Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2020
Hierbij bied ik u het eerste rapport van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof
aan1.
Per 1 november 2019 heb ik dit adviescollege ingesteld om te toetsen of de gebruikte
methodes voor het bepalen van de stikstofdepositie voldoende wetenschappelijke onderbouwing
biedt voor het stikstofbeleid van rijksoverheid en provincies (Kamerstuk 35 334, nr. 21). Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof – onder voorzitterschap van Leen
Hordijk – heeft vandaag de rapportage over de eerste fase van haar opdracht aan mij
aangeboden.
De eindconclusie van het Adviescollege luidt dat de wetenschappelijke kwaliteit van
de werkzaamheden van de betrokken onderzoekers voldoende is en de wetenschappelijke
data en methoden die worden ingezet van voldoende tot goede kwaliteit zijn. De gebruikte
aanpak is geschikt voor het meten en berekenen van de concentratie en depositie van
stikstofverbindingen. Ook de relatieve verdeling van de Nederlandse sectorbijdragen
aan de depositie op natuurgebieden is voldoende onderbouwd.
Het is goed om te constateren dat er wordt gemeten wat we willen weten en dat we weten
wie voor welke bijdrage verantwoordelijk is.
Ik wil het adviescollege bedanken voor de aanbevelingen die ze heeft gedaan om het
meten en berekenen aan stikstofemissies en -depositie te verbeteren. Ik ga hieronder
kort op de eerste adviezen in.
Het Adviescollege constateert dat de gebruikte modellen inherent onzekerheid kennen.
Volgens het college is deze onzekerheid te verkleinen door het aantal metingen en
meetpunten uit te breiden. Uitbreiding van het meetnet heb ik ook toegezegd in mijn
Kamerbrief van 4 oktober 2019 (Kamerstuk 32 670, nr. 167). Voor de invulling van de uitbreiding zal ik gebruik maken van dit rapport en de
vervolgrapportage in juni.
Het Adviescollege geeft aan dat het combineren van de momenteel gebruikte modellen
met andere bronnen en modellen tot een verbetering van de kwaliteit zal leiden en
adviseert daarom een nieuwe impuls te geven aan het bestaande modelinstrumentarium.
Op basis van de aanbevelingen uit de internationale reviews van Sutton zijn hier de
afgelopen jaren al eerste stappen gezet. Dit advies voegt hier nieuwe waardevolle
elementen aan toe, die kunnen helpen om het modelinstrumentarium verder te kunnen
verbeteren.
Uit het rapport blijkt ook dat transparantie, (wetenschappelijk) draagvlak en de governance
rond het instrumentarium te verbeteren is. De Algemene Rekenkamer had in het rapport
Mestvervuiling dezelfde aanbeveling op dit punt. Zoals in het rapport van AR al is
aangegeven heb ik deze aanbeveling overgenomen en ben ik een traject begonnen om de
transparantie, wetenschappelijke kwaliteit en de governance rond datastromen binnen
het meten en berekenen van ammoniak te verbeteren. In dit traject zal ik de aanbevelingen
uit dit en ook uit het tweede rapport van het college goed kunnen gebruiken.
Het Adviescollege zal in haar tweede rapportage bovenstaande aanbevelingen nader uitwerken.
Ik verwacht het tweede rapport nog voor de zomer 2020 te ontvangen. Daarna zal ik
een uitgebreide reactie op beide rapporten geven.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten