Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2022
Op 29 september 2022 heeft de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) mij verzocht een reactie te geven op het bericht van LTO «mogelijk meer ammoniakuitstoot
bij 1 ster Beter Leven Kip». In deze brief geef ik, mede namens de Minister voor Natuur
en Stikstof en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, een reactie op
het bericht.
In 2021 hebben de Nederlandse supermarkten, en ook verschillende partijen in andere
afzetkanalen, aangegeven per 1 januari 2023 om te willen schakelen naar de verkoop
van vers kippenvlees van minimaal één ster van het Beter Leven Keurmerk (BLK1). Een
groot deel van de Nederlandse pluimveehouders zal daarom gaan overschakelen naar het
BLK1-houderijconcept. Omschakeling naar BLK1 betekent ten opzichte van de gangbare
pluimveehouderij een verbetering van het welzijn van de kuikens. Dit komt met name
door het gebruik van een trager groeiend ras, een lagere bezetting in de stal (30–40%
minder dieren/m3), het aanbieden van een overdekte uitloop en van afleidingsmateriaal. De ontwikkeling
geeft invulling aan een meer diervriendelijke veehouderij en biedt een verdienmodel
voor de pluimveehouder. Ik vind dit positief en ben in het kader van het Marktprogramma
verduurzaming dierlijke producten in gesprek met sector, marktpartijen en de Dierenbescherming
om mogelijke knelpunten rondom deze omschakeling op te lossen. Het is van belang om
deze omschakeling in te passen in de stikstofaanpak en het beleidsdoel om de emissies
van fijnstof uit pluimveehouderijen in 2030 te halveren ten opzichte van 20161.
Een van de knelpunten waar ondernemers door deze omschakeling mee worden geconfronteerd
is de vergunningverlening die nodig is om stallen aan te passen. Daarbij gaat het
met name om de toestemmingverlening in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb),
maar ook om de omgevingsvergunning milieu.
De Regiegroep Scale Up Kip 1 ster, waar het Ministerie van LNV onderdeel van uitmaakt,
heeft aan Wageningen University & Research (WUR) gevraagd om een impactstudie uit
te voeren en daarbij onder andere te kijken naar de verwachte effecten op emissies
(ammoniak, fijnstof en geur) bij deze productiewijze. Het definitieve rapport is nog
niet opgeleverd. WUR verwacht de resultaten van de impactstudie voor het einde van
dit jaar te kunnen publiceren. Ook heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
aan WUR gevraagd een advies te geven over de hoogte van de emissiefactoren (emissie
van ammoniak, fijnstof en geur per dierplaats per jaar) bij deze productiewijze en
mogelijkheden om de emissies te beperken. Dit advies wordt dit najaar verwacht.
Zoals in het bericht van LTO wordt aangegeven, zijn de effecten van de omschakeling
op het vlak van ammoniakuitstoot nog onduidelijk. Dat maakt vergunningverlening nu
voor zowel de veehouder als het bevoegd gezag onzeker, omdat voor een juridisch houdbare
vergunning met voldoende zekerheid vastgesteld moet worden dat een wijziging niet
leidt tot een depositiestijging die negatieve effecten heeft voor nabijgelegen natuurgebieden.
Voor definitieve conclusies is het van belang de publicatie van beide rapporten af
te wachten. Zodra de rapporten definitief zijn, zal ik de Kamer hierover nader informeren.
Ik blijf gedurende dit proces in gesprek met de betrokken partijen in de regiegroep,
waaronder de sector, en met provincies, omgevingsdiensten en gemeenten over de vraag
hoe de omschakeling op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden en wat daar verder
voor nodig is.
Omdat er mogelijk ook risico’s bestaan met betrekking tot de overdekte uitloop en
de vogelgriep, ga ik onderzoeken of de deskundigengroep dierziekten een advies kan
geven of er een verhoogd risico is op besmetting met vogelgriep door een overdekte
uitloop. De uitkomsten daarvan zal ik meewegen in bovengenoemde gesprekken.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema