnelheid op een deel van de A50 reeds ingezet als mitigerende maatregel. De effecten van die verlaging kunnen en zullen niet nogmaals ingezet worden. Deze maatregel levert een verwachte stikstofreductie op van 1,2 mol/ha/jr.

Andere samenstelling veevoer

Het is mogelijk om de ammoniakuitstoot uit de veehouderij brongericht te verminderen door aanpassing van de samenstelling van het veevoer. Er zijn hiervoor meerdere mogelijkheden, bijvoorbeeld door te sturen op de hoeveelheid eiwit in het rantsoen van het dier. Door doelvoorschriften te geven inzake het voer en de voeding in het totale rantsoen van een dier kan gestuurd worden op minder eiwit in het veevoer, waarmee de stikstofdepositie vanuit de veehouderij vermindert. Uitgangspunt bij een duurzame ontwikkeling van de veehouderij is een integrale aanpak. Het sturen op de samenstelling van het rantsoen mag niet leiden tot negatieve effecten op de gezondheid en het welzijn van het dier of op andere emissies. Ook mogen geen negatieve effecten optreden voor de volksgezondheid. De kosten van een voermaatregel zijn afhankelijk van de nadere uitwerking en invulling van deze maatregel en zullen in beeld worden gebracht. Het kabinet neemt maatregelen waardoor het voor boeren aantrekkelijk is om hiermee aan de slag te gaan. Hierbij zullen de plannen van de sector worden betrokken. Inschatting is dat voermaatregelen een reductie van de stikstofdepositie op kan leveren van 3,6 mol/ha/jr in het eerste jaar.

Warme saneringsregeling varkenshouderij

Zoals uw Kamer bericht (Kamerstuk 35 234, nr. 1 en 2) is deze zomer vanuit de middelen die uitvoering moeten geven aan het Urgendavonnis € 60 miljoen toegevoegd aan de oorspronkelijke € 120 miljoen, zodat het subsidieplafond voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen € 180 miljoen is. De € 60 miljoen Urgendamiddelen leveren ook een bijdrage aan de vermindering van de stikstofdepositie van in potentie 2,8 mol/ha/jr. Het kabinet zet deze maatregel in bij dit pakket.

Registratie van stikstof

De door het kabinet genomen maatregelen leveren eenmalig structurele ruimte op die wordt geregistreerd in het stikstofregistratiesysteem. Deze ruimte is beschikbaar voor de beoordeling van de aanvraag van nieuwe omgevingsvergunningen voor de in deze brief genoemde activiteiten. Deze systematiek maakt het mogelijk dat per project vastgesteld kan worden of er nog voldoende ruimte beschikbaar is. Op basis hiervan kunnen toestemmingsbesluiten worden verleend. Zo krijgen besluiten formele rechtskracht, waardoor zeker is dat de bouw daadwerkelijk kan plaatsvinden. Het is van belang dat toestemmingsverlening zorgvuldig gebeurt. De beschikbare depositieruimte moet immers zo efficiënt en optimaal mogelijk gebruikt worden. De stikstofdepositie wordt daarom van tevoren getoetst en lokaal wordt gekeken hoeveel ruimte er voor stikstof in een Natura 2000-gebied is gezien de genomen maatregelen. Hiervoor worden regionaal afspraken gemaakt over de verdeling van de ruimte. Hierbij is samenwerking tussen gemeenten, provincie en het Rijk cruciaal. In de gebiedsgerichte aanpak kunnen provincies, gemeenten en Rijk afspraken maken over de resterende depositieruimte.

Perspectief natuur

De stikstofmaatregelen van het kabinet zijn gericht op het versterken van de natuur. Dit doen we door de stikstofdepositie te verlagen met generieke maatregelen gecombineerd met een gebiedsgerichte aanpak. Het kabinet zet samen met provincies ook in op de verbetering van natuur en beter natuurbeheer. Het kabinet erkent echter ook dat we moeten kijken naar de manier waarop we met natuur omgaan. Zo kan bijvoorbeeld de kwaliteit van sommige kleine Natura 2000-gebieden door hun omvang en ligging structureel zwak zijn en blijven, zelfs wanneer de hiervoor genoemde herstelmaatregelen worden getroffen. Daar waar dat aan de orde is, zal worden bekeken of de beschermde status moet worden aangepast. Daarover gaat het kabinet met Europese Commissie in gesprek.

Naast het investeren in de verbetering van natuur worden ook de aanwijzingsbesluiten van Natura 2000-gebieden kritisch bezien. Deze worden opgeschoond, met als doel instandhoudingsdoelen die niet voortvloeien uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, waaronder habitattypen die na aanwijzing nog zijn toegevoegd, waar mogelijk te schrappen. Daarnaast wordt ingezet op het samenvoegen of herindelen van natuurgebieden. In afwachting daarvan worden geen nieuwe Natura 2000-gebieden op land aangewezen. Ook het zogenoemde wijzigingsbesluit aanwezige waarden zal niet worden vastgesteld.

Perspectief landbouw

Het kabinet zet in op emissiearme landbouw. We blijven de landbouwers die de keuze maken voor kringlooplandbouw daarbij ondersteunen (met aangepaste wet- en regelgeving en stimuleringsmaatregelen). Die ondersteuning geldt ook voor de landbouwers die hun bedrijf in de huidige omvang willen voortzetten of willen uitbreiden op een (duurzame) emissiearme wijze. Hiertoe wordt wet- en regelgeving die een belemmering is voor de toepassing van innovatieve emissiearme technieken verruimd, en wordt financiële ondersteuning geboden voor de bijbehorende investeringen. Het kabinet werkt verder aan het structureel verlagen van de regeldruk door doelen in plaats van middelen voor te schrijven en experimenteerruimte toe te laten. Het kabinet komt met voorstellen hoe de ontwikkelingsruimte in de landbouw geborgd kan worden.

Meldingen

Verder wordt met prioriteit gewerkt aan het via een collectieve regeling legaliseren van activiteiten waarvoor destijds in het kader van de PAS een vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht gold, omdat de uitstoot de toenmalige grenswaarde van maximaal 1 mol/hectare per jaar niet overschreed. Het gaat dan om projecten waarvoor op 29 mei jl. (de datum van de PAS-uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State) de volgende situatie gold:

  • 1) het project was volledig gerealiseerd, installaties, gebouwen en infrastructuur e.d. waren opgericht; of

  • 2) het project was weliswaar nog niet volledig was gerealiseerd, maar de initiatiefnemer had aantoonbaar stappen gezet met het oog op volledige realisatie; of

  • 3) het project was weliswaar nog niet aangevangen, maar daarvoor waren wel al aantoonbaar onomkeerbare, significante investeringsverplichtingen aangegaan.

Totdat een voorziening is getroffen zal, zoals aangegeven in mijn brief van 27 juni 2019 (Kamerstuk 32 670, nr. 163), geen actieve handhaving plaatsvinden. De initiatiefnemers die in het kader van de vrijstellingsregeling een melding hebben gedaan of een meldingsvrije activiteit ontplooiden hebben immers te goeder trouw gehandeld.

Maatregelen PFAS

De problemen als gevolg van stikstof en PFAS hebben een andere oorsprong en vragen andere oplossingsrichtingen, maar allebei raken ze de werkzaamheden in de bouwsector en kunnen ze zorgen voor vertraging. Het kabinet vindt het daarom belangrijk om op beiden punten snel voortgang te boeken om te zorgen dat de sector aan het werk kan blijven. Daarom heeft het kabinet ook op PFAS samen met alle betrokken partijen belangrijke maatregelen en acties in gang gezet om projecten die door PFAS hinder ondervinden, zo snel mogelijk weer vlot te trekken.

Op veel plekken vinden werkzaamheden al plaats, doordat enerzijds onduidelijkheden worden weggenomen via de informatievoorziening en anderzijds de ruimte binnen het tijdelijke handelingskader op basis van metingen benut wordt. Zo is er in diverse gemeenten, zoals Helmond, de Twentse gemeenten en Amersfoort, ruimte voor veilig grondverzet omdat gemeenten een lokale achtergrondwaarde hebben vastgesteld. De provincie Noord-Holland heeft al een beleidsregel voor PFOA en PFOS. In Zuid-Holland zijn er op veel plekken al lokaal beleidsregels voor PFAS vastgesteld zoals is in de omgeving van Dordrecht. De provincie Noord-Brabant werkt samen met de omgevingsdiensten en gemeenten aan een gecoördineerde actualisatie van bodemkwaliteitskaarten. Ook bieden sommige grondbanken opslagmogelijkheden aan, waar ook grond zonder PFAS onderzoek terecht kan. Ook in de waterbouw zijn er baggerprojecten weer op gang gekomen. Zo wordt er bijvoorbeeld in Delfland, IJsselmonde, Hoeksche Waard en Drenthe weer gebaggerd. Dit zijn goede voorbeelden, maar we zijn er nog niet. De informatiemarkten die door het hele land hebben plaatsgevonden, hadden een grote opkomst en experts van het RIVM en de Bodemhelpdesk hebben in veel gevallen voor verheldering kunnen zorgen. Zo is het een hardnekkige misverstand dat voor de klasse-indeling landbouw en natuur alleen de norm van 0,1 µg/kg ds geldt. Dat lijkt onnodig voor vertraging te zorgen. Daarom benadrukt het kabinet ook in deze brief graag nogmaals dat beschikbare ruimte voor toepassing van grond en bagger niet wordt bepaald door de bepalingsgrens van 0,1 µg/kg ds, maar door de feitelijke gemeten achtergrondwaarde (met een maximum van 3,7,3). Daar waar lokaal nog geen achtergrondwaarde bekend is, zal de tijdelijk landelijke achtergrondwaarde die binnenkort wordt vastgesteld (zie onderstaand), perspectief bieden. Het bedrijfsleven heeft aandacht gevraagd voor de nauwkeurigheden in de meetresultaten bij PFAS-metingen. Het is belangrijk om hierover helderheid te krijgen en daarom laat het kabinet hier op dit moment onderzoek naar doen.

Onderstaand treft u op hoofdlijnen een overzicht van de maatregelen, die het kabinet in gang heeft gezet.

Tijdelijke landelijke achtergrondwaarde

Het kabinet heeft aan het RIVM opdracht gegeven om zo spoedig mogelijk een advies te geven over de hoogte van een tijdelijke landelijke achtergrondwaarde van PFAS. Het RIVM heeft aangegeven dat haar advies uiterlijk per 1 december zal worden opgeleverd. De achtergrondwaarde geeft het beeld van de bestaande kwaliteit van de bodem van natuur en landbouw. Dit zal ruimte bieden voor grond- en baggerverzet, omdat dan op de bestaande indeling landbouw en natuur tot deze waarde grond en bagger mag worden toegepast zonder te meten op de toepassingslocatie zoals dat voor wonen en industrie al het geval is sinds 8 juli. De tijdelijke landelijke achtergrondwaarde dient als vangnet. Daarom is het zo belangrijk dat regionaal bodemkwaliteitskaarten worden vastgesteld. Immers als lokale achtergrondconcentraties hoger zijn dan de landelijke waarden, blijft het mogelijk om met lokaal beleid hogere waarden aan te houden op basis van een goede onderbouwing. De gegevens die voor de landelijke waarden gebruikt zijn, zullen rond 1 december op een kaart openbaar gemaakt worden. Dit geeft inzicht in de meetgegevens, maar is geen wettelijk bewijsmiddel. De bodemkwaliteitskaarten met de daarin aangegeven waarden dienen wel als wettelijke bewijsmiddel. Andere partijen kunnen gebruik maken van deze gegevens, waar deze openbaar zijn. Zo wordt de noodzaak van dubbele metingen voorkomen.

Versnelling analyse waterbodem

Voor de waterbodem heeft het kabinet ook een versnelling van de onderzoeken ingezet om te zorgen dat stagnerende baggerwerkzaamheden worden losgetrokken. Rijkswaterstaat zal in samenwerking met het RIVM en het kennisinstituut Deltares voor 1 december een beeld opleveren van de huidige kwaliteit van het watersysteem. Dit biedt voor toepassing van baggerspecie op de waterbodem een vergelijkbaar perspectief als bij de tijdelijke landelijke achtergrondwaarde voor de landbodem.

Grondwater

Het RIVM heeft gewezen op indirecte risico’s van doorvergiftiging en verspreiding van PFAS naar het grondwater. Daarom heeft Rijkswaterstaat als vergunningverlener de initiatiefnemers van een drietal diepe plassen gevraagd te onderzoeken of deze voldoende geïsoleerd zijn om licht verontreinigde grond of bagger toe te laten. In december worden de eerste resultaten verwacht van het uitgevoerde onderzoek van een van de plassen. Daarnaast vragen grondwaterbeschermingsgebieden bijzondere aandacht. Hierover is het kabinet in gesprek met de medeoverheden. De Minister voor Milieu en Wonen zal uw Kamer begin december informeren over deze vervolgstappen.

Openstellen rijksbaggerdepots voor PFAS-houdende baggerspecie

In overleg met bevoegde gezagen stelt Rijkswaterstaat de rijksbaggerdepots open voor baggerspecie die dusdanig vervuild is met zowel PFAS als andere verontreinigingen dat het nergens kan worden toegepast. Dit geeft op korte termijn een oplossing voor stagnerende baggerprojecten. Het gaat hier om zeer vervuilde baggerspecie, waarvoor deze baggerdepots de meest veilige locatie zijn om deze bagger op te slaan. Uiteraard wordt daarbij gemonitord om een verantwoorde opslag om eventuele risico’s op verdere verspreiding van PFAS te voorkomen. Dit geeft op korte termijn een oplossing voor baggerprojecten van Rijkswaterstaat. Het open stellen van de rijksbaggerdepots biedt tevens ruimte voor waterschappen. De rijksbaggerdepots de Slufter, Hollandsch Diep en IJsseloog hebben namelijk bestaande afspraken met regionale overheden over het accepteren van sterk vervuilde baggerspecie. Bovendien accepteren de rijksbaggerdepots IJsseloog en het deel van de Slufter, dat wordt geëxploiteerd door het Havenbedrijf Rotterdam, bagger van alle andere partijen.

Versnelling lokaal beleid

Het kabinet heeft in samenspraak met de gemeenten (VNG) een voorstel ontwikkeld om met een wijziging van het besluit bodemkwaliteit (Amvb) een tijdelijke versnelling mogelijk te maken voor het vaststellen van een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart. Het voorstel zal zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 1 december, gepubliceerd worden. Vanaf die publicatiedatum kan een aanpassing van de bodemkwaliteitskaart direct worden vastgesteld op basis van de snellere procedure. Deze wetswijziging biedt gemeenten een extra instrument. Gemeenten kunnen er ook voor kiezen de reguliere procedure te (blijven) volgen. Een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart is immers een belangrijk instrument waarmee lokale overheden de kwaliteit van de grond kunnen aangeven en bedrijven kunnen hiermee sneller weten welke toepassingen van grond mogelijk zijn. Veel gemeenten zijn hun bodemkwaliteitskaarten al aan het actualiseren op PFAS. Het kabinet ondersteunt deze voortvarende aanpak met kennis en expertise en wil deze met genoemde wetswijziging versnellen. Overigens kunnen gemeenten uiteraard zelf kiezen om de gebruikelijke procedure te volgen.

Benutten van bestaande ruimte: informatiemarkten, werkconferenties en bodemhelpdesk

Er bestaat veel onzekerheid over wat wel en niet is toegestaan met het tijdelijk handelingskader PFAS. Dit leidt tot onnodige stagnatie. Daarom heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat samen met experts van het RIVM en de Bodemhelpdesk de afgelopen twee weken informatiemarkten georganiseerd in Groningen, Utrecht, Eindhoven en Rotterdam. Naast de informatiemarkten en de bodemhelpdesk worden er in alle regio’s bestuurlijke werkconferenties over PFAS georganiseerd om op regionaal niveau knelpunten te identificeren en projecten vlot te trekken. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat organiseert deze bijeenkomsten samen met de betrokken decentrale overheden. Ook het bedrijfsleven wordt voor deze sessies uitgenodigd. Er hebben afgelopen week al twee werkconferenties plaatsgevonden (Den Haag en Noord-Brabant). De knelpunten en ervaringen die in deze bijeenkomsten naar voren komen, worden doorgeleid naar de taskforce.

Expertteam PFAS

Het kabinet heeft daarnaast ook een team van experts van verschillende adviesbureaus ingehuurd. Dit expertteam zal – als een soort vliegende brigade – lokale overheden helpen bij het maximaal benutten van de ruimte die het bestaande kader biedt. Het expertteam is maandag 11 november operationeel en is sinds maandag inzetbaar bij knelpunten door het hele land. Dit expertteam zal gemeenten ook ondersteunen bij het versneld actualiseren van bovengenoemde bodemkwaliteitskaarten.

Landelijke Taskforce PFAS

Het kabinet heeft een landelijke tasforce PFAS ingesteld. De taskforce is op 5 november gestart en richt zich op regio-overstijgende knelpunten, zoals bijvoorbeeld het (versneld) actualiseren van de bodemkwaliteitskaarten en vergunningverlening. De taskforce heeft de taak om knelpunten te signaleren en oplossingsrichtingen aan te dragen. Deelnemers van de taskforce komen zowel vanuit de decentrale overheden (IPO, VNG en UvW) als het Rijk. Ook het bedrijfsleven is gevraagd om aan te sluiten. Zodoende monitoren we via de taskforce met betrokken partijen continue de situatie en blijven we actief aan de bal.

Bronaanpak en integrale benadering

Verschillende stoffen van de PFAS-groep staan al op de lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen. Dat betekent strenge eisen aan het gebruik van deze stoffen. Het kabinet zet daarom ook belangrijke stappen op het preventieve spoor. Productie en gebruik van stoffen wordt in Europees en internationaal verband gereguleerd. Mede dankzij onze inspanningen is GenX door de Europese Commissie aangemerkt als substance of very high concern (SVHC) onder REACH. Het kabinet wil zich inzetten om in samenwerking met landen als Duitsland, Zweden en Noorwegen in Europees verband alle toepassingen van alle stoffen behorende tot de stofgroep PFAS te verbieden met uitzondering van de essentiële toepassingen (restrictie). Dit preventieve spoor gecombineerd met reductie van lozingen is onderdeel van een integrale benadering. Ten aanzien van strooizout, Rijkswaterstaat zal komende winter gewoon strooien. Rijkswaterstaat koopt strooizout in bij de leverancier Eurosalt en dit zout voldoet aan de Europese normen.

Tot slot

Met deze maatregelen voor het oplossen van de stikstofproblematiek voor de woningbouw- en infrasector, zet het kabinet een belangrijke stap om de problematiek rond stikstof vlot te trekken. Het kabinet blijft tegelijkertijd werken aan nieuwe maatregelen, die kunnen worden ingezet voor de generieke drempelwaarde of als aanvulling op het bovengenoemde pakket. Van groot belang is dat nu ook wordt doorgepakt om te komen tot verbetering en versterking van de natuur en het bieden van een oplossing voor de problematiek in andere sectoren en in de provincies. Dit gaat om projecten en activiteiten die van belang zijn voor de nationale veiligheid, infrastructuur, waterveiligheid, landbouw, klimaatadaptatie en energietransitie, maar ook voor de werkgelegenheid. Om dit mogelijk te maken werkt het kabinet aan de realisatie van een drempelwaarde voor alle andere activiteiten of projecten die een beperkte depositie veroorzaken. Na de voorlichting van de Raad van State vindt besluitvorming hierover zo spoedig mogelijk plaats. Dit pakket is een belangrijke stap waarmee perspectief is geboden voor de woningbouw- en infrastructuursector. Bij volgende stappen zal het kabinet voortdurend kijken of deze voldoende bijdragen aan het verbeteren van de natuur en het bieden van ruimte aan projecten en activiteiten.

De komende weken werkt het kabinet met de betrokken partijen met grote urgentie aan de aanpak van de PFAS-problematiek. Met het in deze brief benoemde pakket aan maatregelen voor PFAS heeft het kabinet hiertoe belangrijke stappen gezet om de problemen bij grondverzet en baggerwerkzaamheden weg te nemen. Parallel worden de stappen uitgevoerd om te komen tot een definitief handelingskader.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven