35 300 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2020

Nr. 66 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 3 juli 2020

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 17 juni 2020 overleg gevoerd met mevrouw Van Ark, Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Keijzer, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, en de heer Knops, Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 mei 2020 inzake voortgang aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland (Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 231);

  • de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 3 april 2020 inzake voortgang programma BES(t) 4 kids: goede en betaalbare kinderopvang en naschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland (Kamerstuk 31 322, nr. 411);

  • de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 31 januari 2020 inzake tewerkstellingsvergunningen Saba (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 46);

  • de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 19 december 2019 inzake antwoorden op vragen commissie over de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 44);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 december 2019 inzake reactie op verzoek commissie om een reactie over voorstel Stichting The Quill tot wetenschappelijke dataverzameling over psychische gezondheid van de bevolking in Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 43);

  • de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 18 december 2019 inzake aanpassing voorwaarden toeslag AOV-gerechtigden via de onderstand (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 42);

  • de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 19 november 2019 inzake antwoorden op vragen commissie over antwoorden op vragen commissie over de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 35).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Paternotte

De griffier van de commissie, De Lange

Voorzitter: Paternotte

Griffier: De Lange

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bosman, Van Dam, Diertens, Van der Graaf, Özütok en Paternotte,

en mevrouw Van Ark, Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Keijzer, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, en de heer Knops, Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Aanvang 13.01 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag. Van harte welkom aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, de heer Knops, de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw Keijzer, aankomend Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mevrouw Van Ark, en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Blokhuis. Allen van harte welkom. Fijn dat u er vandaag bij bent. Bon dia, Boneiru, good morning, Statia, good morning, Saba, voor de mensen die vanuit daar meekijken dan wel meeluisteren.

Op de agenda vandaag staan sociaal minimum en kinderrechten. De leden die vandaag spreken, hebben zes minuten spreektijd om deze onderwerpen en de vier departementen te dekken. De volgorde die we gaan aanhouden zal, omdat dit een notaoverleg is, de volgorde zijn die we ook hanteren bij een begrotingsbehandeling, hetgeen betekent dat de grootste oppositiepartij als eerste het woord krijgt, alternerend met in aflopende volgorde van grootte de coalitiepartijen. Dit betekent dat ik zo meteen als eerste het woord ga geven aan mevrouw Özütok, bij afwezigheid van de PVV, en dat ik daarna naar de heer Bosman, de heer Van Dam en mevrouw Diertens ga. Dit zou nog enigszins kunnen wijzigen als er nog leden later aansluiten.

Niets staat ons in de weg om dan nu te beginnen. Ik ga als eerste voor de eerste termijn voor zes minuten het woord geven aan mevrouw Özütok van GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het is een eervol moment om in deze mooie zaal dit notaoverleg te mogen houden. Als ik om me heen kijk, zie ik dat er bijna net zo veel bewindspersonen als Tweede Kamerleden zijn. Dit is indrukwekkend: vier bewindspersonen achter de tafel om een probleem voor drie kleine bijzondere gemeenten op te lossen. Hoe komt dit aan de andere kant van de oceaan over, vraag ik mij dan af. Hopelijk zegt dat heel veel over de betrokkenheid van het kabinet bij Caribisch Nederland. Die betrokkenheid is echt heel nodig, want de problemen zijn ook groot. Ik denk dat er nergens in Nederland zo'n armoede wordt geleden als in Caribisch Nederland. Armoede komt nooit alleen. Meestal gaat het gepaard met andere ellende zoals werkloosheid, verslavingsproblematiek, opvoedingsproblemen, schoolverzuim en relationeel geweld. Laten we ophouden om dat «huiselijk geweld» te noemen.

Voorzitter. We hebben het al lang over dit schrijnende probleem. Kinderen gaan met een lege maag naar bed, ouderen slaan maaltijden over of gaan naar de dagopvang om te eten en een gevuld kommetje mee naar huis te nemen voor het weekend. Dat is de staat van Caribisch Nederland. Daar is de coronacrisis nog eens bovenop gekomen. Ook in Caribisch Nederland heeft de crisis diepe sporen in de lokale samenlevingen getrokken. Het is goed dat daarom op de eilanden de samenwerking is gezocht tussen bestuur, hulpverleners, politie en justitie. Ik ben erg benieuwd naar de ervaringen van de werkgroepen die kwetsbare gezinnen en personen monitoren. Het geeft misschien een beter inzicht in de diepte van deze problematiek. Kan de Staatssecretaris – dat kan ook in een brief – de Kamer informeren over de werkgroepen maatregelen corona?

Het kabinet zet stappen om armoede te bestrijden, bijvoorbeeld door toe te werken naar de jaarlijkse indexering van het ijkpunt voor het sociaal minimum en door de tijdelijke subsidie op de kinderopvang en buitenschoolse opvang. De vraag is alleen: is het voldoende? Is het genoeg? De Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen, formuleerde het treffend. In Europees Nederland zou er allang geprotesteerd zijn tegen toestanden zoals hij die in Caribisch Nederland in zijn onderzoeken is tegengekomen. Hij vindt dat we ons diep moeten schamen en de aanpak moeten intensiveren. Ik snap heel goed waar dat vandaan komt. Juist hier, op het punt waarop inwoners de voordelen van directe banden met Nederland zouden moeten merken, zijn we in een patstelling terechtgekomen. De Staatssecretaris van SZW verschuilt zich achter een oude afspraak om terughoudend te zijn met het aanpassen van bestaande regels voor Caribisch Nederland. Daarmee ontstaat een duidelijke ongelijkheid die zich vooral wreekt bij de toegang tot de noodzakelijke basisvoorzieningen. Over toegang tot drinkwater hebben we het al meer gehad. Maar het is toch onbestaanbaar dat in de coronacrisis drinkwater op rantsoen moet? Ook lees ik nergens de concrete resultaten van de inzet om de kosten van levensonderhoud te verlagen. Wat merken de inwoners van Caribisch Nederland daarvan in hun portemonnee? Ik vind het hoog tijd om te onderzoeken op welke wijze door continentaal Nederland flankerend beleid wordt ingezet om problematische situaties in Caribisch Nederland ook op te pakken, zoals de decentrale zorgverlening, het ouderenbeleid, Wmo, mantelzorg. Ik overweeg op dat punt een motie in te dienen.

Als commissie zijn we al enige tijd bezig met dat sociaal minimum. GroenLinks vindt dat wat er nu ligt, de jaarlijkse indexering van het ijkpunt voor het sociaal minimum, echt onvoldoende. Wij verschillen met het kabinet van mening over de verantwoordelijkheid voor het aanpakken van schrijnende armoede. In antwoord op onze vragen is toegezegd dat BZK en SZW de regierol op zich nemen om te komen tot een meer integrale benadering van het verbeteren van de situatie van ouderen in Caribisch Nederland. Die toezegging is van december vorig jaar. Wat precies is er vanaf die tijd gebeurt? En wat is er precies gedaan om Caribische ouderen daarvan iets in hun portemonnee te laten merken? Voldoet de toeslag via de onderstand op de AOV? Wordt die toeslag automatisch toegekend of moeten AOV-gerechtigden daartoe een extra verzoek indienen? Zijn er ouderen die bijvoorbeeld uit trots geen onderstand willen of durven aanvragen en die daardoor buiten het zicht van het beleid blijven? Is er voldoende voorlichting en actieve ondersteuning om ouderen aanspraak te laten maken op waar zij recht op hebben? Wonen op de eilanden is duur, weten we met z'n allen. Bij een AOV van 600 dollar gaat ongeveer 500 dollar op aan huur en de prijzen van boodschappen zijn zowat het dubbele van die in Nederland. Welke maatregelen worden er genomen om het wonen betaalbaar te houden?

Dan kinderopvang. Als ik de stukken lees, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat hier een ingewikkeld probleem van wordt gemaakt. Waar we uitgerekend bij de Belastingdienst van af willen, gaan we in Caribisch Nederland invoeren, zo lijkt het. Je mond valt open als je in de stukken leest dat kinderopvang als basisvoorziening, zoals onderwijs, niet kan, omdat de ouders de waarde van kinderopvang moeten beseffen. Kinderopvang is geen privilege. Opvang is voor moeders en ouders nodig om zorg en werk te kunnen combineren. Geef eilanden een eigen mogelijkheid om te experimenteren, zoals zij dat ook bij de Staatssecretaris hebben aangegeven. Graag een reactie.

Relationeel geweld, kindermishandeling en rechten van het kind vormen mijn volgende blokje. Er wordt hard gewerkt om te voldoen aan het Verdrag van Istanbul. Het Bestuursakkoord Aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling 2017–2020 is voortvarend ter hand genomen. Dat verdient echt een compliment. Tegelijkertijd zijn er grote zorgen bij GroenLinks, want de Raad voor de Rechtshandhaving constateert dat er op dit punt nog niet conform de aanwijzing van de procureur-generaal van het Openbaar Ministerie periodiek wordt gerapporteerd.

Het antwoord van de Staatssecretaris over de aanpak waar Unicef om vraagt, om een integraal beleid te ontwikkelen, kan ik echt niet smart noemen. Van ons mag de actie ook veel breder. Pak de problematiek rond armoede, financiële onafhankelijkheid en relationeel geweld op in een alomvattende aanpak, zou ik zeggen.

De voorzitter:

Mag ik u vragen om af te ronden?

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik ben er bijna, nog één zin, voorzitter. Het kabinet geeft in de brief van december 2019 al met zoveel woorden toe dat er onvoldoende sprake is van integraal en samenhangend beleid. Staatssecretarissen, ga alstublieft ermee aan de slag.

De voorzitter:

Er is een interruptie voor u van de heer Van Dam van het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Ik kwam hier naartoe in best een goede mood. Ik dacht: dat wordt een mooi overleg. Ik ben een tikje overvallen door de wat bitse – zo komt het op mij over – benadering van GroenLinks van het probleem. We hebben nu een kabinet dat voor het eerst in jaren echt iets doet, met de brief van Staatssecretaris Van Ark van voor de zomer vorig jaar. Toen werd eindelijk een keer een bodem gelegd ergens in, in mijn beleving. Maar ik heb eigenlijk twee vragen aan de collega van GroenLinks. Eén. Is er dan iets wel goed in de beleving van GroenLinks? Twee. Ik hoorde mevrouw Özütok vooral over de inkomstenkant van mensen, maar wat voor ideeën heeft GroenLinks op het gebied van economische ontwikkeling om de wereld te verbeteren aan gene zijde van het Koninkrijk?

De voorzitter:

Dat is een interruptie die ongetwijfeld genoeg stof oplevert.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Om de wereld te verbeteren mag u mij altijd wakker maken. Er is samenhangend beleid nodig. Ik denk dat het op het gebied van economische ontwikkeling belangrijk is dat er geen eenzijdige economie is en dat er wat meer diversiteit daarin zou moeten zijn. De eilanden zijn nu heel erg afhankelijk van inkomsten uit toerisme. Die zijn, zoals we weten, in de coronatijd achtergebleven. Het is dus heel erg belangrijk om te kijken naar wat voor economie je zou moeten stimuleren. Daarover zijn al heel veel rapporten. Laten we die bij de kop pakken en die ontwikkeling ingaan. Het klopt dat ik misschien in de oren van de collega een beetje bits klink, maar mijn geduld is een beetje op. De schrijnende situatie van de armoede waarin kinderen opgroeien, waarin ouderen zitten, waar ook jongvolwassenen mee te maken krijgen en waardoor vrouwen niet kunnen toewerken naar economische zelfstandigheid, raakt me. Daar wil ik iets aan doen. Ik hoop hier aan de overzijde ook. Ik hoop dat de bewindspersonen daarmee echt heel snel aan de slag gaan. Ze moeten geen plannen maken voor de komende jaren. Mensen moeten in hun dagelijkse leven herkennen dat er echt wat gebeurt. Daarover maak ik me zorgen.

De voorzitter:

Ik kijk even of de heer Van Dam nog...? Nee. Dan was dat de interruptie en daarmee ook de bijdrage van mevrouw Özütok. Ik ben nu ook meteen door alle oppositiepartijen heen. De begrotingsvolgorde houdt in dat ik vanaf nu gewoon op partijgrootte doorga. Dan begin ik bij de heer Bosman van de VVD. De komende zes minuten zijn voor u.

De heer Bosman (VVD):

Dank, voorzitter. Natuurlijk is er nog heel veel dat beter kan, maar laten we ook onze successen vieren, zeg ik tegen mijn collega van GroenLinks. Want er gaan ook el heel veel dingen goed en er zijn dingen opgepakt waarvan we misschien wel vijf of tien jaar geleden nooit hadden gedacht dat het zou kunnen.

Ik wil toch even beginnen met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het is haar laatste debat in dit gremium, zal ik dan maar zeggen. Wij gaan haar missen. Nee, laat ik voor mijzelf spreken: ík ga haar missen. Het was toch wel een interessante constructie dat deze Staatssecretaris het op deze manier heeft opgepakt. Er zijn toch wel enorme stappen gezet bij het ijkpunt voor het bepalen van het sociaal minimum. Zij heeft serieus haar nek uitgestoken en gekeken hoe we het beter kunnen maken voor mensen op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Dat zijn gewoon bijzondere gemeenten van Nederland waarvoor wij verantwoordelijkheid dragen. De kinderbijslag is geregeld. De kinderopvang is geregeld. Is het helemaal naar wens? Nee, want ik weet dat er een verzoek ligt voor brede kinderopvang van nul- tot 4-jarigen. Ik weet niet of de staatsecretaris daarop in kan gaan, maar ik benieuwd hoe dat wordt opgepakt. Welke ruimte is er en in hoeverre is er een algemene voorziening van te maken?

Ik ben heel blij met het uitgebreide verhaal over de tewerkstellingsvergunningen op Saba. Dat is een terugkerend thema – helaas is collega Van Raak hier niet – waarover wij zeer boos kunnen worden. Maar ik zie ook wel de moeilijkheden waar iedereen tegen aanloopt om het toch geregeld te krijgen. Ik vind het van belang dat het openbaar lichaam zelf een belangrijke rol speelt en de verantwoordelijkheid krijgt om daar invulling aan te geven. Laten we kijken hoe dat de komende tijd gaat lopen. Er zijn dus stappen gezet om het beter te maken voor Saba, Sint-Eustatius en Bonaire.

Dan kom ik bij de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Scherp op de inhoud en zacht op de wens! Dat is altijd goed. Zoals collega Van Dam al zei, is dit wel een kabinet dat doorpakt. Dit kabinet ziet de problemen en duwt ze niet vooruit, schuift ze niet achteruit en schuift ze ook niet onder de mat. Het wordt serieus aangepakt. Zo worden er bestuursakkoorden met de verschillende eilanden afgesproken om ook hen te activeren om hun rol te pakken. Ik heb nog wel een vraag over de Bonaire Holding Maatschappij en governance en verantwoordelijkheden. Het is van belang dat ook daar de governance als verdienmodel vereenvoudigd wordt. Ik snap dan ook dat er afscheid wordt genomen van het Bonaire Holding Maatschappij-verhaal. Maar dat moet wel op een goede manier gebeuren en er zijn zorgen bij de VVD over hoe dat precies loopt. Ik heb de brief van de Staatssecretaris gelezen en volgens mij sprak daar ook enige zorg uit. Ik heb begrepen dat er nu een onderzoek gaat komen en ik ben heel benieuwd wat daar uit komt, want het is wel van belang dat het goed geregeld wordt.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid. De tandarts is volgens mij geregeld, maar ik weet niet precies hoe dat is geregeld. Het ging om die stoel op Saba, want die was niet beschikbaar voor mensen. Die stoel was namelijk door de overheid aangekocht en die kon je privé niet gebruiken. Ik hoop echt van harte dat dat nu wat minder stringent gereguleerd is en dat we met een wat bredere Caribische blik kijken naar de mogelijkheden die er zijn.

Ik heb een vraag over de pakketverzekering. In de antwoorden wordt er gezegd: dat pakket is wel breed genoeg. Maar ik mis nog wel wat dingen. In hoeverre komt de Staatssecretaris nu daadwerkelijk in overleg met de eilanden tot de pakketkeuze?

Tot slot, voorzitter, kom ik toch bij de Staatssecretaris van Economische Zaken. Ik heb haar antwoorden op de vraag hoe je investeringen kunt binnenhalen die uit zichzelf kunnen gaan renderen, natuurlijk met interesse gelezen. Dat is heel lastig op een eiland met 1.800 inwoners, 4.500 inwoners of 18.000 inwoners. Wij hebben als Kamer geknokt om de kosten naar beneden te krijgen. In ieder geval de VVD vindt namelijk de kostenkant het probleem. Wat schetst dan mijn verbazing? In deze tijd van corona en het aanpakken van de zorgen over inkomen ligt er een prachtig pakket op water, elektriciteit en internet! Ik begrijp dan ook niet helemaal de zorgen van de collega van GroenLinks over wat er allemaal mist, want ze liggen er wel. Er zijn dingen gedaan!

Alleen is het wel tijdelijk. Als we zien dat het project dat nu is gestart, werkt en dat er wordt samengewerkt, dan... Je moet het kabinetsbreed zien, hè, want we kunnen ook zeggen: het is allemaal voor Sociale Zaken; regel daar het inkomen maar. Maar door de Kamer wordt er ook serieus gekeken naar mogelijkheden om dit ook vanuit de kostenkant te regelen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris van Economische Zaken is dan ook: in hoeverre is dit pakket te bestendigen? Als we het bestendigen, laten we zien dat we het serieus oppakken, dat we ook de kostenkant serieus oppakken en dat we op die manier invulling geven aan de verantwoordelijkheden die we hebben.

Dat zijn toch wel de zaken die het beter maken voor mensen. Het inkomen verhogen is één ding, maar dan gaan ook de uitkeringen omhoog. De kosten betaal je toch en daarom ben ik, en volgens mij meerderen met mij, er een voorstander van dat die kostenkant naar beneden gaat. Collega Özütok zei het al: armoede kent vele facetten en heeft daarmee ook vele uitwassen. Dat zijn bijvoorbeeld huiselijk geweld, geen eten, een beperkt toekomstperspectief en geen onderwijs. De oplossing van al die zaken begint met een normaal inkomen waarmee je gewoon je eten kan kopen en in je levensonderhoud kan voorzien. Dus nogmaals mijn vraag aan de Staatssecretaris: is het pakket dat er nu ligt voor covid, te bestendigen naar de toekomst toe?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, meneer Bosman. We zien maar weer dat dit de enige commissie is waar de Staatssecretaris precies weet over welke tandartsstoel het gaat als een Kamerlid het over één tandartsstoel heeft! Dat levert de Staatssecretaris weer punten op.

Ik ga naar de heer Van Dam van het CDA. Meneer Van Dam, de komende zes minuten zijn voor u.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, kijken of ik ook punten scoor.

Laat ik beginnen met het sociaal minimum in het Caribisch deel van ons koninkrijk. Wij waren afgelopen januari met de commissie Koninkrijksrelaties op Bonaire. Ik ben toen niet alleen naar een gezin gegaan dat diep in de penarie zat, want daar zijn we allemaal geweest. Dat bezoek en de armoede waarin mensen kunnen verkeren, hebben veel indruk op mij gemaakt. Maar ik ben wel alleen naar een supermarkt gegaan om daar gewoon eens te zien wat dingen kosten. Ik vond het aanbod aan versproducten zeer beperkt en de prijs echt heel hoog. Dan word je zelf geconfronteerd met de problemen van een eiland en ook met de problemen van een eiland dat aangewezen is op de aanvoer vanuit Venezuela, zeker nu die aanvoer behoorlijk tot stilstand is gekomen. Dat drukt je met de neus op de feiten.

Laat ik beginnen bij de Staatssecretaris van Economische Zaken. Kunt u toch nog eens een overzicht geven van hoe die kosten van water, elektriciteit, internet en brandstof structureel te verlagen zijn op dit soort kleine eilanden en in dit soort kleine economieën? Welke mogelijkheden zijn er om zelfvoorzienend te worden, bijvoorbeeld in de elektriciteitsvoorziening? Waarom lukt dat op Saba eigenlijk best goed – ik heb daar heel veel zonnepanelen gezien – maar krijg ik die indruk niet echt op Bonaire? Wat is er nodig om daar verandering in te brengen?

Mijn volgende vraag heeft te maken met aanbieders als telecomproviders. Je kunt daar bijna niet van een markt spreken. De markt is zo klein dat je daar geen concurrentie kunt organiseren. Wie begint daar nu aan? Dat is onmogelijk en daarom zou ik toch nog eens naar een oud idee willen vragen: is het geen optie om bijvoorbeeld nutsbedrijven die in het Europese deel van ons koninkrijk een aanbesteding voor telecom winnen bij de overheid, mee te laten fietsen? Kun je het aanbod van een eiland of meerdere eilanden in Caribisch Nederland dan niet meenemen en die er meteen als een soort tender in fietsen?

Voorzitter. Ik ga zo verder met de inkomstenkant, maar ik heb nog één vraag aan de Staatssecretaris. De Autoriteit Consument & Markt zal een rol hebben bij het toezicht op de prijsontwikkeling, maar hoe werkt dat dan? Hoe werkt dat vanuit Nederland helemaal over die oceaan heen? Hoe werkzaam is hier die Autoriteit Consument & Markt?

Een vraag over de inkomstenkant aan nu nog de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het is vooral een vraag over de organisatorische kant. Wij waren op Bonaire en wij ontdekten dat de gewone bijstand wordt uitgevoerd door het openbaar lichaam en de bijzondere bijstand door de Rijksdienst Caribisch Nederland. Dat leidde op z'n zachtst gezegd tot miscommunicatie en gedoe onderling. Dan zou je toch denken: jongens, maak er één plein van, links de ene balie en rechts de andere. Ik had niet de indruk dat het zo simpel was, want ik denk dat er ook een cultuurdingetje speelde. Hoe staat het daar op dit moment mee? Het kan toch niet zo zijn dat de burger daar de dupe van wordt?

Dan een vraag over de kinderopvang. Het is mooi dat er stappen worden gezet, maar wij constateren toch dat ouders nog een bijdrage van 100 tot 150 dollar per maand moeten gaan betalen, zo lees ik althans de brief. Als ik dan weer even terugdenk aan het gezin waar ik was, dan vermoed ik – laat ik het zo maar zeggen – dat dat een uitdaging is. Wij zijn ook niet van helemaal gratis geld, maar hoe wordt er nou gemonitord dat dat doenlijk is? Wij denken dat het, gelet op de bijzondere sociaaleconomische omstandigheden van dit eiland, voor moeder en kind echt heel goed zou zijn als die kinderopvang écht functioneert, want dan hebben mensen de tijd om zich te ontwikkelen en uit de prut te komen.

Voorzitter, ik richt nu mijn aandacht op de volgende Staatssecretaris. Het is echt prijsschieten vandaag. Heerlijk! Ik wil het met deze Staatssecretaris hebben over huiselijk geweld. Ik ben het er helemaal mee eens dat die term iets kneuterigs heeft en dat is het laatste waar je bij huiselijk geweld aan denkt. Huiselijk geweld is eigenlijk geleerd gedrag. Ik noem het een seksueel overdraagbare ziekte, omdat mensen thuis zien dat problemen met geweld worden opgelost, en ja: voor de een wat succesvoller dan voor de ander. En als je ziet dat iets succesvol is, neem je dat mee in je leven en pas je dat later misschien ook wel toe. Daarom is de aanpak van huiselijk geweld niet alleen in de concrete situatie van een gezin heel belangrijk, maar door de generaties heen ook een investering in de samenleving.

Ik zie dat de Wet tijdelijk huisverbod niet van de grond komt. Al sinds 2018 zijn de openbaar lichamen aan het nadenken of dat een goed idee is. Mijn idee is dat de Wet tijdelijk huisverbod mogelijk maakt dat niet de moeder en de kinderen het huis uit gaan, maar de vader. Dan ga ik even uit van mijn stereotype dat de man de agressor is, maar misschien ligt dat in bepaalde gedeeltes van de wereld heel anders. Degene die slaat, blijft in de oude situatie thuis, terwijl de anderen naar een blijf-van-mijn-lijfhuis mogen. Dat is in Nederland toch niet meer de werkelijkheid? Althans, niet meer in alle gevallen. Dat zouden we om moeten draaien. Welke vaart wordt er gemaakt met het tijdelijk huisverbod? Van mij mag dat in een aantal gevallen ook gewoon een tijdelijke eilandverbod zijn: inpakken, wegwezen, afkoelen en dan misschien weer een keer terugkomen.

Tot slot, voorzitter. Ik word binnen mijn fractie inmiddels «de vakantieman» genoemd. Dat heeft iets te maken met een optreden deze week bij een niet nader te noemen programma van Omroep MAX, maar dat heeft ook met het volgende punt te maken. We hadden vorige week het IPKO. Tijdens het IPKO kwam het idee op: wat is nou steun aan de eilanden in deze situatie? Die steun – en dat reikt iets verder dan alleen Caribisch Nederland – is dat gewone Nederlanders op vakantie gaan naar de zes eilanden in het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Dat zou toch geweldig zijn? Natuurlijk pas op het moment dat dat kan, maar als het kan, dan heb ik eerlijk gezegd liever dat wij gaan bakken op het strand van Bonaire, Saba, Sint-Eustatius en die andere drie eilanden dan aan de kust van Turkije. Dat is mijn vraag aan de Staatssecretaris die deze schoen wil passen, maar in het bijzonder aan die van Economische Zaken: hoe kunnen wij bevorderen dat wij, zodra het kan, en masse op vakantie gaan naar Caribisch Nederland?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dam, voor uw bijdrage en voor deze mooie oproep. Het beeld van het strand van Saba biedt nog genoeg mogelijkheden om over door te praten, maar dat gaan we op een ander moment tijdens de schorsing doen.

De heer Van Dam (CDA):

Misschien kunnen we deze vraag aan de Staatssecretaris van Infrastructuur stellen.

De voorzitter:

Laten we die er de volgende keer bij vragen om dat strand inderdaad te realiseren. Wij gaan naar mevrouw Diertens van D66. De komende zes minuten zijn voor haar, als er geen interrupties meer zijn voor de heer Van Dam, maar die zie ik niet.

Mevrouw Diertens (D66):

Ja, dank u wel. Ik kan vakanties in het Caribisch gebied van harte aanbevelen. Ik kom er al 28, 29 jaar en dat bevalt nog steeds goed. Ik moet huilen dat ik dit jaar nog niet kan gaan.

Voorzitter. Het is jammer dat Staatssecretaris Van Ark ons verlaat uit deze commissie. Ik herinner me nog de eerste gesprekken over het sociaal minimum. Dat was de start. Ik had gehoopt dat we samen die stip aan de horizon, waar u het over had, konden bereiken. Ik hoop dat we nog een keer een kop koffie kunnen drinken daarover.

Vanwege het coronavirus is het belangrijk dat we de realiteit onder ogen zien en dat we de problemen die er op de eilanden zijn, integraal aanpakken. Het ijkpunt voor het sociaal minimum is tijden geleden vastgesteld. We zijn het er allemaal over eens dat aan de hand van dat ijkpunt voor het sociaal minimum, het wettelijk minimumloon en de uitkeringen substantieel verhoogd moeten worden. Toch krijgt een alleenstaande nog niet het gewenste bedrag per maand. De reden dat dit niet wordt uitgekeerd, is omdat een verhoging een negatief effect heeft op de arbeidsvraag, de regionale concurrentiepositie en de draagkracht van vandaag de dag voor de economie. Maar helaas maakt corona armen armer. In Europees Nederland trekken burgemeesters aan de bel en vragen ze ondersteuning voor de arme wijken. Hoe denken de Staatssecretaris van SZW en de Staatssecretaris van EZK de verhoging van de onderstand vorm te geven nu de wereld in crisis is vanwege corona? Dat vraag ik aan beide staatssecretarissen.

Voorzitter. In het stuk lees ik dat de Staatssecretaris oog heeft voor de positie van ouderen die afhankelijk zijn van de AOV en dat zij bereid is om aanpassingen door te voeren. Dat is fijn, maar klopt het dat het minimumloon voor oudere echtparen nog steeds minder is dan het bestaansminimum van een alleenstaande en lager is dan het door Nederland vastgestelde ijkpunt voor de toekomst? En zo ja, kan dit zo snel mogelijk opgetrokken worden naar een reële uitkering? Deze ouderen kunnen namelijk niet bijverdienen en lenen, en ze moeten wel een menswaardig bestaan kunnen leiden.

Voorzitter. Saba krijgt meer verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris en wil maatwerk leveren. Het is van toegevoegde waarde om het openbaar lichaam in staat te stellen om zelf een integrale aanpak van bijvoorbeeld armoedebestrijding vorm te geven en het hiervoor ook financieel verantwoordelijk te maken. Ziet de Staatssecretaris deze kansen ook voor het openbaar lichaam van Bonaire? Zo ja, wanneer worden hierover gesprekken aangegaan? En zo nee, kan de Staatssecretaris dan uitleggen waarom niet?

Voorzitter. Er is al heel veel gesproken over kinderdagverblijven en over de ingezette veranderingen. Ik ben erg blij dat er gewerkt wordt en dat er veel gebeurt. Dat is in ieder geval een begin. Maar het is nu wel echt tijd om meer actie te plegen, dat ben ik eens met mijn collega van GroenLinks. Ik ben blij met de voortgang en de opzet van de kinderdagverblijven. Voor ieder kind is in de toekomst kinderopvang mogelijk tegen uniforme tarieven. Voor er structurele oplossingen zijn, kunnen ouders gebruikmaken van tijdelijke subsidieregelingen. Voor kinderen die opgroeien in armoede, is steun door een kindplaatssubsidie.

In het kader van goede ontwikkelingsperspectieven voor kinderen vraag ik wel meer aandacht voor kinderen met een beperking. Kinderen die slechthorend of doof zijn, kunnen in Suriname, Europees Nederland of Curaçao gebarentaal leren. Op de eilanden volgen zij gewoon onderwijs. Een tolk gebarentaal is dan van onschatbare waarde om onderwijs te kunnen volgen. Het Zorgverzekeringskantoor vergoedt aan volwassenen 30 uur tolk gebarentaal per jaar. In Europees Nederland kunnen via het UWV onbeperkt extra uren worden aangevraagd. Voor een volwassene is 30 uur per jaar erg weinig en er is geen uitbreiding mogelijk, vertelde een tolk gebarentaal op Bonaire mij. Voor kinderen is er niets geregeld, terwijl in Europees Nederland zij 100% gebruik kunnen maken van een tolk gebarentaal in het onderwijs. Ook is het vermoeden, zo hoorde ik via het maatschappelijk werk, dat er meer verborgen leed is op het gebied van doof- en slechthorendheid. Soms worden kinderen uit schaamte thuisgehouden of is er sprake van meervoudige problematiek. Is de Staatssecretaris op de hoogte van deze problemen? Kan de Staatssecretaris onderzoek doen om te achterhalen hoeveel doven en slechthorenden er zijn op de eilanden? Kan het aantal tolkuren worden gelijkgesteld aan de normen zoals die worden toegepast in Europees Nederland, opdat mensen goed geholpen worden en kinderen niet onnodig geremd worden in hun persoonlijke ontwikkeling?

Ook was er de afgelopen jaren grote nood en paniek door de stagnatie van speciaal onderwijs op Bonaire opgezet door particulier initiatief. Kan de Staatssecretaris aangeven of er nu een structurele oplossing is voor kinderen die speciaal onderwijs nodig hebben? Betreffende kinderen passen namelijk niet in het reguliere onderwijs op Bonaire.

Uit de media vernam ik dat de jeugd die al dan niet onder invloed van middelengebruik in aanraking komt met de politie, steeds jonger wordt. Dat baart mij zorgen. Ik vraag mij af hoe we deze jongeren kunnen helpen om de goede afslag in het leven te nemen, want voorkomen is beter dan genezen. Ziet de Staatssecretaris die ook belast is met het Preventieakkoord, in het kader van preventie ook een rol weggelegd voor sportgezondheidscentra die programma's kunnen aanbieden die jongeren weerbaarder kunnen maken? Kan de Staatssecretaris een update geven over de voortgang van de opzet en de invulling van het Preventieakkoord wat betreft problematisch alcoholgebruik, roken, drugsgebruik en seksuele gezondheid? Is bijvoorbeeld het aantal abortussen en ongewenste zwangerschappen onder jongeren gedaald? Als het dan onverhoopt toch fout gaat, ziet de Staatssecretaris dan kans om Krusada te ondersteunen in de psychosociale begeleiding en re-integratie van jongeren nadat zij toch een straf hebben gehad?

De voorzitter:

Mag ik u vragen om te gaan afronden?

Mevrouw Diertens (D66):

Ja. Hoe sneller deze jongeren een goede begeleiding krijgen, hoe kansrijker zij in de samenleving terugkeren. Spijtig is het – ik zal er dan ook aanstaande maandag bij het notaoverleg over rechtshandhaving op terugkomen – dat het niet altijd soepel gaat met taakstraffen via de reclassering. In tegenstelling tot Europees Nederland krijgen jongeren op Bonaire géén tweede kans. Des te belangrijker is het om in te zetten op preventie.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Diertens. Ik zie geen interrupties. Dan gaan wij door naar mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik begin ook bij het sociaal minimum. Het leven op de eilanden is ontzettend duur. In een eerdere vergadering hier heb ik het voorbeeld aangehaald dat ik boodschappen had gedaan op Sint-Eustatius voor een ontbijt voor vier personen. Ik was daar 50 dollar voor kwijt, voor één ochtend. Dat is niet te vergelijken met hier. De armoede is dan ook ontzettend groot daar en heeft hele grote gevolgen voor gezinnen. Als je moet rondkomen van drie banen, heb je gewoon geen tijd om ook nog tijd met je kind door te brengen. Ook dat leidt weer tot heel veel nare problemen. Dat is de urgentie die wij hier met elkaar voelen en waarvan we vinden dat we er verandering in moeten aanbrengen.

De ChristenUnie heeft de maatregelen van het kabinet gesteund aan de inkomenskant, om de uitkeringen te verhogen. Ik denk echt dat de Staatssecretaris daar heel goede stappen heeft gezet. Een ander onderdeel daarvan was dat de kosten voor levensonderhoud naar beneden zouden worden bijgesteld en dat is gewoon niet zo eenvoudig gedaan. Ik zou de Staatssecretaris van Economische Zaken willen vragen, nu zij in ons midden is, hoe zij van plan is om die kosten voor het levensonderhoud structureel omlaag te brengen, als het gaat om elektriciteit en als het gaat om water. Wonen is een ander punt. Het is ingewikkeld, maar het is ongelooflijk belangrijk om dat te doen.

Ik heb ook een vraag aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken. Het kabinet heeft een ijkpunt geformuleerd van 945 dollar voor het sociaal minimum. Dat ligt lager dan het advies dat destijds is gegeven door Regioplan. De gedachte daarachter was dus dat naast het verhogen van de uitkeringen ook de kosten omlaag zouden worden gebracht, maar dat is gewoon niet zomaar geregeld. We zien op dit moment dat er een verschil zit tussen wat het ijkpunt met zich meebrengt en wat het reële sociaal minimum met zich meebrengt, als we kijken naar de kosten voor het levensonderhoud. Ik wil de Staatssecretaris vragen of het niet mogelijk is om totdat die beleidsvoornemens over het verlagen van die kosten echt effectief zijn geworden, totdat we echt zien dat dat praktijk geworden is, uit te gaan van het reële sociaal minimum dat nodig is om de kosten van het levensonderhoud te voldoen. Want het is fijn om te weten dat je over een paar jaar misschien wel aan het eind van de maand de eindjes aan elkaar kunt knopen, maar op dit moment wordt je er iedere maand mee geconfronteerd dat dat nog niet lukt, met alle gevolgen van dien. Graag een reactie daarop van de Staatssecretaris.

Dan de kinderrechten. Daar vraagt de ChristenUnie vaak aandacht voor. Ik lees dat er goede stappen worden gezet, dat wij in de tweede helft van 2020 het wetsvoorstel tegemoet kunnen zien. Dan de uitvoering van de motie die ik heb ingediend om ook geestelijk geweld, lichamelijk geweld en vernederende behandeling in de opvoeding te verbieden. Loopt die op schema? Kunnen we die verwachten? Wat is de laatste stand van zaken? Gebeurt dat in goed overleg met de eilanden? Weten slachtoffers van kindermishandeling en huiselijk geweld ook de meldplekken te vinden? Is daar een beeld van? Zijn er inmiddels voldoende opvangplekken en zijn ze operationeel, juist in deze coronatijd? We weten dat dat in Nederland een vraagstuk is, als je wordt opgeroepen om thuis te blijven en thuis geen veilige plek is. Wat doen we daaraan op dit moment op de eilanden in het Caribische deel van ons Koninkrijk?

Voorzitter. Ik heb een vraag over de kwaliteit van de kinderopvang. Zijn er voldoende goede krachten te vinden en zijn er voldoende financiële middelen om ze van een goed inkomen te voorzien, zodat je de juiste mensen daarvoor weet aan te trekken? Graag een reactie daarop.

Ik heb ook een vraag – ik denk dat die aan de Staatssecretaris voor Binnenlandse Zaken kan worden gericht, als coördinerend Staatssecretaris – over het openbaar vervoer. Dat blijft een belangrijk punt van aandacht, want dat is essentieel juist voor mensen met een laag inkomen. De Ombudsman wees daar vorig jaar ook op. Het is fantastisch als je op Bonaire goedkoper je boodschappen kan doen, maar als je de winkel niet kan bereiken omdat je geen vervoer hebt of omdat dat alleen toegankelijk is voor toeristen, heb je daar weinig aan. Ik vraag naar de voortgang op dit punt.

Ik sluit mij aan bij de vragen die gesteld zijn door de heer Bosman over het pakket dat in het kader van de aanpak van corona nu is vormgegeven. Kunnen we dat niet gewoon bestendigen naar de toekomst toe?

Dan heb ik nog een paar overige vragen, vervolgvragen op moties die ik heb ingediend bij de begrotingsbehandeling. Het gaat over de implementatie van het VN-verdrag voor gehandicapten. Krijgt dat nu op een goede manier vorm? Helpen we de eilanden daarbij? Is daar een goede samenwerking? Ik heb bij de begroting ook veel aandacht gevraagd voor «meten is weten», de data-infrastructuur. Want we kunnen het hebben over armoede, maar hebben we de juiste cijfers daaronder liggen? Wij krijgen jaarlijks van het Sociaal en Cultureel Planbureau en het CBS cijfers die inzichtelijk maken hoe het ervoor staat, tot in detail, maar die gegevens zijn niet beschikbaar voor de Caribische delen van ons Koninkrijk. Ik heb daar een motie over ingediend en die is aangenomen. Mijn vraag is eigenlijk hoe het hiermee staat. Dit raakt niet alleen aan de Staatssecretaris voor Binnenlandse Zaken. Het is eigenlijk kabinetsbreed. Graag een toelichting daarop.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Graaf. Daarmee is een eind gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Omdat we met vier staatssecretarissen zijn, kan er efficiënt gewerkt worden en is het mogelijk om over tien minuten alweer verder te gaan. Als dit model bevalt, kunnen we inderdaad voor vliegvakanties, openbaar vervoer en het aanleggen van stranden in het vervolg ook de Staatssecretaris en de Minister van Infrastructuur uitnodigen. Wie weet kan de beantwoording dan zelfs in vijf minuten worden voorbereid. Ik schors in elk geval voor tien minuten. We beginnen weer om 13.50 uur.

De vergadering wordt van 13.39 uur tot 13.51 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, van harte welkom terug bij dit notaoverleg Sociaal minimum en kinderrechten, waar wij, zoals eerder vermeld, een weelde aan staatssecretarissen present hebben. Die staatssecretarissen gaan het woord krijgen in de volgorde BZK, SZW, VWS en EZK, zo heb ik begrepen. Dat betekent dat ik voor de beantwoording van de vragen vanuit de Kamer als eerste het woord geef aan de Staatssecretaris die coördinerend is op het dossier Koninkrijksrelaties, en dat is de heer Knops. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Knops:

Dank u wel, voorzitter. Het is weer een bijzonder genoegen om in deze commissie te zijn. Het is bijna traditie dat ik een aantal collega's meeneem, al naar gelang de agendapunten die door de Kamer zijn aangedragen. Dat geeft, denk ik, ook heel goed weer dat ik weliswaar verantwoordelijk ben als coördinerend bewindspersoon, maar dat de verantwoordelijkheid voor alles wat er gebeurt in Caribisch Nederland een breed gedragen verantwoordelijkheid is in het hele kabinet, met verschillende bewindslieden – we hadden inderdaad nog meer staatssecretarissen kunnen uitnodigen, in ieder geval één – die allemaal een verantwoordelijkheid dragen op hun beleidsterreinen, ook voor Caribisch Nederland.

Eigenlijk is er daardoor heel veel aandacht gekomen, ook de afgelopen periode, voor alles wat er speelt op de eilanden. Ik ben daar heel blij mee. Ik heb dat al eerder uitgesproken, maar ik wil hier toch ook van de gelegenheid gebruikmaken om de Kamer te danken voor het feit dat zij ontzettend veel betrokkenheid toont bij de drie eilanden. De zes eilanden ook, maar die staan hier niet op de agenda vandaag. Juist die vasthoudendheid, als ik het zo mag zeggen, van de Kamer op een aantal thema's maakt het werk voor mij wat gemakkelijker. Als dat niet zo was geweest, had ik het evengoed gedaan, maar ik zeg het maar eerlijk zoals het is.

Ik wil in het bijzonder hier toch even de heer Bosman bedanken, want hij viert vandaag zijn tienjarig jubileum als lid van de Tweede Kamer...

(Geroffel op de bankjes)

De heer Bosman (VVD):

En tien jaar woordvoerder op dit onderwerp.

Staatssecretaris Knops:

... en hij is tien jaar woordvoerder op dit onderwerp. Hij kan hier van de aanwezigen terecht nestor genoemd worden. Er ging in de voorbereiding al een gerucht, van «heeft die Bosman daar gewoond, want hij weet er zo veel van». Nou, hij heeft er niet gewoond, maar hij weet er wel heel veel van en dat is een compliment.

Voorzitter. De coronacrisis waar we nu met z'n allen in verkeren, heeft haar sporen overal nagelaten. Heel de wereld heeft ermee te maken, maar onze eilanden natuurlijk ook. Ze liggen ver weg van Nederland, ze zijn klein en daardoor extra kwetsbaar. De impact van wat er gebeurd is op de samenleving is dan ook enorm. Er staat veel stil. De economie, die grotendeels afhankelijk is van toerisme, heeft daar fors onder te lijden. Aan de andere kant, als we kijken naar de volksgezondheid, dan mogen we ons gelukkig prijzen dat er eigenlijk op dit moment geen sprake meer is van besmettingen, maar we weten hoe kwetsbaar dat is. Collega Blokhuis zal daar zo dadelijk ook nog op terugkomen.

We hebben als kabinet vanaf het begin breed gezegd: als wij in Europees Nederland een maatregelenpakket afkondigen, dan zullen we altijd met een Caribische bril kijken of we een vergelijkbaar pakket kunnen maken voor de eilanden, afgestemd op de situatie en omstandigheden ter plekke. Dat hebben we ook gedaan. Dat hebben we snel moeten doen. Ik dank ook de hier niet-aanwezige collega's uit het kabinet voor hun steun op dat vlak. Dat heeft er wel voor gezorgd dat bedrijven niet omvielen en dat werknemers en zelfstandigen in hun levensonderhoud kunnen blijven voorzien. Al meer dan 600 werkgevers hebben steun gevraagd en gekregen via de tijdelijke subsidieregeling. Ik denk dat de collega's Van Ark en Keijzer zo dadelijk nog in detail zullen ingaan op de facetten van dat pakket.

Op dit moment werkt het kabinet al aan een vervolg op dit pakket, de 2.0-versie. Die hoop ik zeer binnenkort aan uw Kamer te kunnen sturen. We zullen de situatie op de eilanden continue en nauwgezet volgen. Dat doen we nu ook al. Als er heel specifieke maatregelen nodig zijn die hier in Europees Nederland niet spelen, maar die wel op de eilanden kunnen bijdragen aan positieve ontwikkelingen in de toekomst, dan zullen we het niet nalaten om die ook te nemen. We mogen onderscheid maken, zeker als we dat kunnen motiveren.

Een van de voorbeelden daarvan – het is door een aantal van u genoemd – is het pakket aan maatregelen om de kosten van nutsvoorzieningen in ieder geval voor dit jaar substantieel te verlagen. Dat is belangrijk, omdat de eilanden gebaat zijn bij perspectief. Perspectief op ontwikkeling, met een economie die draait en die ook weer kan bijdragen aan het welzijn van de inwoners van de eilanden. De bestuurders zijn daar druk mee bezig, maar wij hebben natuurlijk te maken met de beperkingen die gelden als gevolg van COVID-19. In dat kader moet ons voorstel worden gezien – we hebben er al eerder over gesproken – om 2 miljoen euro ter beschikking te stellen voor een ferryverbinding tussen de Bovenwindse Eilanden. De vraag is of dat allemaal structureel moet. Dat punt kwam net ook al aan de orde. Het is misschien nu nog te vroeg om daar iets over te zeggen, maar het feit dat we dit nu doen, dat we dat gaan proberen en dat we daarmee ook een impuls proberen te geven aan de ontwikkeling van de eilanden is heel belangrijk.

De sociaaleconomische gevolgen zijn voor een deel opgevangen door het pakket aan noodmaatregelen. Daarnaast is er al twee, tweeënhalf jaar lang inzet om de levensstandaard van de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba te verbeteren. Collega Tamara van Ark heeft hierin ontzettend veel stappen gezet de afgelopen periode. Het spijt mij zeer dat dit haar laatste overleg is in deze commissie, want ik herinner mij nog de keer dat wij voor het eerst samen op reis gingen. Ik kan in de beslotenheid van deze vergadering wel zeggen dat het enige moeite kostte om collega Van Ark zo ver te krijgen om die kant op te gaan, maar eenmaal daar aangekomen... Vol enthousiasme, vol energie – en zo kennen we haar ook – heeft zij zich ruim twee jaar ingezet vanuit haar portefeuille. Daar ben ik ontzettend blij mee. Daar wil ik je ook hartelijk voor danken, Tamara. Je gaat binnenkort andere dingen doen, maar ik hoop dat jouw opvolger jouw beleid op dit punt in ieder geval voortzet, want dat heeft ons allemaal geholpen. Daardoor kunnen we nu die vooruitgang zien.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij de Minister voor Medische Zorg binnenkort gewoon uitnodigen voor een notaoverleg. Dan komt het helemaal goed. Staatssecretaris, gaat u verder.

Staatssecretaris Knops:

Naast de inzet van veel collega's op terreinen doen we vanuit BZK natuurlijk ook zelf een aantal dingen. Het is wel belangrijk om die te noemen. We coördineren niet alleen maar. We proberen op het gebied van woningbouw een aantal zaken verder vlot te trekken, bijvoorbeeld als het gaat om sociale huurwoningen. Ik ben ontzettend blij dat we op Bonaire een slag gemaakt hebben, dat op Saba het bouwproject Under the Hill is afgerond en dat op Statia een pilot is afgerond die nu geëvalueerd wordt. Dat doen we allemaal om stap voor stap te komen tot voldoende woningen, ook voor mensen die zijn aangewezen op sociale huurwoningen. De akkoorden die we in ieder geval met Saba en Bonaire gesloten hebben, omvatten dit soort elementen. Dat is ontzettend belangrijk. U bent daar allemaal geweest. Ik ben heel blij dat we dat hebben kunnen realiseren.

Voorzitter. Speciale aandacht van dit kabinet verdienen de kinderen. Dat is door een aantal van u al gezegd. Ik heb u op 2 oktober 2019 geïnformeerd over een brief waarin een situatieanalyse van UNICEF stond en de aanbevelingen die aan diverse departementen en openbare lichamen gedaan zijn. Over de voortgang van die aanbevelingen kan ik alvast het volgende melden. Namens mijn collega van OCW kan ik u informeren dat de onafhankelijke evaluatie van de onderwijszorg inmiddels is afgerond en dat de inzet is het rapport nog voor het zomerreces aan uw Kamer aan te bieden. Het onderzoek naar de doorstroming en de aansluitingsproblematiek van leerlingen uit de Caribische delen van het Koninkrijk is begin dit jaar van start gegaan en op dit moment in volle gang. De resultaten worden eind dit jaar verwacht. Verder kan ik u namens mijn collega van JenV informeren dat nog dit jaar voorzien wordt in de invoering van het jeugdstrafrecht. Hierbij wordt nauw overleg gevoerd met UNICEF over de wijze waarop de kinderrechten in de uitwerking zo goed mogelijk worden geborgd. Jeugddetentie is een ultimum remedium. Dat willen we natuurlijk zo lang mogelijk voorkomen. De insteek is een programma voor de gedetineerde jeugdige met een pedagogische insteek en gericht op zijn of haar ontwikkeling, onderwijs, contact met het thuisfront en terugkeer in de maatschappij. Collega Blokhuis zal zo toelichten hoe het gaat met de aanbeveling omtrent de aanpak van huiselijk geweld en de gezondheid van kinderen. Collega Van Ark zal de voortgang op kinderarmoede en de kinderopvang toelichten.

De aanbevelingen op het terrein van samenwerking en coördinatie zie ik, zoals zo veel onderwerpen, als een gedeelde verantwoordelijkheid van het kabinet. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik de samenwerking op het gebied van kinderen en jeugd waar nodig zal bevorderen. Samen met Staatssecretaris Blokhuis, die verantwoordelijk is voor het jeugdbeleid, zijn hier al stappen in gezet. Een van de voorbeelden is het interdepartementaal overleg jeugd, waarin de beleidsvoornemens gestroomlijnd worden en de voortgang van de aanbevelingen van UNICEF besproken worden. Ik denk natuurlijk ook aan het programma BES(t) 4 kids, waar ik met collega Van Ark voor op de eilanden ben geweest. Daarbij zie je dat de integrale aanpak zijn vruchten begint af te werpen.

Voorzitter. De onzekerheid over de toekomst leidt tot spanningen in gezinnen en maakt kinderen nog kwetsbaarder. De heer Van Dam en anderen spraken daarover. Het is zaak om hier vinger aan de pols te houden. Ik ben daarom blij dat UNICEF op de eilanden een risk assessment heeft uitgevoerd en hierover van elk eiland een rapport heeft opgeleverd. Deze assessments zullen we interdepartementaal gaan bespreken. Die rapporten zijn bedoeld om de openbare lichamen te ondersteunen bij het crisismanagent en daarbij het belang van de kinderen centraal te stellen. Daarnaast heeft UNICEF webpagina's met allerlei tips, handreikingen en adviezen opgesteld, speciaal om kinderen en hun ouders in het Caribisch gebied te ondersteunen tijdens de coronacrisis, die zeker tijdens de lockdown ook weer zorgde voor bijzondere situaties die vaak tot spanningen leidden. Via de Taskforce Kinderrechten is deze informatie ook gedeeld met de landen en worden daarnaast kennis en ervaringen van de eilanden uitgewisseld. De jaarlijkse conferentie over kinderrechten zou eind dit jaar fysiek plaatsvinden. Die zal nu op een andere manier plaatsvinden. De conferentie zal in het teken staan van de impact van de coronacrisis op kinderen.

Voorzitter. Het doet me deugd dat we hier vandaag met vier bewindslieden gezamenlijk het debat voeren over het sociaal minimum, de inkomenskant en de kostenkant en kinderrechten. Ik vind het ook van belang – ook daarin voel ik mij gesteund door de Kamer – dat we ons juist gaan focussen op de rechten van kinderen, de toekomst van de eilanden, degenen die dadelijk invulling gaan geven aan de manier waarop die eilanden zich de komende jaren gaan ontwikkelen. Dat wil ik tot slot toch gezegd hebben.

Dan is er nog een aantal vragen aan mij gesteld.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Voordat de Staatssecretaris overgaat naar andere onderwerpen wil ik even op de kinderrechten doorgaan. De Staatssecretaris zegt terecht dat we altijd heel veel hebben aan het werk dat UNICEF doet en alles wat zij in kaart weten te brengen voor ons. Bij de begrotingsbehandeling hebben we ook een gesprek gehad over de vraag hoe we alles wat er gebeurt op het gebied van kinderrechten nou gaan volgen, ook met de verschillende ministeries. Daar wijst de Staatssecretaris ook op, want daar lag ook best wel een uitdaging voor het kabinet, denk ik. Ik zou aan de Staatssecretaris willen vragen hoe hij die voorgang nu eigenlijk gaat volgen, hoe hij het gaat monitoren, maar er ook echt diepgang in gaat aanbrengen – niet op het niveau dat alle departementen aangeven welke programma's ze allemaal hebben lopen, maar zodat we echt weten wat nou de impact is op de levens van die kwetsbare kinderen daar op het eiland.

Staatssecretaris Knops:

Dat veronderstelt allereerst natuurlijk een goede samenwerking tussen de departementen of de torens, zoals de heer Van Raak ze altijd pleegt te noemen, in Den Haag. Dat is belangrijk. Dat BES(t) 4 kids-programma, om maar eens wat te noemen, vind ik een heel mooi voorbeeld waarbij verschillende departementen hand in hand samenwerken, uiteraard met de openbare lichamen en andere organisaties. De mensen die er het dichtste bij staan op de eilanden kunnen natuurlijk zien of het in de praktijk ook zo gaat zoals het beoogd is. Je moet dus ook kijken wat de effecten zijn. U heeft het niet gezegd, maar ik denk dat u ook doelt op hoe je dat meet, want daar had u ook een aantal vragen over gesteld. Een deel van die vragen zal door collega Keijzer beantwoord worden. Maar data zijn natuurlijk wel belangrijk. Gezien de kleinschaligheid en het feit dat iedereen iedereen kent, is het probleem dat het natuurlijk niet altijd zo makkelijk is als in Nederland om dit soort feiten boven tafel te krijgen. We hebben die discussies al eerder gehad. Achter de voordeur gebeuren soms dingen die je niet verwacht als je voor de voordeur staat. Dat blijft dus een continue uitdaging. Maar dit is ook een samenspel tussen de besturen van de openbare lichamen, de organisaties waar we mee samenwerken en onze eigen ambtelijke samenwerking, waarvan ik mag zeggen dat ze door het model dat we gekozen hebben met de stuurgroep Caribisch Nederland goed verloopt.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Data is één ding. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris van EZK daarop gaat reageren. Maar eigenlijk doelde ik erop hoe de ministeries inzichtelijk maken welke veranderingen er nou echt bewerkstelligd zijn met wat ze doen. Hoe evalueren zij dat zelf? Hoe brengen zij in kaart dat wat ze hebben gedaan echt verschil heeft gemaakt in het leven van een kind? Daar zijn we naar op zoek, want dan pas weten we wat we doen en wat het effect is.

Staatssecretaris Knops:

Meten is weten; dat ben ik helemaal met mevrouw Van der Graaf eens. Ik stel voor dat u daarop een schriftelijke reactie van ons krijgt, eventueel in het kader van een voortgangsrapportage of anders in een aparte brief, waarin we hier heel concreet op ingaan. Dat vergt natuurlijk ook even afstemming met de openbare lichamen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Knops:

Mevrouw Van der Graaf had een vraag gesteld over het openbaar vervoer, over de voorzieningen en de kostenkant. Het hangt er bij het openbaar vervoer soms een beetje van af over welk eiland je het hebt, want openbaar vervoer op Saba is toch net iets anders dan openbaar vervoer op Bonaire. Als je in Saba van the bottom naar boven wil, dan lift je. In Bonaire is het allemaal veel uitgestrekter en veel groter, dus dan hebben we het over andere voorzieningen. Dit is natuurlijk een onderdeel dat op het beleidsterrein van de Staatssecretaris van IenW ligt. Die is hier vandaag niet aanwezig, maar laat ik namens haar zeggen dat het Ministerie van IenW daar ook naar gekeken heeft en dat juist de specifieke situatie van de eilanden vraagt om maatwerk. Ik neem Bonaire als voorbeeld, want dat is toch vaak genoemd. Daar had het lokale bestuur de intentie en het idee om bussen aan te schaffen vanuit financiële reserves die er nog waren en die als ov in te zetten. Maar de COVID-19-crisis heeft ervoor gezorgd dat dat nu even niet gerealiseerd is. Als het gaat om de situatie op de Bovenwindse Eilanden heb ik het voorbeeld van de ferry genoemd. Je moet echt kijken naar wat het meest adequaat is, naar de schaalgrootte van de eilanden, naar de cultuur en naar wat er dan kan. Een simpele «one size fits all»-benadering gebaseerd op onze Nederlandse referenties is ontoereikend.

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Diertens van D66.

Mevrouw Diertens (D66):

Daarop aansluitend, als u toch in contact treedt met de Staatssecretaris van IenW over bijvoorbeeld het elektrificeren van eventueel openbaar vervoer op de eilanden, omdat we daarbij natuurlijk ook rekening kunnen houden met Blue Destination. Ik probeer ook weleens hard te lopen op Bonaire. Dan is het toch wel fijn als er wat meer ruimte is voor de wandelaars en de fietsers. Op het moment dat de wegen worden aangepakt en we naar vervoer kijken dat duurzaam en goed moet zijn, zouden we daar misschien ook naar kunnen kijken. Ik heb daar ooit al eens een keer een motie over ingediend, dus ik zou het fijn vinden als dat weer wat gereactiveerd wordt.

Staatssecretaris Knops:

Allereerst ligt hier natuurlijk een verantwoordelijkheid voor het openbaar lichaam. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het inhoudelijk helemaal met u eens ben dat als je het Blue Destination-concept uitrolt, ook dit soort maatregelen daarbij horen. Iemand van u sprak over zonnepanelen die niet in overvloed aanwezig waren op Bonaire. Dit is ook zo'n voorbeeld. Je zult een aantal maatregelen moeten nemen die passen bij het doel dat je hebt. Hetzelfde geldt voor afvalwater, voor riool en überhaupt voor de afvalbehandeling; allemaal zaken die van groot belang zijn. Ik ondersteun dat van harte. Ik waak er wel voor om van hieruit te zeggen dat het daar en daar allemaal moet gebeuren. We hebben bij de aanvang van deze kabinetsperiode structureel extra middelen voor infrastructuur beschikbaar gesteld. Er zijn ook financiële middelen gereserveerd. Er worden op dit moment wegen aangelegd, bijvoorbeeld naar scholen. Daar bent u zelf ook geweest, denk ik. Er zijn nog heel veel wensen op het gebied van infrastructuur. Ik kan die gedachte ondersteunen. Ik heb ook eerder in de gesprekken met het openbaar lichaam op deze wijze met hen hierover gesproken, maar ik vind het allereerst een zaak voor het openbaar lichaam om invulling te geven aan hun eigen ambities die ze samen met ons geformuleerd hebben in het bestuursakkoord. Wat mij betreft past dit daar prima bij.

Mevrouw Özütok vroeg wat ik heb gedaan om de regierol op het gebied van de ouderen te nemen, samen met de collega van SZW. Het verbeteren van de situatie van de ouderen in Caribisch Nederland heeft absoluut de aandacht van het kabinet. Het rapport van de Ombudsman van september 2019 heeft dit belang nog eens onderstreept. De afgelopen tijd is een aantal stappen gezet om de inkomenspositie van de ouderen in Caribisch Nederland te verbeteren. De Staatssecretaris van SZW zal deze stappen verder toelichten. Voor het verbeteren van de leefsituatie van ouderen is niet alleen het inkomen van belang, maar is ook van belang dat de kosten worden teruggebracht. Dat hangt altijd met elkaar samen; die debatten hebben we gevoerd. Vandaag hebben we hier de bewindslieden verantwoordelijk voor de inkomstenkant en de kostenkant bij elkaar gebracht. Dat is denk ik het beste bewijs dat dit onderwerp en ook de inbreng die u allen geleverd heeft de volle aandacht hebben. Het gaat erom om stap voor stap dingen te doen, niet met hele grote stappen waarbij je ongewenste effecten creëert, maar wel op een continue weg omhoog. Dat is eigenlijk het hele vraagstuk van de kostenkant. U was daar best kritisch over in uw betoog en u heeft eerder ook al aangegeven dat het te langzaam gaat. Maar ik vind wel dat deze weg, met de vastberadenheid waarmee we die hebben ingezet en ook door gaan lopen – ik zie nog steeds elke keer verbeteringen – de enige weg is die we te gaan hebben.

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Özütok van GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik waardeer de inzet van de Staatssecretaris om daar voortgang in te maken, maar het gaat erom wat de ouderen zelf merken van de stappen die al zijn gezet. Ik maak mij eigenlijk het meest zorgen om hun situatie: een kleine uitkering, hoge levenskosten, woonkosten, alles bij elkaar. Komt er inderdaad een perspectief, en zo ja wanneer, waarvan ze kunnen zeggen: oké, dit is een situatie die te handhaven is? Op dit moment maak ik me heel ernstige zorgen over de situatie van niet alleen de ouderen, maar überhaupt de hele gezinssituatie in schrijnende armoede.

Staatssecretaris Knops:

Dat delen wij ook. Dat is ook precies de reden dat het kabinet breed heeft ingezet om aan de inkomstenkant een aantal maatregelen te nemen. Collega Van Ark zal daar verder op ingaan. We hebben ook heel nadrukkelijk de stip op de horizon gezet en gezegd dat het niet alleen kan blijven bij de inkomenskant, omdat je anders totaal uit het lood geslagen micro-economieën gaat creëren. De heer Bosman zei het net heel goed. Dan krijg je hele rare ongelijkheden, dus je zult iets moeten doen aan zowel de kosten- als de inkomenskant.

Ten aanzien van de woonpositie heb ik u de voorbeelden gegeven van de sociale huurwoningen. Die hebben we niet allemaal meteen gerealiseerd, maar we hebben wel erkend dat je daarin moet investeren. De 500 stuks op Bonaire zijn ook met geld vanuit Nederland tot stand gekomen. Daar zijn er al een kleine 100 van gerealiseerd en de andere worden fasegewijs neergezet. Dat zorgt echt voor een voorziening waarbij je betaalbare huurwoningen kunt aanbieden en wonen betaalbaarder wordt op een beter kwaliteitsniveau. Over dat soort stappen en de voortgang daarin vraagt u: wat merk je er morgen van? Sommigen zullen het al gemerkt hebben, anderen gaan het binnenkort merken. Uiteindelijk moet de beweging er eentje zijn die ertoe leidt dat de situatie van iedereen verbetert.

Tot slot heeft de heer Bosman mij een vraag gesteld over de Bonaire Holding Maatschappij. De Kamer heeft mij ook gevraagd om een reactie te geven op laat ik zeggen de gedachtewisselingen tussen de directeur van de BHM en het openbaar lichaam. Ik heb daar inderdaad op gereageerd. Ik heb mij ook verstaan met het openbaar lichaam, met de gezaghebber over de situatie daar. Het staat buiten kijf dat goed bestuur en een goede organisatie van je overheids-nv's randvoorwaardelijk zijn om het eiland verder te helpen. Niet voor niets was dit een heel belangrijk element in het bestuursakkoord. Ik heb ook met enige verbazing gezien wat er gebeurde en nog steeds gebeurt. Ik denk niet dat dat in het belang is van het eiland, maar ik kan alleen maar zeggen dat de afspraken die we met Bonaire gemaakt hebben gewoon staan, zowel van de zijde van Bonaire als vanuit onze kant. We moeten daarnaartoe werken en samen met de stuurgroep governance – daar zitten we als Rijk en openbaar lichaam in – de maatregelen nemen die ertoe leiden dat die nv's goed bestuurd worden. Daar moeten niet allemaal dezelfde mensen in komen, maar mensen moeten op basis van competenties daarin komen. Daar moet verantwoording worden afgelegd met deugdelijke jaarrekeningen – daar werd hier ook over gesproken – en het hele financiële beheer moet op orde zijn. Dat staat buiten kijf.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Bosman van de VVD.

De heer Bosman (VVD):

Helemaal helder. Dank, Staatssecretaris. Nu begrijp ik dat er een extern onderzoek komt. Is er een mogelijkheid dat we dat vanuit Nederland ondersteunen, via het Cft of via kennis van het Nederlandse departement? Wat ik zo zie is dat het verhaal wel een beetje aan het politiseren is op Bonaire zelf, en dan zeg ik het heel netjes. Het zou een risico kunnen zijn, als het onderzoek op Bonaire zelf wordt gedaan door een organisatie die misschien wat meer betrokken is bij verschillende onderdelen van de Bonaire Holding Maatschappij of bij verschillende mensen bij de Bonaire Holding Maatschappij. Is er een verzoek gedaan? Is daar een mogelijkheid toe? Ik weet het niet, maar ik vraag het aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Knops:

Mij is niets bekend over een nieuw extern onderzoek, dus dat is voor mij nieuw. Wel weet ik dat de aanbevelingen uit het eerdere onderzoek nu worden opgevolgd en geïmplementeerd. Ik ben het met de heer Bosman eens dat het geen fraaie vertoning was de afgelopen periode. Ik heb de indruk dat de meeste mensen gewoon snel over willen gaan tot de orde van de dag in een positieve zin, namelijk aan de slag en implementeer dat. Er is een kwartiermaker aangesteld. Net zoals voor andere afspraken uit het bestuursakkoord geldt dat deze aanbevelingen moeten worden opgevolgd. COVID-19 of niet, dit zijn dingen die je kunt doen en die ook moeten gebeuren. Ook het Cft is kritisch hierop. Dit raakt echt de kern van iets waar we ook nu met de landen over bezig zijn. Als je goed bestuur wilt vormgeven, als je wilt zorgen dat je belastinginkomsten goed ophaalt en op een goede wijze besteedt, dan moet dat plaatsvinden in de context van een goede en deugdelijke financiële verantwoording en goed bestuur. Dat is niet zomaar een soort toverwoord. Dat is echt iets wat je heel concreet kunt en moet maken.

De voorzitter:

Dank u wel, Staatssecretaris Knops. Tien jaar André Bosman. Ik was inderdaad helemaal vergeten daarbij stil te staan. Dat is een omissie die minstens net zo groot is als die tien jaar. Meneer Bosman, bij dezen van harte gefeliciteerd. Die tien jaar zijn niet onopgemerkt voorbijgegaan. Zal ik het zo samenvatten? Ik denk dat iedereen zich daarin kan vinden.

Laat ik richting Staatssecretaris Van Ark nog zeggen dat de gedeputeerde van Bonaire ook meeluistert en aangeeft dat zij meent dat u echt een hart heeft en echt begaan bent met de mensen die uw beleidsterrein raken, dus dat u gemist zal worden, dat u de lat voor uw opvolger hoog legt en dat van u verwacht wordt dat u dezelfde passie aan hem overbrengt. Dat even vanaf Bonaire. Ik neem aan dat u daarmee uit de voeten kunt. We zullen inderdaad snel een notaoverleg Koninkrijksrelaties en Sport organiseren. Mevrouw Diertens dringt daar al een tijdje op aan. Mevrouw Van Ark, het woord is aan u voor de beantwoording.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Dank ook voor de mooie woorden en ook de overdracht daarvan uit Bonaire. Ik vind het echt ontzettend moeilijk om met name dit onderdeel van het werk los te laten, dus... Het was beter geweest als nu even iemand anders het woord had gehad, zal ik maar zeggen. Maar ik ga mijn best doen en ik ben heel blij dat het vandaag nog kan.

Ik wil ook de Kamerleden bedanken voor de vragen die zijn gesteld, maar zeker ook voor de route hoe we hier gekomen zijn. We hebben inderdaad samen ongelofelijk veel gedaan. Ik vind het heel mooi dat als het om de eilanden gaat, het altijd samen gaat: Tweede Kamer, Eerste Kamer en natuurlijk ook de bestuurders van de openbare lichamen. Het is bijzonder om op dit moment uw vragen te mogen beantwoorden. Want niet alleen speelt er nog een heleboel op het gebied van armoedebestrijding, het sociaal minimum en de kinderopvang, maar natuurlijk ook in een hele bijzondere tijd waarin de coronacrisis een hele grote impact heeft. Collega Knops zei daar zojuist ook al wat over. Ik vind het van belang om dat hier nog een keer te herhalen dat het van het grootste belang is dat de inwoners van Caribisch Nederland in dezelfde mate mogen rekenen op ondersteuning in hun bestaanszekerheid als de mensen in dit deel van het Koninkrijk, juist ook in deze uitzonderlijke coronatijd. Ik vind het daarom ook van belang – we hebben ons daar ook in gezamenlijkheid voor ingezet – dat net als in Europees Nederland met het noodpakket wordt bijgedragen aan baanbehoud, en dat ook de maatregelen in het kader van het noodpakket met vier maanden zijn verlengd om banen te beschermen en bedrijven overeind te houden om zo ook het werk van mensen te kunnen ondersteunen en continueren. Wat dat betreft hoop ik dat dat een belangrijke bijdrage mag zijn aan de brede aanpak om de bestaanszekerheid van inwoners van Caribisch Nederland over de volle breedte te verbeteren; daarom zitten we hier ook met een grote delegatie. En, zo zeg ik mevrouw Özütok gelijk na, dat moet merkbaar zijn in het dagelijkse leven. Dat is de maatstaf. Rapporten zijn mooi, maar de maatstaf is dat het merkbaar moet zijn in het dagelijkse leven.

Het doel is natuurlijk dat we de kosten terugbrengen tot een redelijk niveau, zodat iedereen in de minimale kosten van levensonderhoud kan voorzien. Dat ijkpunt voor het sociaal minimum is een doelstelling waar we als kabinet samen met de openbare lichamen, stap voor stap, naartoe werken. Dat betekent ook dat mijn collega's in het kabinet zich inzetten voor onderdelen daarvan, als het gaat om kostenverlaging voor bijvoorbeeld energie, telecom en drinkwater; ik denk dat de collega's daar straks ook nog het een en ander over zeggen. Niet alleen als kabinet doen we dat gezamenlijk, maar ook met de openbaar lichamen en met de Centraal Dialogen. Ik vind het belangrijk om vandaag te benadrukken dat ook in het overleg tussen het openbaar lichaam, de werkgevers, de werknemers en de Kamer van Koophandel echt stappen worden gezet om dat in gezamenlijkheid te doen. Zij hebben daar wat mij betreft ook een heel belangrijke rol in. Dat zeg ik ook in de richting van de heer Bosman, die die gezamenlijkheid altijd benadrukt. Ik feliciteer hem met zijn tienjarig jubileum van dit prachtige woordvoerderschap.

Het moet merkbaar zijn in de realiteit, maar het zijn – dat heb ik al vele malen gezegd – eerste stappen; weliswaar in de goeie richting, maar nog steeds eerste stappen. Want we zijn er nog niet. Er is nog veel meer nodig voordat mensen het ook gaan merken. Verschillende Kamerleden hebben aandacht gevraagd voor dat tijdpad waarbinnen we de inkomens gaan verhogen en de kosten gaan verlagen. Het terugbrengen van die kosten naar een redelijk behapbaar niveau gaat vaak ook gepaard met structurele wijzigingen. Dat kost tijd en dat betekent dat je niet van de ene op de andere dag kostenverlagingen gerealiseerd kan hebben. Daar is bij gekomen – daar moet ik realistisch in zijn – dat het kabinet in de afgelopen periode natuurlijk ook samen met de openbare lichamen prioriteit heeft gegeven aan het verzachten van de effecten van de coronacrisis. Dat is overigens niet alleen gebeurd met de maatregelen zoals ik die zojuist schetste, om banen en bedrijven overeind te houden. Ook omdat het stelsel van sociale zekerheid niet een-op-een te vertalen is naar Caribisch Nederland, hebben we extra geld, 1 miljoen euro, voor de armoedebestrijding overgemaakt. Ook Binnenlandse Zaken heeft het nodige gedaan als het gaat om het verstrekken van voedselpakketten en niet-voedselhulpmiddelen. Die maatregelen zijn ook gecontinueerd.

Dat betekent wel dat het voorbereiden van een aantal structurele wijzigingen deels vertraging heeft opgelopen. De voortgangsrapportage die ik uw Kamer heb toegezegd naar de stand van het sociaal minimum – waar staan we nu en kunnen we iets zeggen over het tijdpad per kostenpost – wil ik graag voor de zomer aan uw Kamer toesturen. Want ik heb uw Kamer toegezegd, en dat wil ik zelf ook, dat we de vinger aan de pols houden. In de richting van mevrouw Van der Graaf zeg ik ook: laten we dan in ieder geval, als we het nog niet kunnen realiseren, tussentijds met subsidies dingen doen. Dat is bijvoorbeeld wat we hebben gedaan op het gebied van de kinderopvang, want vanaf 1 juli wordt die tijdelijke subsidieregeling als eerste stap gezet om de kosten van de kinderopvang te verlagen, omdat we weten dat de wet pas in 2022 in kan gaan. Er is natuurlijk ook inzet nodig op het gebied van wonen; daar heeft zojuist de collega op Binnenlandse Zaken al iets over gezegd. Maar ook energie en telecom zal straks nog aan de orde komen.

Ook moeten de inkomens omhoog. De kosten moeten niet alleen omlaag, de inkomens moeten ook omhoog. In de afgelopen jaren zijn het wml en de uitkeringen verhoogd. Tegelijkertijd moeten we het hier ook zoeken in een balans. Die verhogingen blijven weliswaar nodig, maar we moeten daar ook voorzichtig mee omgaan, omdat een hoger wettelijk minimumloon consequenties heeft voor werkgevers, evenals voor de draagkracht van de economie, voor de regionale concurrentiepositie en voor de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd heb ik eerder in de Kamer aangegeven dat het van belang is dat we verkennen of hier nog stappen mogelijk zijn. Dat betekent dat ik nu onafhankelijk onderzoek laat doen naar het aanvaardbare niveau van het wettelijk minimumloon. Dat onderzoek verwachten we in het najaar. Ik zal mijn ambtsopvolger vragen om hierover in gesprek te gaan met de partijen in de Centraal Dialoog, de overlegplatformen van de bestuurscolleges en ook de sociale partners. Ik zal de Kamer daarover informeren.

Het onderzoek is nog niet gereed, dus ik kan de gegevens nog niet met u delen, maar het is in ieder geval zo – dat zeg ik ook in de richting van mevrouw Diertens – dat de hoogte van het wml, de hoogte van het minimumloon, natuurlijk ook betrekking heeft op de hoogte van der onderstand. In die zin kan daar een relatie gelegd worden. Mevrouw Diertens vroeg ook naar de relatie die daar is, ook in deze tijd. Als de coronacrisis effect heeft op de prijzen, wordt dat verdisconteerd in de jaarlijkse indexatiecijfers.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Özütok van GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik wil ook van de gelegenheid gebruikmaken om te zeggen dat ik het jammer vind dat mevrouw Van Ark ons inderdaad gaat verlaten. Ik heb waardering voor de stappen die u heeft ingezet, maar het gaat toch nog een beetje te langzaam. U heeft het nu over een onderzoek. Ik vraag me af wat het verschil is tussen het onderzoek van Regioplan dat er al lag, en het onderzoek dat u nu heeft ingezet.

Staatssecretaris Van Ark:

We zijn aan de slag gegaan met het onderzoek van Regioplan door het prikken van het ijkpunt sociaal minimum. Wat mij betreft zijn we daarnaartoe onderweg. Ik zal in de voortgangsrapportage laten zien waar we de kosten gedrukt hebben en waar de inkomens verhoogd zijn, zodat we het tijdpad per kostenpost kunnen laten zien. Het onderzoek waaraan ik refereerde is een onderzoek om te verkennen of het minimumloon verder omhoog kan gaan. Want als het minimumloon verder omhoog kan gaan, dan zit daar nog ruimte. Maar het is natuurlijk ook van belang om te kijken naar de concurrentiepositie ten opzichte van andere gebieden en ook naar de positie van werkgevers, om te zien of het nog te dragen is. Als het minimumloon omhoog kan, heeft dat natuurlijk ook weer gevolgen voor de hoogte van de onderstand. Zo proberen we consequent stappen te zetten op het vlak van het verhogen van de inkomens en tegelijkertijd het verlagen van de kosten. Het zijn in die zin aanvullende onderzoeken.

Mevrouw Diertens (D66):

Mag ik hier even op doorgaan? Want ik wil het goed begrijpen. Ik snap het hele bouwwerk, dus het een afhankelijk is van het ander. Dat heeft u in de stukken ook heel goed uitgelegd. Daar zit heel veel perspectief in. Maar we hebben corona. In de onderstand is er nu echt wel een heel groot probleem. Is het ook mogelijk om tussentijds iets te doen, waardoor de mensen die nu leven van de onderstand, iets meer middelen krijgen, waardoor ze beter kunnen leven?

Staatssecretaris Van Ark:

Net als hier hebben we ook daar een noodpakket ingevoerd om ervoor te zorgen dat we zo veel mogelijk effecten kunnen voorkomen die heel erg zouden zijn, zoals dreigende werkloosheid. Het noodpakket is erop geënt om bedrijven overeind te houden en dus ook banen. Daar is veelvuldig gebruik van gemaakt, gelukkig, want dat betekent dat we echt iets hebben gedaan wat nodig is. Tegelijkertijd heb je, als je nu in de onderstand zit, niet te maken met de gevolgen van het noodpakket. En als je niet in de onderstand zit maar wel bepaalde noden hebt, dan val je misschien buiten alle regelingen. Omdat we de regelingen niet een-op-een konden vertalen, hebben we aan het openbaar lichaam ook bedragen ter beschikking gesteld om maatwerk te kunnen toepassen, daar waar nodig. Dat is eigenlijk conform het adagium «als het niet kan zoals het moet, dan moet het zoals het kan». Zij kunnen daarmee de ergste nood lenigen.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Diertens en daarna weer mevrouw Özütok.

Mevrouw Diertens (D66):

Dat is heel mooi. Dan kan het openbaar lichaam dus zelf de verantwoordelijkheid nemen om actie te ondernemen, begrijp ik. Dan kom ik ook op de vraag die de heer Van Dam heeft gesteld over de relatie met RCN, het toekennen van informatievoorziening aan de gedeputeerden die hier verantwoordelijk voor zijn. Is die doorzettingsmacht, als ik het zo mag noemen, ook bij die gedeputeerden neergelegd?

Staatssecretaris Van Ark:

Misschien zeg ik ook vooruitlopend op die vraag dat we op Saba inderdaad afspraken hebben gemaakt over de bijzondere onderstand die door het openbaar lichaam wordt verzorgd. Op Bonaire is het zo dat de bijzondere onderstand en de algemene onderstand door de unit worden gedaan en de armoedebestrijding door het openbaar lichaam. Het ligt natuurlijk heel dicht bij elkaar. Er is in ieder geval afgesproken dat de gedeputeerden en de unit op periodieke basis, het liefst elke week, contact hebben, zeker om er in deze tijd voor te zorgen dat men van elkaar weet wat waar nodig is. Dat is in ieder geval een heel specifieke vraag.

In de richting van de heer Van Dam zeg ik alvast dat we daarnaast hebben afgesproken, met het rapport van de Raad van State in de achterzak en kijkend naar de verantwoordelijkheidsverdeling van wie wat doet, dat we geen enkel taboe hebben, maar dat we wel willen kijken hoe het in de praktijk kan werken. Bij Saba hebben we dat al gedaan en bij Bonaire is nu de eerste stap om in ieder geval veel in gezamenlijkheid te werken. Dat gebeurt bijvoorbeeld al op het gebied van mensen naar werk toe leiden, maar ook op het gebied van armoedebestrijding en van onderstand wordt steeds vaker bij elkaar gezeten.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Özütok van GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik heb een technische vraag over die noodmaatregelen. We zien dat met name zzp'ers met een partner met inkomen niet in aanmerking komen voor het noodpakket en andere voorzieningen. Heeft het openbaar lichaam dan wel de ruimte om daar maatwerk toe te passen?

Staatssecretaris Van Ark:

U stelt inderdaad een heel specifieke vraag. Ik wil die graag goed beantwoorden, dus ik kom er of aan het eind van de eerste termijn of anders in tweede termijn even op terug.

De voorzitter:

Uitstekend. Dan is er nog een interruptie van mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Bij de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken begon ik al even over die data en de informatiestructuur omdat we heel veel cijfers gewoon niet hebben. Op het terrein van kinderarmoede hebben we ook geen cijfers. Ik zou heel graag een toezegging willen van de Staatssecretaris dat de cijfers over kinderarmoede in kaart zullen worden gebracht. Kan de Staatssecretaris dat toezeggen?

Staatssecretaris Van Ark:

Inderdaad, dat kan ik ook toezeggen. We zijn met het CBS in overleg. Ik heb recent een brief naar beide Kamers gestuurd over de streefcijfers ten aanzien van kinderarmoede. Daarin is ook een passage opgenomen over kinderarmoede in Caribisch Nederland. We werken daar inderdaad met een ander type gegevens, maar we plegen er inzet op om ook daar meer kwantitatieve inzichten te krijgen.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Kwantitatief, maar ook kwalitatief?

Staatssecretaris Van Ark:

Dat laatste sowieso, maar ook kwantitatief.

In de richting van mevrouw Özütok kan ik zeggen dat er geen partnertoets wordt gehanteerd op Caribisch Nederland voor de NOW.

Dan kom ik bij een aantal specifieke vragen over inkomen, voordat ik naar de vragen over kinderopvang ga. Er was een vraag van mevrouw Özütok over de inkomenspositie van ouderen. Laat ik op voorhand zeggen dat dit wat mij betreft een heel belangrijk onderdeel is van wat we aan het doen zijn. Het is echt een speerpunt, zoals ook door de Kamer gememoreerd is. Als je een bepaalde leeftijd hebt bereikt, kun je immers niet zomaar je inkomen aanvullen met spaargeld of met geld uit werken. Het is dus heel belangrijk. Ook het rapport van de Nationale ombudsman onderstreept het belang hiervan. We hebben in de afgelopen tijd een aantal stappen gezet om de inkomenspositie van ouderen in Caribisch Nederland te verbeteren. Per 1 januari 2019, maar ook in 2020, is de AOV op de drie eilanden verhoogd, bovenop de reguliere inflatiecorrectie. De inkomensgrens voor bijzondere onderstand is verhoogd van 100% naar 120%. Alleenstaande AOV-gerechtigden of gehuwden met AOV met een gezamenlijk inkomen onder het wml kunnen vanaf dit jaar in aanmerking komen voor een aanvulling vanuit de onderstand als zij aan die voorwaarden voldoen. We willen dat mensen aan de voorwaarden voldoen en dat we ze kunnen vinden. We hebben dus ook een verruiming van de voorwaarden aangekondigd. Dan gaat het om een verruiming van de vermogenstoets en de introductie van een pensioenvrijlating. Wel is het zo dat we vragen aan mensen om deze toeslag aan te vragen bij de unit. Om te bewerkstelligen dat zo veel mogelijk mensen dat doen, heeft de unit van RCN een grote inzet gepleegd om ouderen te bereiken, want schroom en een taboe zijn inderdaad problemen. Dat herken ik zeer. Er zijn daarom voorlichtingsbijeenkomsten gehouden. Er worden ook voorlichtingsbijeenkomsten gehouden in verzorgingstehuizen. Ook de partners met wie de unit samenwerkt zijn geïnformeerd over de wijziging. Dit alles om zo veel mogelijk vanuit de belevingswereld van ouderen te werken. Daarnaast was de unit ook vertegenwoordigd op de Dag van de ouderen.

Dan vroeg mevrouw Diertens of AOV'ers die samenwonen wel of niet in aanmerking komen voor een toeslag. Ik denk dat we met z'n allen vast kunnen stellen dat het van belang is dat inkomensondersteuning terechtkomt op de plek waar het nodig is. In de vormgeving houden we dus rekening met een gezamenlijk inkomen. Als paren een gezamenlijk inkomen hebben boven het wml, dan komen ze niet in aanmerking voor een toeslag, want voor paren is er geen aanleiding voor een verdergaande generieke verhoging van de hoogte van het AOV-pensioen; ik zal daar straks ook wat cijfers over geven. Dat komt omdat de hoogte van het gezamenlijke AOV-pensioen voor paren 1.368 dollar is ten opzichte van kosten voor levensonderhoud van 1.380 dollar. Daarmee ligt die eigenlijk al, als je kijkt naar de discussie die we hebben over het ijkpunt van het sociaal minimum, op een plek waarvan we hopen dat ook andere doelgroepen erop uit gaan komen.

De voorzitter:

Er is een interruptie op dit punt van mevrouw Diertens. Ik wil er even bij zeggen dat ik uitging van twee interrupties in tweeën dan wel vier losse vragen, maar laten we zeggen dat iedereen een bonusgelegenheid krijgt omdat we in de Oude Zaal zijn. Maar dan limiteer ik het wel op vijf. Wilt u dan nog steeds interrumperen?

Mevrouw Diertens (D66):

Vanaf nu gaat dat in?

De voorzitter:

Nee, mevrouw Diertens, zo werken wij niet.

Mevrouw Diertens (D66):

Bijdehand, hè? Ik had toch nog even een vraag over die samenwonende ouderen. Ik begrijp dat ze in de situatie die er nu is en met de uitkering die ze krijgen, toch nog onder het bestaansminimum zitten. Klopt dat?

Staatssecretaris Van Ark:

Ze krijgen een aanvulling tot het wml, maar laat ik dit zeggen. In de praktijk – die ervaring heeft u en die heb ik ook – kunnen zich situaties voordoen waarvan je zegt: hé, dit was toch niet de bedoeling? Dat is een van de redenen waarom de gedeputeerden en het hoofd van de unit op regelmatige basis bij elkaar zitten. Ze kijken of de regeling ook in de praktijk klopt. Als er specifieke signalen zijn dat iemand in een situatie zit waarvan we zeggen «hé, dit klopt niet» – in de praktijk dus uitgewerkt, even los van de systematiek – geef die signalen dan door, want dan kunnen we ze oppakken. Maar kijkend vanuit het beleid is het zo dat we uit willen komen op ondersteuning op het niveau rondom het wml. Dat is het geval voor samenwonende ouderen. Ik realiseer me overigens terdege dat het zeker geen vetpot is, maar met de regelingen die we hebben, ondersteunen we natuurlijk richting het sociaal minimum. Bij hen ligt dat op het niveau van het wml.

De voorzitter:

Gaat u voort, zou ik zeggen.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik kom bij de kinderopvang, een onderwerp waarvoor de Kamer ook aandacht heeft gevraagd. Ik heb al een jaar geleden in deze commissie het programma toegelicht. Ik heb toen gezegd dat het doel van de kinderopvang in Caribisch Nederland is om echt een kwalitatieve impuls te geven en het voor alle ouders financieel toegankelijk te maken. Verschillende Kamerleden wezen op de sociaaleconomische omstandigheden die het noodzakelijk maken om daarop in te grijpen. Dat komt door de hoge kosten van de kinderopvang: 400 dollar als je een vijfdaagse plek hebt. Dat is, zeker ook in het licht van het sociaal minimum, ontzettend veel geld. Daarnaast zijn er ook de ontwikkel- en leerachterstanden bij kinderen. Daarom hebben we in het kabinet gezegd: we hebben geen taboes. We willen een basisvoorziening maken die voor alle kinderen toegankelijk is. Er wordt met verschillende ministeries samengewerkt, zoals VWS, OCW, Binnenlandse Zaken en SZW, juist ook om niet van het systeem uit te gaan, maar om uit te gaan van wat er nodig is. Er is echt aan beide zijden van de oceaan ontzettend hard gewerkt.

Inmiddels is er ook een aantal resultaten bereikt. Zo is er een eilandelijke verordening voor de kinderopvang en een tijdelijke subsidieregeling om de kosten te verlagen. Er zijn educatieve programma's gemaakt voor voorschoolse educatie. In het kader van de doorlopende ontwikkellijn van kinderen zijn bijeenkomsten georganiseerd met de kinderopvang, basisscholen en andere partners in de jeugdketen, zodat er eilandbrede pedagogische visies zijn ontstaan. Er zijn ook volop plannen voor nieuwe huisvesting. We ondersteunen dat met wetgeving, maar ook met de financiering van de activiteiten en met extra geld uit de Regio Envelop Caribisch Nederland voor die nieuwe huisvesting.

We hebben bij de uitwerking van de plannen natuurlijk nadrukkelijk ook stilgestaan bij de vraag wat het kost voor de ouders. Vanuit de eilanden is ook nadrukkelijk de vraag neergelegd om te onderzoeken of het mogelijk is om gratis kinderopvang te realiseren. De Kamer heeft daar ook meerdere malen vragen over gesteld. Vanuit het uitgangspunt dat ik net noemde, dat het voor ieder kind van belang is dat ze de mogelijkheid krijgen om in het belang van hun ontwikkeling zo vroeg mogelijk, zonder drempels, naar de kinderopvang te gaan, hebben we in de algemene werkwijze weliswaar een bijdrage gevraagd – die overigens ongeveer gelijk is aan de kosten van het eten en de luiers voor het kind als het thuis zou zijn – maar hebben we het openbaar lichaam ook de mogelijkheid gegeven om compensatie te geven als zij inschatten dat ook dit voor ouders nog een te hoge drempel is om het kind naar de kinderopvang te brengen. Dat maakt dat ik durf te zeggen dat we echt een balans hebben gevonden tussen aan de ene kant het belangrijke principe van toegankelijkheid en aan de andere kant het belangrijke feit dat ouders ook voor die kinderopvang betalen.

Ik zeg in de richting van de heer Van Dam dat het niet de bedoeling is dat we elkaar administratief bezig gaan houden. Ik kan u verklappen dat ik op bijna elke nota hierover heb geschreven: kunnen we alsjeblieft een bestuurlijke, bureaucratische spaghetti voorkomen? Dat betekent dat het openbaar lichaam, als het besluit om de ouderbijdrage te compenseren, de ouderbijdrage betaalt aan de uitvoeringsorganisatie. Dan weet de uitvoeringsorganisatie dat van die ouder geen ouderbijdrage hoeft te worden gevraagd. Dan wordt er dus geen extra uitkering verstrekt.

De voorzitter:

Op dit punt is er een interruptie vanuit de andere kant van de zaal, van de heer Bosman, VVD.

De heer Bosman (VVD):

Helder. Ik ben wel even op zoek: is het geld nu al beschikbaar op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius of is dit extra geld dat ze uit moeten gaan geven? Wordt dit gecompenseerd door Nederland of is het een extra uitgave voor het eiland waardoor het eigenlijk wat meer in de problemen komt?

Staatssecretaris Van Ark:

Zij krijgen hier geld voor. Ik check even of ik het goed zeg, want het luistert heel nauw, maar ze kunnen putten uit de tijdelijke regeling als ze zien dat ouders dit nodig hebben.

De heer Bosman (VVD):

Ja, dat begrijp ik. Alleen, staat het geld al op de rekening van Bonaire? Is het oud geld, zal ik maar zeggen? Is het begrotingsgeld, het BES-fonds? Of komt die compensatie vanuit Nederland? Want dit is extra geld dat uitgegeven gaat worden ter compensatie.

Staatssecretaris Van Ark:

Het is vrijgevallen geld. Als je helemaal de begrotingsregels volgt, dan hadden ze het terug moeten geven, maar nu zeggen we: je kan het daaraan uitgeven.

De voorzitter:

De heer Bosman zegt: ahaa! De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik ken die ahaa's van de heer Bosman, dus dit krijgt vast nog een vervolg, denk ik dan zo.

In de richting van mevrouw Özütok wil ik aangeven dat we inderdaad proberen te leren van de lessen die we in Europees Nederland hebben geleerd. Dus we gaan de subsidie niet aan de ouders verstrekken maar aan de kinderopvangorganisaties. De specifieke situatie op de eilanden legitimeert dat we kijken wat er dáár nodig is. Dat is het uitgangspunt dat we met z'n allen hanteren.

Als het gaat om experimenteren, zou ik willen zeggen: het programma BES(t) 4 kids is in samenwerking met het openbaar lichaam ingevuld. Alle wensen kunnen daar ingebracht worden. We bekijken ook gezamenlijk hoe we dat verder vorm kunnen geven. Daarbij is er echt ruimte voor lokaal maatwerk. Als het gaat om experimenteren met gratis kinderopvang, dan zou ik aan de zojuist geschetste lijn willen vasthouden, waarbij we de openbare lichamen in het kader van het lokaal armoedebeleid die ruimte geven en daar dus gratis opvang voor kinderen kan ontstaan.

Mevrouw Diertens vroeg: kan je ook de goede kanten van marktwerking bevorderen, zoals kwaliteit, innovatie en lage kosten? We hebben gekozen voor een stelsel met een vaste subsidie, zodat organisaties niet op basis van prijs met elkaar gaan concurreren. Wat mij betreft illustreert dat dat we echt kijken wat nodig is en dat allerlei ideologische stokpaardjes op stal zijn gebleven. We gaan kijken hoe we het zo kunnen doen. Logisch ook, want de eilanden zijn eigenlijk te klein om op basis van prijsconcurrentie kinderopvang te gaan organiseren. Maar wat wel van belang is, is de keuzevrijheid die ouders hebben, want zij moeten zelf kunnen kiezen naar welke organisatie zij hun kind willen brengen. Dat moet de prikkel zijn voor organisaties om goede kwaliteit te bieden. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door goed opgeleid personeel, aantrekkelijke huisvesting of een heel interessant aanbod van activiteiten. Wij hopen en vertrouwen erop dat daarmee een divers aanbod ontstaat, zeker gezien de schaalgrootte van het eiland.

Mevrouw Van der Graaf vroeg naar het spanningsveld tussen aan de ene kant betaalbare kinderopvang en aan de andere kant de kwaliteit en de beloning van de medewerkers. Ik ben het zeer met haar eens: voor goede kinderopvang zijn goede medewerkers cruciaal. Daar hoort een goede beloning bij. Daar hebben we in het programma BES(t) 4 kids veel aandacht voor. We hebben al de eerste stappen gezet. Sommige groepen krijgen al een betere beloning. We doen nog dit jaar een onderzoek om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren. We willen dat kinderopvangorganisaties een kinderopvangvergoeding ontvangen waarin rekening is gehouden met de hogere kwaliteitseisen. Dat moet leiden tot een faire beloning voor de medewerkers. Natuurlijk hebben we aan de andere kant ook de opgave om de kinderopvang voor iedereen betaalbaar te houden, maar ik denk dat we dit kunnen realiseren binnen het stelsel zoals we nu ook in de brief van BES(t) 4 kids hebben beschreven.

Voorzitter. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om aan te geven dat in de eerdere brief ik u heb aangekondigd dat we het wetsvoorstel nog dit jaar aan de Tweede Kamer aanbieden. We hebben echter wat coronavertraging opgelopen, ik refereerde er zonet al aan. Ik schat in dat eind 2020 helaas niet meer realistisch is, maar ik hoop dat het kabinet dit voorstel nog in het jaar 2021 aan de Kamer kan aanbieden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dank aan de Staatssecretaris. Vanaf Bonaire heeft men een groot deel van uw betoog niet kunnen horen, omdat het internet was uitgevallen. Wij verzoeken de Staatssecretaris van EZK uiteraard om dit even op te lossen, aangezien zij telecom in haar portefeuille heeft. We horen de update daarvan ongetwijfeld zo meteen, maar eerst gaan we naar de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Blokhuis. Nogmaals van harte welkom. Aan u het woord voor de beantwoording van de gestelde vragen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dank u wel, voorzitter. Zal ik voor Bonaire even een korte samenvatting geven van de woorden van de Staatssecretaris van Sociale Zaken? Dat lijkt me niet nodig, hè.

Volgens mij is het inderdaad een historische bijeenkomst hier. Ik heb nog niet eerder een debat meegemaakt met vier staatssecretarissen die op één beleidsdossier, een belangrijk beleidsdossier, met elkaar het woord voerden. Dat is voor mij historisch. En dat dan ook nog in deze prachtige zaal, de oude vergaderzaal. Een jongensdroom gaat in vervulling. Felicitaties ook aan de heer Bosman, die zijn tienjarig jubileum viert. Het is hier eigenlijk één groot feest. Ik vind het zeer toe te juichen dat hij zo trouw op dit dossier zit, want een collectief geheugen bij een belangrijk dossier zoals dit is heel belangrijk. Je kan het dan ook zeggen als iets eerder anders was afgesproken. Het is wat waard in de parlementaire democratie als er mensen zitten die heel goed weten waar Abraham de mosterd haalt. Dat is ook in het belang van onze mede-Koninkrijksgenoten overzee.

Voorzitter. Bij VWS is sinds vorig jaar de structuur iets veranderd. Heel Nederland zal daar niet gelijk wat van merken, maar we hebben sinds eind vorig jaar een aparte programmadirectie: Zorg en Jeugd Caribisch Nederland (ZJCN). Daarmee onderstrepen wij het belang van het Caribisch deel van het Koninkrijk waar het gaat om zorg, welzijn en sport. Het verstevigt de band met dit deel van het Koninkrijk eens temeer. Er is enorm intensief contact tussen de betreffende ambtenaren, zowel zij die hier werkzaam zijn als ook de mensen die op de eilanden werken. Ik denk dat we de komende jaren de vruchten ervan gaan plukken dat we hebben gekozen voor deze aanpak.

We zien dat er op tal van terreinen hotlineverbindingen zijn met het overzeese deel, ook in deze spannende coronatijd. Dat geldt, denk ik, voor alle collega's, zeker ook voor VWS. We associëren corona allemaal met heel veel narigheid en ellende. Dat is het vooral ook, maar het brengt ook kansen met zich mee; never waste a good crisis. Een van de dingen die positief zijn als gevolg van deze crisis, is dat de ziekenhuissamenwerking met dat deel van het Koninkrijk – dan heb ik het over de drie landen, maar ook over Bonaire, Sint-Eustatius en Saba – een enorme impuls gaat krijgen. We komen op korte termijn met plannen die laten zien dat er een enorme samenwerkingsslag wordt gemaakt die er onder andere toe moet leiden dat er minder mensen vanuit het Koninkrijk uitgezonden moeten worden naar bijvoorbeeld Colombia. Veel meer mensen kunnen dan op de eilanden behandeld worden. Dat geldt ook voor de mensen op de drie BES-eilanden, die dan bijvoorbeeld ook op Curaçao, Aruba of Sint-Maarten behandeld kunnen worden, ook met specialistische hulpverlening.

Voorzitter. Op mijn domein is er met name een aantal vragen gesteld in de sfeer van huiselijk geweld en kindermishandeling. Mevrouw Özütok merkte op dat je eigenlijk moet spreken over «relationeel geweld». Dat vind ik wel een goede duiding van dit thema. Ik heb veel debatten meegemaakt over huiselijk geweld waar mensen het ook hadden over «huishoudelijk geweld». Dat is volgens mij niet helemaal wat men eigenlijk bedoelt. Dus «relationeel geweld» dekt meer de lading.

Er is best wel een aantal vragen hierover gesteld. In het algemeen werd volgens mij vastgesteld dat er belangrijke stappen zijn gezet. Dat wil ik vooral ook onderschrijven. Er is in 2017 een bestuursakkoord gesloten dat loopt tot eind dit jaar. Dat moet een vervolg krijgen. Maar je ziet dat er op de belangrijke thema's voor het aanpakken van deze nare dingen grote stappen worden gezet. Er wordt heel veel gedaan aan voorlichting en bewustwording. Mevrouw Özütok had het over een cultuur waarin dit onderwerp moeilijk bespreekbaar is. Zeker bij de Bovenwindse Eilanden zie je dat er echt nog een fors taboe op zit. Dat moeten we eerst doorbreken willen we naar een aanpak kunnen. En met de voorlichtingscampagnes die we hebben gehad en die nog lopen, hopen we daar in ieder geval belangrijke slagen in te maken. Mevrouw Özütok zei ook, terecht denk ik, dat we integraal moeten denken. Het is niet afhankelijk van VWS en van Sociale Zaken, maar het moet integraal. Mevrouw Özütok noemde dat «smart», maar ze bedoelt volgens mij gewoon integraal. Zoals bijvoorbeeld economische zelfstandigheid, dat is een van de beste preventiemiddelen om vrouwen onafhankelijk te maken van mannen – om maar wat te zeggen. In die zin werken wij natuurlijk ook samen met het Ministerie van Sociale Zaken, en hebben wij die integraliteit ook zeker voor ogen.

Een paar vragen op dit specifieke punt hebben betrekking op het domein van Justitie en Veiligheid. Er is maandag een debat met de collega's van Justitie en Veiligheid. Ik stip dit even aan. Het gaat dan bijvoorbeeld ook over het punt dat mevrouw Özütok noemde, het periodiek rapporteren, naar aanleiding van het zeer kritische rapport van de Raad voor de rechtshandhaving. Dat ligt echt op het bordje van JenV. Dus als uw fractie die vraag daar nog een keer wil adresseren, bent u daar aan het goede adres. Dat geldt volgens mij voor een deel ook voor de vraag van mevrouw Diertens over de ondersteuning van Krusada, althans waar het gaat om het reclasseringsdeel en de nazorg. Dat is ook primair een taak voor JenV. Als het gaat over de vrouwenopvang, dan ligt dat natuurlijk wel bij VWS. Ik zal zo ingaan op de capaciteit van de opvang, ook naar aanleiding van vragen van mevrouw Van der Graaf. En ook die specifieke vraag van, dacht ik, de heer Van Dam, die ging over de Wet tijdelijk huisverbod, en over de omgekeerde aanpak van Nederland, die weliswaar heel logisch is, maar waar men jarenlang nooit op is gekomen: moet je niet de dader het huis uitzetten, in plaats van het slachtoffer? Die aanpak willen we ook vorm gaan geven in het Caribisch deel van Nederland, maar ook dat is primair de verantwoordelijkheid van JenV. Dus ook de vraag aan de CDA-fractie om die vraag nog een keer te adresseren in het overleg van maandag, waar het gaat over de zaken die het Caribisch gebied betreffen.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Van Dam, CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Ja, voorzitter. Nou begonnen we zo goed, met vier staatssecretarissen op een rij. Maar ik krijg nu toch een beetje het gevoel dat ik op een terras zit en te horen krijg: mijn collega komt zo bij u. Tja, daar word ik niet warm van. En natuurlijk ga ik maandag die vragen stellen, hoewel ik maandag ook nog wel wat andere vragen te stellen heb. Maar is dit nou een teken van verbrokkeldheid van beleid, waar men volgens mij op de Antillen echt perfect de weg mee weet? Of is dit nou gewoon hoe het is, terwijl het wel goed in elkaar steekt?

De voorzitter:

Nou, complimenten voor de heer Van Dam voor ook deze vakantiemetafoor. Ik geef het woord weer aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik wil natuurlijk benadrukken dat wij integraal het beleid vormgeven voor het Caribisch deel van Nederland. Alleen, die Wet tijdelijk huisverbod, ik kan het niet mooier maken dan het is, is echt een verantwoordelijkheid van mijn collega van Justitie en Veiligheid. En natuurlijk werken we op dat domein samen, en er komt meer wetgeving rond de aanpak van huiselijk relationeel geweld en kindermishandeling. Dat is voor VWS, ik ga zo in op die vragen. Maar echt, waar het gaat om de justitiële aanpak met de Wet tijdelijk huisverbod, waar de justitiële kant van de zaak ook het primaat heeft, vind ik het echt ook niet kies als ik daarop het antwoord geef vanuit JenV, omdat ik daar niet over ga. En natuurlijk hebben wij daar contact over, maar ik vind het gewoon de zuivere route als dat maandag specifiek daar aan de orde komt, net zozeer als dat we het over dove kinderen in het onderwijs hebben. Ik kan straks wat algemeens zeggen over de zorg voor dove kinderen, maar onderwijsgerelateerde vragen... Ik kan mij voorstellen dat u zegt: we gaan hier niet zestien bewindspersonen uitnodigen. Maar ik ga niet over onderwijs; zo makkelijk is het ook nog wel.

De heer Van Dam (CDA):

Maar u bent toch wel de coördinerende bewindspersoon als het gaat om de aanpak van wat we dan maar niet meer «huiselijk geweld» zullen noemen? En dit lijkt mij toch een punt, als iets al hangt sinds eind 2018. Het staat ook in een brief die u geschreven heeft, en het staat ook in een brief die de Minister van Justitie heeft geschreven. Dan denk ik: tja, bij welk loket moet ik nou terecht?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik heb het loket net heel duidelijk benoemd. En natuurlijk ben ik de coördinerend bewindspersoon, en daar loop ik ook helemaal niet voor weg. Alleen ben ik ook coördinerend bewindspersoon voor maatschappelijke opvang en aanpak dakloosheid, maar als ik daar dan het aantal woningen aan relateer, en zeg dat er 10.000 woonplekken moeten komen en hoe ik dat ga doen... Daarvoor geef ik dan graag het woord aan Minister Ollongren, die daarover gaat.

De voorzitter:

Ja, oké. We gaan naar een interruptie van mevrouw Diertens van D66.

Mevrouw Diertens (D66):

Ja. Ik denk gewoon dat, als we het hebben over de kinderen en volwassen slechthorenden, het niet alleen gaat over onderwijs, maar dat dat ook een algemeen punt is, dat best belangrijk is om je als kind überhaupt te kunnen ontwikkelen, maar ook om je weg te vinden als volwassene.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik kom straks specifiek terug op die vraag over dove kinderen.

Voorzitter. Verschillende woordvoerders hebben specifiek aandacht gevraagd voor dit belangrijke thema. Mevrouw Van der Graaf vroeg naar de stand van zaken rond de wetgeving. Weten mensen waar ze zich moeten melden? Een aantal zaken loopt echt heel goed. Voor andere zaken moeten nog stappen worden gezet. Elk eiland heeft nu een coördinator huiselijk geweld en kindermishandeling aangesteld, maar de eilanden hebben nog geen centraal meldpunt. Er zijn telefoonnummers voor jeugdzorg en politie, maar één meldpunt is wenselijk. Voor Bonaire wordt dat op hele korte termijn gerealiseerd. Wij hopen dat dat in september beschikbaar is. Voor de Bovenwindse Eilanden, de openbare lichamen daar, zijn we in gesprek hoe we daar een gezamenlijk meldpunt kunnen vormgeven. We gaan niet voor Saba en Sint-Eustatius een apart meldpunt in het leven roepen. Daar is de schaal te klein voor. Ik hoop dat u daar begrip voor zult hebben.

Liggen we qua wetgeving op schema? Daar is een motie over ingediend tijdens de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken vorig jaar. Daarin wordt de regering verzocht om in samenspraak met de openbare lichamen met een wetsvoorstel te komen om geestelijk geweld, lichamelijk geweld of andere vernederende behandeling in de opvoeding op de BES te verbieden. Het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt in de tweede helft van dit jaar in consultatie gebracht. Dat wetsvoorstel heeft als doel om in samenspraak met de openbare lichamen die zaken aan te pakken waarover in de motie gesproken wordt. Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel, die dus in volle gang is, worden de openbare lichamen van de BES natuurlijk ruimschoots betrokken. Volgens mij geven wij daarmee invulling aan de motie. De tweede helft van dit jaar komen er verdere stappen met de internetconsultatie.

Voorzitter. Mevrouw Van der Graaf vroeg naar de opvangcapaciteit. Is die toereikend? Er leefde het misverstand dat er helemaal geen opvangcapaciteit was. Die is er zeker wel. Op Bonaire zijn er op dit moment tien opvangplekken voor vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld. Dat zijn aparte opvangplekken in het kader van relationeel geweld. Ook op de Bovenwindse Eilanden is er capaciteit beschikbaar om slachtoffers op te vangen. Het is geen aparte opvang, omdat dat gelet op de schaal daar niet realistisch zou zijn. Het wordt heel praktisch opgelost door bijvoorbeeld hotelkamers of appartementen beschikbaar te stellen.

De verwachting was dat ten gevolge van corona en de toenemende zorg en armoede ook het huiselijk geweld zou toenemen, maar daar is op dit moment niet aantoonbaar sprake van. Er zijn niet meer meldingen, dus ook geen capaciteitsvraagstukken. We weten niet wat de toekomst brengt, maar volgens mij hebben wij een enorme uitdaging om niet alleen het sociaal minimum op een aanvaardbaar of goed niveau te brengen, maar ook om te zorgen dat mensen weer zo veel mogelijk aan de slag kunnen, waarmee het risico op geweldssituaties beperkt wordt.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat er nog niet een centraal meldpunt is waar mensen zich kunnen melden. Hij heeft geen indicatie dat er meer meldingen zijn gedaan, maar dat zegt niet alles over de vraag of dat wel of niet plaatsvindt. Wat wordt er nu gedaan om te zorgen dat dit wel in beeld is, dat er hulp is voor mensen, juist in deze coronatijd? Wat wordt er nu gedaan? Waar kunnen deze mensen nu terecht?

Staatssecretaris Blokhuis:

Wij hebben nog geen centraal meldpunt, maar dat wordt op Bonaire op heel korte termijn gerealiseerd. De aanpak van relationeel geweld en kindermishandeling loopt nu via verschillende kanalen, zoals jeugdhulpverlening, politie en andere kanalen die nu al bestaan. De mensen weten die ook wel te vinden. De grote wens is dat er net als in Nederland één makkelijk nummer komt waar je je kan vervoegen. Uit de bronnen die ik net noemde, blijkt geen toename. Overigens is door de voorlichtingscampagnes die we de laatste jaren hebben gevoerd, is het probleem meer bespreekbaar gemaakt. Het taboe is eraf aan het gaan. Dat leidt wel tot een toename van meldingen. Je kunt niet zeggen dat het leidt tot een toename van geweld. Dat er meer meldingen zijn, zien we als winst.

Voorzitter. Ik kom bij een aantal andere vragen die gesteld zijn. Misschien nog wel een logische brug met het vorige thema: mevrouw Diertens vroeg hoe het zit met jeugdzorg en criminaliteit. Het Ministerie van JenV werkt toe naar de invoering van een pedagogisch jeugdstrafrecht in Caribisch Nederland. Als er nu sprake is van een strafbaar feit, werkt de keten samen op basis van een convenant. De Voogdijraad en jeugdzorg zijn er samen bij betrokken. Voor de inzet van hulpverlening wordt gekeken naar de problematiek van jongeren. In die zin maakt het dus niet uit hoe jongeren in beeld komen. Dat kan via verschillende routes. Ik durf de heer Van Dam bijna niet aan te kijken, maar dit thema zou ik maandag ook aan de orde stellen, want ook hier ligt de primaire verantwoordelijkheid voor hoe met het jeugdstrafrecht wordt omgegaan bij JenV. Daar valt dan ook de nazorg van de jongere onder, die bijvoorbeeld door Krusada vorm wordt gegeven.

Voorzitter. Er was een vraag van de heer Bosman over de tandarts op Saba. Hij woont en werkt op Bonaire, maar vliegt in op Saba. Het is prachtig dat dit kan. Het is een heel praktische oplossing. Hij is op vaste tijden beschikbaar op Saba. Onze signalen duiden er niet op dat er gaten in het systeem zitten; dat is een gekke beeldspraak in dit verband. Wij hebben de overtuiging dat dit op dit moment volstaat en een goede aanpak is. Ik wil de heer Bosman graag beloven dat wij, als wij andere signalen krijgen, gelijk interveniëren. Maar deze methodiek lijkt te volstaan.

Hij voegde daar de vraag aan toe of de zorgverzekering toereikend is, of dat het pakket uitgebreid moet worden. Die wens bestaat inderdaad wel bij delen van de bevolking. De tandarts valt er niet onder. Dat lijkt overigens verdacht veel op Nederland: daar zit hij ook niet in de basisverzekering. Fysiotherapie zit ook niet in de basisverzekering, net als in Nederland, volgens mij. Als de heer Bosman wil dat ik er eens over in gesprek ga en in samenspraak besluit om het eventueel aan te passen: de bevoegdheid voor hoe ruim die verzekering is ligt bij VWS, dus wij gaan er wel over, maar dat willen we niet vanuit de koloniale gedachte doen dat wij het regelen. We doen het in samenspraak. Ik wil de heer Bosman wel in overweging geven dat de zorgverzekering zoals die nu op de drie eilanden bestaat, behoorlijk ruimhartig is. Die is ruimer dan de Nederlandse basisverzekering. Er valt meer onder. Er geldt bijvoorbeeld ook geen eigen risico. Alleen al gelet op die twee gegevens, hebben wij op dit moment geen aanleiding of aandrang om die uit te breiden. Ik kom er net als u. Dan zie ik net als u, in een eerste blik, geweldig mooie, paradijselijke eilanden – wie wil daar niet wonen? – maar ook de ellende die achter die façade schuilgaat. Daar proberen we met z'n allen de vinger achter te krijgen en die flink aan te pakken. De zorgverzekering is dan een thema, maar ik kijk mezelf met een gerust geweten in de spiegel aan als ik zeg: op dit moment is die adequaat geregeld.

De heer Bosman (VVD):

De vergelijking met Nederland gaat niet zo goed op, omdat je daar niet kunt bijverzekeren. Dat is een beetje het probleem. Het is een pakket dat we kunnen aanbieden. De rest moet je dan misschien maar van de markt halen, die er sowieso niet is. Dat maakt het heel kwetsbaar. Ik ben me ervan bewust dat het pakket anders is, dat dit positief is en dat er geen eigen bijdrage is, maar hoe komt het ministerie tot een pakket? Is dat in samenspraak met de mensen op de eilanden? Welke wensen zijn daar uitgesproken? Ik kan me voorstellen dat je van de tandarts zegt: misschien is het toch wel handig dat die erbij komt. Het gaat over een beperkt aantal mensen, maar het is ook heel lastig om naar een tandarts te gaan die er niet is. Dat zou dus zomaar eens een idee kunnen zijn. Nogmaals, ik ga er niet over, maar hoe komt de Staatssecretaris aan informatie over keuzes over het pakket?

Staatssecretaris Blokhuis:

Sowieso geldt dat jongeren tot 18 jaar wel verzekerd zijn. Mensen daarboven niet. Je kunt je daar inderdaad niet, zoals de heer Bosman ook stelt, aanvullend verzekeren voor de tandarts, wat hier wel kan. Wij menen dat er een evenwicht is ten opzichte van het brede pakket, zonder eigen risico. Wat daartegenover staat, is een schralere regeling voor de tandarts. Dat geeft wat ons betreft een balans in het geheel. Het is niet zo dat Nederland helemaal niet luistert naar de drie gemeenten, of zegt: jullie mogen wat vinden en daar nemen we kennis van. Ik wil beloven dat ik het de volgende keer dat ik ernaartoe ga op de agenda wil hebben, om te vragen hoe het bevalt en waar evidente knelpunten zitten. Maar ik voeg daar niet de belofte aan toe dat volgend jaar de tandarts onder de verzekering valt, juist vanwege de balans die we volgens mij nu hebben met het pakket dat er is.

Mevrouw Özütok heeft een vraag gesteld. Als ik die goed heb geduid, heeft ze het gehad over flankerend beleid. Er is geen Wmo daar, geen jeugdwet, maar flankerend beleid is wel degelijk heel belangrijk, en hoe krijgt dat vorm? Ik vertaal haar vraag even zo. Ik zie dat wel als een vraag die op mijn bordje ligt. Het is zo dat een aantal zaken in dit deel van het Koninkrijk geregeld wordt dat wel verdacht veel lijkt op voorzieningen vanuit de Wmo, bijvoorbeeld maaltijdvoorzieningen, aanpassingen voor gehandicapten en dagbestedingsactiviteiten. Vooral Wmo-gerelateerde activiteiten gericht op ouderen krijgen daar vorm. Er zijn hartverwarmende initiatieven voor jeugdvoorziening op de eilanden, zoals u zelf misschien ook wel eens gezien hebt. Die vallen niet onder een jeugdwet, want die is er niet, maar vinden wel degelijk plaats.

Er zijn dus onderdelen waar wel degelijk invulling aan wordt gegeven: maaltijdvoorziening, dagopvang, dagbesteding. Er zit wel een knelpuntje. Ik ben op werkbezoek geweest in bijvoorbeeld Cocari, Rincon, waar de dementerende ouderen zeggen: wij zouden zo graag op zaterdag ook naar de dagopvang willen. Of het zijn hun begeleiders die dat zeggen. Mensen snappen er niks van dat het dan dicht is. Daar zijn we intensief over in overleg. We zijn in de voorbereidende stand om dat type voorzieningen uit te breiden, zodat er voor die mensen meer opvangmogelijkheden zijn. We hebben dus flankerend beleid. Dat is bijna Wmo-proof. Waar nodig en waar mogelijk – het moet ook allemaal in proportie zijn – breiden we zaken uit. We kijken bijvoorbeeld of we de maaltijdvoorziening kunnen uitbreiden naar zeven dagen in de week.

Dan de vraag over de dove kinderen op de eilanden. Gelet op de schaal zal het niemand verbazen dat we het niet over veel kinderen hebben. We hebben ze volgens mij met naam en rugnummer in beeld. Op Bonaire zijn dat dertien kinderen, voor wie een voorziening is die vergelijkbaar is met de Nederlandse regeling. Doven hebben recht op maximaal 30 uur doventolkzorg in leefsituaties. Mevrouw Diertens zei dat dat dan ook de bovengrens is. De informatie waar ik over beschik, maar die ik nog wel wil verifiëren, is dat er met een goede onderbouwing aanspraak kan worden gemaakt op meer uren. Daar zou wel eens sprake van kunnen zijn in de onderwijssituaties waar mevrouw Diertens het over heeft, maar de informatie waar ik over beschik is dat bij een goede onderbouwing dat plafond van 30 uur wel doorbroken kan worden.

Op Bonaire biedt Zorg en Welzijn Groep ondersteuning aan doven. Dat geldt ook voor hun ouders. Onderwijzers krijgen instructies hoe ze met deze doelgroep kunnen omgaan. Dat wordt dus breed ingevuld. Als sprake is van gedragsproblemen die samenhangen met slecht gehoor, dan wordt voorzien in begeleiding. Bij de begeleiding van de kinderen wordt nauw samengewerkt met andere disciplines, zoals een psycholoog, audicien, logopedist, het Expertisecentrum Onderwijszorg en, in sommige gevallen, de fysiotherapeut.

Er is ook nauw contact met het Centrum voor Jeugd en Gezin voor de begeleiding van ouders in de opvoeding van hun kind. Door de schaal hebben we behoorlijk scherp in beeld waar de problemen zitten. Er is dus ook aandacht voor de onderwijssituatie. Als mevrouw Diertens toch meer wil weten over wat specifiek de kansen zijn voor die jongeren in het onderwijs, dan wil ik met de Minister van Onderwijs afstemmen en kijken of we daar een korte brief over kunnen sturen naar de Kamer. Ik kan het verzoek doorgeven en dan vragen of het Ministerie van OCW in wil gaan op specifiek de relatie tussen dove kinderen en onderwijs. Ik zie mevrouw Diertens nu knikken, maar ik hoor in haar tweede termijn wel wat ze ervan vindt.

De voorzitter:

De toezegging is genoteerd. Gaat u voort.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik word eventjes gesouffleerd. Het is inderdaad zo dat ik niet op de stoel van JenV ga zitten, maar we gaan de vragen die hier gesteld zijn en op het bordje van JenV liggen, natuurlijk doorsturen naar JenV. Die kunnen dan in het debat maandag aan de orde komen of anders in een brief.

Mevrouw Diertens heeft ook gevraagd naar de stand van zaken van het Sport- en Preventieakkoord op de drie eilanden. Alle drie de eilanden hebben inderdaad zo'n akkoord met ons gesloten. De reikwijdte van die akkoorden zijn ook breder dan in Nederland. Daar zit ook seksuele gezondheid bij en drugsgebruik. Die zitten niet in het Nederlandse Preventieakkoord. Het zijn daar integrale akkoorden, want het is sport en bewegen en gezondheid. Het is dus eigenlijk een voorbeeld voor Nederland. Ze pakken het daar integraal aan, en met enthousiasme.

Er zijn mooie concrete voorbeelden. Sinds eind vorig is er een adviseur Jongeren op Gezond Gewicht fulltime op de eilanden om te komen tot een sluitende keten voor de aanpak van overgewicht. De Cruyff Foundation werkt nauw samen met de eilanden. Op Sint-Eustatius is een prachtig Cruyff Court. Dat wordt binnenkort overkapt. Dat is, zoals u zal begrijpen, niet tegen de regen, maar tegen de zon. Er komen ook twee nieuwe Cruyff Courts op Bonaire. De KNVB is dit jaar gestart met een voetbalontwikkelingsprogramma op Bonaire. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat op sommige onderdelen, bijvoorbeeld preventie seksuele gezondheid, we achterlopen op schema. Dat heeft alles te maken met corona en de inzet van GGD-professionals die op een ander veld even nodig zijn.

Voorzitter. Mevrouw Van der Graaf stelde een vraag over het VN-verdrag inzake gehandicapten. Hoe gaat dat in het Caribische deel van Nederland? Eigenlijk doen we dat op dezelfde manier als we dat met wetgeving doen, namelijk heel praktisch. We willen, gelet op de kleinschaligheid en de proportionaliteit van kosten, vooral kijken waar behoefte aan is. Dan worden er ook maatwerkvoorzieningen getroffen, bijvoorbeeld woningaanpassingen of specifieke vervoersvoorzieningen. Zo geven we daar invulling aan. Gelet op de schaal, het aantal mensen dat daar woont, is dat volgens ons de beste aanpak. Ik wil terugkomen op de vraag in hoeverre dat beantwoordt aan de afspraken in het VN-verdrag, maar dat wil ik doen nadat wij dingen hebben gerealiseerd. Ik zou willen voorstellen dat we daar in het eerste kwartaal van volgend jaar op terugkomen. Dan zal ik een overzicht geven van waar we mee bezig zijn en hoe zich dat verhoudt tot het VN-verdrag.

Dan de vraag over toerisme in relatie tot corona. Ik denk dat collega Keijzer daar zo iets over zal zeggen vanuit de economische invalshoek; ik zeg er iets over vanuit de volksgezondheidsinvalshoek. We hebben deze weken, deze maanden een hotlineverbinding met de drie eilanden, en ook met de drie landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk. Er is heel intensief overleg over de gezondheidssituatie, over de vraag wat daar nodig is. Er zijn ook aparte OMT-adviezen afgegeven. Het RIVM dat daar in de lead is, zegt: als je aan deze gezondheidsvoorwaarden voldoet, dan is het ook verantwoord om weer open te gaan of de lockdown af te schalen. Feit is dat op alle zes de eilanden, dus de drie landen en de drie gemeenten, de huidige situatie zo is dat er geen enkele actuele besmetting is. Daarvoor verdient het Caribisch deel van Nederland echt een groot compliment. Op Curaçao zijn de afgelopen weken wel vijf mensen met een besmetting aangekomen. Die kwamen volgens mij allemaal uit Colombia, en die kwamen in het kader van repatriëring. Maar er zijn geen actuele besmettingen. Er ligt op dit moment op de zes eilanden niemand in verband met corona op de intensive care. Je zou kunnen zeggen: het veiligste deel van het Koninkrijk is in de Cariben.

Dat willen ze daar natuurlijk zo houden. Tegelijkertijd is daar ook de druk enorm om het toerisme weer toe te staan. Dat geldt zeker voor de drie landen, die daar in enorm grote mate van afhankelijk zijn. Dat geldt ook voor Bonaire en in mindere mate voor Sint-Eustatius en Saba. Ik wil me even beperken tot de drie gemeenten, de drie BES-eilanden. Bonaire staat in de startblokken om weer open te gaan. Die willen op 1 juli de grens openzetten. Dat doen ze wel gefaseerd. Zoals nu de vlag erbij hangt, gebeurt dat bijvoorbeeld niet direct voor mensen uit de Verenigde Staten, omdat de besmettingskans van mensen die daar vandaan komen 50 tot 100 keer zo groot is als van mensen die uit Nederland komen. Bonaire wil dus de grens gefaseerd gaan openzetten vanaf 1 juli. Dat doen ze wel in nauwe samenspraak met ons, omdat in de laatste twee OMT-adviezen – er zijn er drie uitgebracht – heel nadrukkelijk staat wat er op orde moet zijn om dat op een verantwoorde manier te doen. Het klimaat is daar ook wel zo dat als daar een paar besmettingssituaties zijn, er echt grote paniek is. Want waar kun je heen? Wij kunnen nog een beetje uitwijken, maar je zal maar op een eiland zitten!

Ik noem even twee hele belangrijke randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden. Dat is allereerst het op orde zijn van de ic- en de beademingscapaciteit. En de publieke gezondheid moet op peil zijn. Dat betekent dat er voldoende mensen zijn die bijvoorbeeld kunnen testen. Wij hebben gisteren nog overleg gehad met de gezaghebber van Bonaire en wij krijgen vrijdag uitsluitsel of op beide punten de boel op orde is. Wij hebben vanuit Nederland extra beademings- en ic-capaciteit ingevlogen. Er zijn zes beademingsapparaten vanuit Nederland ingevlogen op Bonaire. Het laatste wat wij willen, is dat als het puntje bij paaltje komt en er sprake is van een ernstige situatie, de apparatuur niet werkt of niet bedrijfsklaar is. Gegarandeerd moet worden dat dat op peil is conform het OMT-advies. Hetzelfde geldt ook voor de publieke gezondheid. Er moet voldoende GGD-personeel beschikbaar zijn om bijvoorbeeld te kunnen testen. Daar krijg ik vrijdag uitsluitsel over.

Wat mij betreft, zal ik in de COVID-19-brieven die vanuit VWS naar de Kamer worden gestuurd, de Kamer zorgvuldig informeren over de actuele stand van zaken. Hoe hangt de vlag erbij waar het gaat om de voorbereidingen voor het openstellen van de grenzen voor het toerisme – een belangrijke bron van inkomsten, vooral voor Bonaire – en wat kan in welke fase gebeuren? Voor Sint-Eustatius en Saba geldt dat de gezaghebbers daar op deze lijn zitten: wij zijn nog heel erg terughoudend in het openstellen van onze grenzen voor toeristen en wij zijn daar ook lang niet in dezelfde mate van afhankelijk als Bonaire; wij willen het natuurlijk wel, maar wel op een moment dat het goed is. Even ter illustratie: op die twee eilanden is geen enkel ic-bed. Op die eilanden is wel een hospitainer ingevlogen door Nederland. Dat is een van de vruchten van de hele intensieve samenwerking. In die hospitainer zit geen ic-capaciteit maar wel isolatiecapaciteit. Dat is al een mooie, geruststellende gedachte, maar er moet bijvoorbeeld ook een uitwijkmogelijkheid naar ic-capaciteit zijn. Dat hebben we opgeplust. Er zijn air-ambulances. We hadden er eentje, op Bonaire, en er zijn er nu twee gestationeerd. Dat betekent dat er heel snel geschakeld kan worden tussen de eilanden. Volgens mij is de Karel Doorman daarvoor eventueel ook nog beschikbaar, de grote boot, die heen en weer kan varen. En er zijn, zoals u misschien weet, op Sint-Eustatius twee helikopters beschikbaar, die mensen uit Saba en Sint-Eustatius naar Sint-Maarten kunnen vliegen voor behandeling.

Ik beloof dat ik de Kamer adequaat zal informeren over de wijze waarop de zorg is georganiseerd in de aanloop naar het openstellen van de grenzen en over de vraag of wij het verantwoord vinden om de boel open te zetten. Als de voortekenen niet bedriegen, is Bonaire de eerste van de drie die opengaat, op 1 juli, ook voor Nederlanders, maar dat zullen we melden in een brief aan de Kamer.

Voorzitter, daar wou ik het, denk ik, bij laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat er ook geen interrupties meer voor u zijn. Dan gaan wij verder met de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw Keijzer.

Staatssecretaris Keijzer:

Dank u wel, voorzitter. Volgens mij is het al ruim een jaar geleden dat ik eerder te gast was bij uw Kamercommissie om te spreken over de situatie op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Het is er sindsdien door de coronacrisis niet beter op geworden. Wel zijn er heel veel maatregelen getroffen. Daar hebben mijn collega's allemaal stuk voor stuk al het een en ander over gezegd. Ik heb ook een aantal van u daarvoor waardering horen uitspreken. Dat is goed om te horen en ook goed om vast te stellen.

Maar sinds de coronacrisis – ik denk vooral ook aan de effecten op het toerisme, waar collega Blokhuis net over sprak – kun je op delen wel spreken over een economisch drama dat daar plaatsvindt. De huidige situatie legt dan ook bloot hoezeer de mensen daar afhankelijk zijn van die dominante economische sector. Ik zal niet herhalen wat collega Blokhuis al gezegd heeft over het openen van het toerisme op een zorgvuldige, afgewogen manier en over de contacten die er daarover zijn. Economisch en financieel hebben we wel vanaf het begin in het kabinet, met alle maatregelen die er genomen zijn om ondernemers te ondersteunen bij de gevolgen van de coronacrisis, ook nadrukkelijk gekeken naar dit gedeelte van het Koninkrijk. Daar heeft u ook in de verschillende brieven over kunnen lezen: de tegemoetkoming via de TOGS-regeling, de NOW-regeling, noem ze allemaal maar op. Maar we zijn daarnaast ook bezig met de toekomst. We denken bijvoorbeeld mee met toerismebureaus om nieuwe vormen van toerisme te ontwikkelen: kleinschalig, duurzaam, met aandacht voor milieu en natuur. Dat lijkt ook daar de toekomst te zijn.

Ook moeten we kijken wat we nou kunnen doen om ervoor te zorgen dat men niet alleen afhankelijk is van het toerisme: diversificeren, zoals je dat dan heel chic zegt. Maar dat komt feitelijk gewoon neer op de vraag wat voor andere vormen van bedrijvigheid er denkbaar en haalbaar zijn om ervoor te zorgen dat mensen daar uiteindelijk meer en beter hun eigen brood kunnen verdienen. We zijn nu bezig om te bezien wat we daarin kunnen doen. In het begin zal dat met meer ondersteuning van de overheid zijn, maar we moeten er dan wel langzamerhand voor zorgen dat de eilanden daarin op hun eigen benen kunnen gaan staan.

We hebben de afgelopen jaren ook geïnvesteerd in verduurzaming van de energievoorziening. Op de bovenwindse eilanden Saba en Statia hebben ze nu een aandeel van rond de 50% duurzame energie. Voor telecom hebben we nadrukkelijk op aandringen van uw commissie de maatregel genomen die het mogelijk maakt om toezicht te houden op de kostenstructuur van de telecom; dank daarvoor, want het is wel even jagen geweest om die maatregel zo snel mogelijk in werking te krijgen. Daardoor kon de ACM toezicht gaan houden op de internettarieven. Ik zal daar direct nog dieper op ingaan, voorzitter.

Ook in de categorie kredieten hebben we flink wat gedaan. Qredits heeft ook daar uitstel van afbetaling van kredieten mogelijk kunnen maken. We hebben maatregelen genomen om 25 dollar per internetaansluiting te subsidiëren. Dus alles bij elkaar hebben we daar echt flink wat maatregelen genomen.

Ik ga nu wat dieper in op de inhoud. De beschikbaarheid van elektriciteit op de drie eilanden is op orde, maar de energiekosten zijn wel hoog. De elektriciteitsvoorziening op Bonaire is voor 30% duurzaam. Daar kan dus echt nog wel een slag gemaakt worden. Er zijn, zoals u weet, met de Venezolaanse olieoverslag BOPEC problemen. Dat is een directe bedreiging van de stroomvoorziening op Bonaire. De leveringszekerheid is hier dus echt een acute uitdaging. We werken er hard aan om olie naar Bonaire te krijgen, zodat er stroom op het eiland blijft. We betalen de inrichting van een alternatieve olievoorziening op zo'n manier dat de kosten daarvan niet bij de veelal arme klanten terechtkomen. Met een jaarlijkse subsidie voor de netbeheertarieven zorgen we ervoor dat die gelijk zijn aan die in Europees Nederland. En we hebben nog een extra maatregel genomen waarin van mei tot en met december van dit jaar het netbeheertarief ook volledig gesubsidieerd wordt. Daar hebben we dus al flink wat maatregelen genomen.

In de afgelopen jaren is er op Saba en Sint-Eustatius in totaal 24 miljoen dollar in zonneweides gestopt, waardoor we nu zo'n beetje op 50% duurzame energie zijn gekomen. Hier ligt echt nog wel een uitdaging op Bonaire. De heer Bosman vroeg: wat ga je nou structureel doen na 1 januari? Binnen het kabinet snappen wij heel erg goed dat je stappen moet zetten. De vraag is alleen hoe je dat dan doet. De maatregelen die we nu hebben genomen, zijn generieke maatregelen. Die komen dus ook terecht bij mensen die het zich wel kunnen veroorloven en bedrijven die het zich kunnen veroorloven, als je weer heel specifiek wilt gaan kijken of dat te doen is. Die vragen stellen wij onszelf daarin. In de augustusbesluitvorming binnen het kabinet, die uiteindelijk ook bij de Kamer zal komen, zullen we daarop terugkomen. Als je nu kijkt naar de rekening op het gebied van energie, geven wij al jaren 5 miljoen dollar aan subsidie voor de kosten van het vaste tarief, vooral voor Bonaire, maar ook voor Sint-Eustatius en Saba. De maatregelen van mei tot en met december 2020, waardoor het gehele vaste tarief gesubsidieerd wordt, kosten bij elkaar opgeteld 5,3 miljoen. Dan hebt u meteen een beeld waar we het over hebben.

Het tarief per kilowattuur op Bonaire is vergelijkbaar met dat in Europa.

De voorzitter:

Ik wil eigenlijk naar een interruptie van de heer Bosman.

Staatssecretaris Keijzer:

Ik was bijna klaar met het onderdeel energie, voorzitter. Misschien... Maar het is aan u.

De voorzitter:

Dan rondt u dat af en dan gaan we naar de heer Bosman.

Staatssecretaris Keijzer:

Het tarief op Bonaire per kilowattuur kan dalen als we duurzaam investeren. Voor Bonaire ligt een plan voor.

Voorzitter. De heer Van Dam vroeg hoe ik kan bevorderen dat openbare lichamen daar zelf in investeren. Verduurzaming van elektriciteitsproductie is kapitaalintensief: het kost gewoon heel veel geld. De grote kostenpost is de financiering ervan. Vooralsnog hebben overleggen met Invest-NL en de Bank Nederlandse Gemeentes niet opgeleverd dat zij bereid zijn om tegen een lage rente verduurzaming van de productie te financieren. Maar ik blijf hierover in gesprek, omdat dat uiteindelijk een veel betere langeretermijnoplossing is, en uiteindelijk ook een duurzame oplossing, als je het hebt over het milieu. Laat ik gewoon maar eens dat ouderwetse woord gebruiken.

De heer Van Dam vroeg ook nog aan mij of Nederlandse nutsbedrijven de nutsbedrijven op het eiland kunnen helpen. In antwoord daarop zou ik willen zeggen dat er heel veel bestuurders zijn van Nederlandse nutsbedrijven die commissaris zijn bij de verschillende nutsbedrijven in Caribisch Nederland. Ik heb hier een aantal namen. De directeur van Alliander is bijvoorbeeld lid van de raad van commissarissen van STUCO op Statia. Een oud-directeur van PWN is dat ook. Dat geldt ook voor een oud-directeur van Vitens op Bonaire. Op die manier wordt dus ook echt geholpen om het daar beter te maken, want daar gaat het uiteindelijk om.

Dit was mijn mapje energie. Dan kom ik nog bij het mapje telecom, voorzitter.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Bosman, VVD.

De heer Bosman (VVD):

Het is natuurlijk helder dat er heel veel gebeurt en we flink geld uitgeven. Maar volgens mij spannen wij het paard achter de wagen als wij aan Bonaire of Saba of Sint-Eustatius vragen om te investeren en dan gaan kijken hoe ze eruit gaan komen. De hele discussie die wij nu voeren met banken en financiers die tegen weinig rente kostende leningen Bonaire moeten gaan helpen... Dat gaat «m dus niet worden. We blijven in gesprek, hebben nog steeds 50% en zijn ondertussen op zoek naar een financier waarvan we weten dat het niets gaat opleveren, want er is geen rendement op die eilanden. Waarom niet gewoon investeren vanuit Nederland? Dan zeggen we: luister, er moet daar duurzame energie komen, dus dat plaatsen we daar gewoon. Want anders lopen we toch achter die kosten aan. En als we aan Bonaire vragen om het zelf maar te lenen en die lening gaat gewoon door het dak, dan hebben we nog niemand geholpen. Dus de discussie die we hier met z'n allen voeren, is volgens mij een academische. Die gaat ook heel lang duren, want dan gaan we heel erg op zoek naar het meest renderende voorstel. Het meest renderende voorstel is wat mij betreft: Nederland investeert, en de kosten voor het gebruik op het eiland zijn voor de mensen die daar wonen. Daarmee heb je hele lage kosten. Want de afschrijving hoeven ze dan niet op het eiland te doen, want die nemen wij voor onze rekening. Daarmee heb je gelijk de kosten naar beneden gedrukt. Want anders blijven we toch achter elkaar aanlopen.

Tot slot, voorzitter, een opmerking over het vergoeden van de kosten die nu voor COVID-19 worden gemaakt. Pas op dat het geen administratieverompslompding wordt, waarbij we meer administratie gaan krijgen dan dat we zeggen: dit zijn kosten die we gewoon subsidiëren.

Staatssecretaris Keijzer:

Dat zijn twee onderwerpen.

Ten eerste, sluit nou in je corona-ondersteuningsmaatregelen aan bij de schaal van de eilanden waar je het over hebt. Dat is gebeurd. Dat doen we daar echt op een andere manier dan hier. We hebben bijvoorbeeld bij de TOGS-regeling niet alleen gezorgd voor die € 4.000 die je in Nederland hebt in combinatie met de € 4.000 omzetdaling en de € 4.000 kosten, maar we hebben er daar ook nog een kleinere variant bij gedaan, omdat de schaal daar gewoon veel kleiner is. Maar ook in de administratieve afhandeling is dat gebeurd.

Qua investeren in energie, is er eerder op Statia en Saba bij elkaar opgeteld 24 miljoen dollar geïnvesteerd. Nu zijn we aan het kijken wat er nodig is op Bonaire. Volgens mij is er zelfs een interdepartementale groep van hoge ambtenaren nu aan het bezien wat daar nou nodig is, zowel economisch als op het gebied van energie. Vanuit de collega's naast mij is het over de inkomenskant gegaan: naar wat voor andere activiteiten kun je daar economisch kijken? Daar wordt dus naar gekeken. Ik kan daar nu alleen nog niets over zeggen, want uiteindelijk kost altijd alles geld. Dat weet de heer Bosman ook. We moeten dus kijken wat nou de beste aanpak is om te komen tot een beter niveau van energie, en ook goedkoper. De energievoorziening op zichzelf draait namelijk. Maar hoe maak je die duurzamer en uiteindelijk goedkoper?

Voor de telecom hebben we daar al een onderzoek naar gedaan. Daar kan ik zo wel het een en ander over zeggen, maar op basis van het onderzoek dat de ACM gedaan heeft op basis van de nieuwe regels die ook op uw aandringen gesteld zijn, komen we tot de conclusie dat er geen grote overwinsten zijn. Er zitten geen kosten in het hele systeem waarvan je denkt: moet dat, of is dat te duur? Er zijn dus geen grote inefficiënties die er nog uit kunnen. Dan kom je dus tot de conclusie dat je daar uiteindelijk geld in moet gaan stoppen, wil je daar het kostenniveau voor de inwoners naar beneden brengen. Ik kan daar alleen niet op vooruitlopen. U weet hoe het werkt, zeg ik via de voorzitter richting de heer Bosman: dat is onderdeel van de begrotingsbesprekingen die we met elkaar te voeren hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geloof dat u... Nee, de heer Van Dam heeft nog een vraag.

De heer Van Dam (CDA):

In aanvulling hierop inderdaad. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat het niet makkelijk is voor de Bank Nederlandse Gemeenten en een andere instelling om leningen te verstrekken. Dat was een punt toen wij op Bonaire waren, want dat was wel een wens. Men wil meer kapitaal kunnen aantrekken, zoals een Nederlandse gemeente dat ook kan. Je zou denken dat het in een gezonde sfeer ook zo zou moeten zijn, dus dat men daar een lening kan krijgen en belasting kan heffen om die lening af te lossen en noem maar op. Ik begrijp dat er een taskforce of een interdepartementale groep die dit aan het onderzoeken is. Mijn verzoek zou zijn om, als u daarover rapporteert, uit te leggen waarom dat zo is, hoe dat zit en waarom die Bank Nederlandse Gemeenten of een andere instelling dat niet zou kunnen. Misschien is dit ook wel een verzoek aan de Staatssecretaris van BZK. Het is wel een heel wezenlijk onderdeel van het zelfstandig kunnen functioneren van dit soort openbare lichamen.

Staatssecretaris Keijzer:

Niet kunnen of niet willen? Ik vind dit een terechte vraag. Ik ga dit meenemen in de uiteindelijke besluitvorming daaromtrent, zodat de Kamer daar ook over geïnformeerd wordt.

Voorzitter, dan kom ik bij het onderdeel telecom.

De voorzitter:

Maar niet voordat mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie nog een interruptie heeft geplaatst.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Alle Kamerleden hebben veel aandacht gevraagd voor het verlagen van de kosten. We zien dat het Nederlandse kabinet echt grote stappen zet in het verhogen van uitkeringen. Aan de inkomstenkant betekenen we dus wat voor mensen. De Staatssecretaris schetst net een aantal punten waarop zij aan de kostenkant werkt. Dat is een hardnekkiger vraagstuk. We krijgen die gewoon niet zomaar omlaag. Ik zou toch wel willen weten wat haar ambitie is en het tijdpad. Dit gaat namelijk direct over de portemonnee van de mensen en over de vraag of je aan het eind van de maand de boel rond kunt krijgen of niet, of dat je honger hebt. Daar gaat het over. Dat is de dagelijkse realiteit van de mensen. Ik vraag dus concreet naar de ambitie van de Staatssecretaris en naar het tijdpad, zodat zij kan schetsen wat ze precies voor ogen heeft.

Het tweede punt is het volgende. Op dit moment treffen we maatregelen in het kader van corona-aanpak. Kostenverlaging op het gebied van water, elektra en internet heeft direct effect. Kunnen we deze maatregelen gewoon bestendigen, voortzetten? Graag een reactie daarop.

Staatssecretaris Keijzer:

Mevrouw Özütok vroeg ook wat mensen er nou concreet van merken. In verschillende varianten heb ik u allen dat horen vragen. Door de maatregelen die nu genomen zijn en die gelden tot 1 januari aanstaande, merken mensen daar zo'n 50 tot 60 dollar per maand van in hun portemonnee. Ze hebben lagere kosten. Daar is heel direct heel zichtbaar resultaat van te vinden. Op de vraag of dat structureel valt te maken, heb ik net al tegen de heer Bosman gezegd dat dit onderdeel is van de begrotingsbesluitvorming die wij binnen het kabinet hebben. Zoals u weet is het nu 17 juni en kan ik daar nu dus nog niets over zeggen.

De voorzitter:

Laten we afspreken dat we vanwege de verjaardag van André Bosman nog een laatste genade-interruptie doen. Maar dan is het ook echt klaar. Een Kamerverjaardag noemen we dat, meneer Bosman.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dat is mooi. Kan de Staatssecretaris dan wel zeggen welke ambitie zij heeft en wat haar inzet is? Is haar inzet om deze kostenverlaging te bestendigen?

Staatssecretaris Keijzer:

Wij allemaal hier willen heel graag dat er een gewoon leven kan zijn op de eilanden. Armoede is een veelkoppig monster. Een aantal van u heeft daarover gesproken. Daar komen allerlei andere problemen achter weg. Als u aan mij vraagt wat mijn ambitie is, dan zeg ik: mijn ambitie is dat deze kosten uiteindelijk naar beneden gaan. Maar daar kan ik nu geen bedrag aan hangen. Het is volgens mij ook niet het moment om dat te doen. Daarbij speelt ook de vraag: voor wie dan? Er zijn ook mensen op de eilanden die het niet nodig hebben. Tegelijkertijd: kun je iets bedenken dat zo specifiek is dat je het ook echt terecht laat komen bij de mensen die het nodig hebben? Dat klinkt altijd heel simpel, maar voer het maar eens uit. In z'n algemeenheid heb ik die ambitie en wil ik heel graag bijdragen aan het verminderen van de armoede in de gezinnen en bij de mensen waar dat speelt, maar ik kan daar nu niet een bedrag aan hangen. Daar is echt het gesprek over gaande binnen het kabinet, ook in de relatie tot de begroting van volgend jaar.

De voorzitter:

Ik geloof dat u door kunt met telecom.

Staatssecretaris Keijzer:

O, het was één vraag, voorzitter? Nou, ik zie mevrouw Van der Graaf denken: er komt misschien nog een vervolgvraag. Of is dat niet de bedoeling, voorzitter?

De voorzitter:

Ik denk dat mevrouw Van der Graaf daar in tweede termijn nog op terug gaat komen.

Staatssecretaris Keijzer:

Goed, dan de hoge kosten van internetabonnementen. Als je dat overzicht afzet tegen de kosten hier in Nederland en welke snelheid van internet je dan koopt, dan is dat echt wel een ander beeld. Terwijl het ook daar natuurlijk ongelooflijk belangrijk is dat je gebruik kunt maken van kwalitatieve, goede en betaalbare telecommunicatie. Wat we dus in ieder geval gedaan hebben is – ik heb het net al gezegd – is 25 dollar subsidie per aansluiting per maand. Op die manier kunnen we een bijdrage leveren aan de internetverbinding die zo essentieel is om thuis te kunnen werken en thuis onderwijs te kunnen krijgen. De ACM heeft dus onderzoek gedaan naar de kostenopbouw. Ik heb daar net al een aantal dingen over gezegd. Daar zitten geen gekke dingen in, om het maar eens even plat te zeggen. Dus geen grote overwinsten of kosten die opgevoerd worden waarvan je je afvraagt of dat nou nodig is. Dat gaat daar dus vrij efficiënt. Gezien de schaal van de eilanden heb je daar dus gewoon een probleem. Dan komt het weer aan op de vraag: kan je het structureel maken? Wat ik daar al in drie instanties van heb gezegd, zal ik nu niet herhalen.

De heer Van Dam vroeg nog aan mij of het verstandig is om de voorzieningen op de eilanden mee te laten lopen met de aanbestedingen hier in Nederland. Je zou denken: mooi, dan bied je de voorzieningen niet alleen in Nederland aan, maar dan moeten ze tegelijkertijd in Caribisch Nederland leveren. Dat lost het probleem niet op. Dan heb je namelijk hetzelfde probleem als dat je het apart doet: gezien de schaal van de eilanden zijn de kosten gewoon hoog. Dat heeft consequenties voor de prijs die in rekening gebracht moet worden.

Dan is aan mij gevraagd of wij borgen dat de subsidiebijdrage ook bij de internetaansluitingen zelf terechtkomt. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor zoverre de subsidie volledig en direct ten goede komt aan het tarief van de eindgebruiker voor een vaste internetaansluiting. Op de gespecificeerde rekening van de eindgebruiker moet dan ook komen te staan dat het om een coronatoeslag van het Ministerie van EZK gaat.

Voorzitter. Dan een aantal vragen die ik volgens mij al beantwoord heb. Het is alleen nog wel goed om hier te zeggen dat we in de afgelopen jaren niet alleen maatregelen genomen hebben voor energie, zoals ik net genoemd heb, maar ook voor telecom. In 2015 zijn de tarieven voor kosten die de toezichthouders berekenen aan de concessiehouders, dus degenen die de telecomdiensten leveren, substantieel verlaagd. In 2016 is een subsidieregeling, in totaal 1,3 miljoen euro, besteed aan de verbetering van de kwaliteit van het internet. In 2019 zijn de vergoedingen voor frequentiegebruik nogmaals substantieel verlaagd, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017. Dus ook daarop zijn echt maatregelen genomen.

Voorzitter. Blijft nog over de vraag naar de kosten van de boodschappen, waar mevrouw Van der Graaf zo plastisch over vertelde: zij ging boodschappen halen voor een ontbijt en dat kostte 50 dollar. Ik weet niet voor hoeveel mensen dat was. Ah, vier. Voor mijn gezin zou je misschien zeggen «een koopje, met vijf jongens in de groei», maar als je een laag inkomen hebt, is het gewoon heel veel geld. Wat doen we daaraan vanuit EZK? Natuurlijk zit daar absoluut ook de inkomstenkant aan, maar vanuit het Ministerie van EZK hebben we een marktmonitor, waarin we elke maand in beeld brengen wat de verschillende levensmiddelen op verschillende plekken op de eilanden kosten, waardoor je gewoon de concurrentie positief beïnvloedt. We zien dat dat effect heeft. Daarnaast wordt er nu aan gewerkt – volgens mij is dat zelfs al op het punt van aanbesteding – om een veerdienst tot stand te laten komen tussen Saba, Statia en Sint-Maarten, zodat mensen ook in staat zijn om elders hun boodschappen te halen. Dat heeft natuurlijk ook weer invloed op het voorzieningenniveau, op de concurrentie en daarmee op de kosten.

Voorzitter. Dat is mijn beantwoording in eerste termijn. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is er nog een interruptie van de heer Bosman.

De heer Bosman (VVD):

Het risico bestaat dat wordt verwezen naar de Staatssecretaris van Financiën. Die bootverbinding is natuurlijk wel interessant, maar stel dat je boodschappen hebt gedaan op Sint-Maarten en aankomt op Saba of Sint-Eustatius. Als dan de lokale douaneambtenaar zegt «mag ik even in uw tas kijken? O, hier komt de rekening», dan helpt het namelijk niet. Dat zijn discussies die veel integraler bekeken moeten worden. Het oplossen van een bootverbinding is één, maar het zijn nog steeds verschillende entiteiten die met elkaar verbonden worden, waarbij we soms hele rare regelgeving in elkaar hebben gezet. Dat maakt het heel bizar, namelijk dat je met je tas boodschappen zo meteen toch nog even moet betalen en de btw moet aftikken, of dat je wordt gezien als een crimineel die loopt te smokkelen. Fijn, die bootverbinding. Die is essentieel en daar hebben wij ook om gevraagd. Maar al die andere zaken horen daar zeker bij.

Staatssecretaris Keijzer:

Er gaat weer een wereld voor mij open. Dit geldt overigens boven een bepaald bedrag. Ik ben het eens met de heer Bosman. Wij proberen met elkaar dingen beter te maken. Als een deel van onze collega's, voor wie dit misschien ook nieuw is, zich afvragen «is dit nou wijsheid?» moeten we natuurlijk kijken of we dat anders kunnen organiseren. Je probeert dus met elkaar het beter te maken. Als je vervolgens met de beste bedoelingen van de wereld in de kraag wordt gevat of aan je jasje getrokken en als je moet aftikken, terwijl je dacht «dit was nu net even lekker goedkoop en dit kwam mij goed uit deze maand», dan zijn we iets verkeerd aan het doen. Maar u overvraagt absoluut op dit moment mijn parate kennis over invoerdiscussies tussen Sint-Maarten, Saba en Statia. Maar dit is wel iets waar ik eens achteraan ga, speciaal voor de heer Bosman en alle mensen die daar wonen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn nog interrupties voor de Staatssecretaris. Eerst de heer Van Dam van het CDA en dan mevrouw Diertens, want ik weet dat u zo meteen nog een vraag aan een andere bewindspersoon heeft.

De heer Van Dam (CDA):

Even terug naar de «vakantieman». Over de medische kant had ik al antwoord gehad van de heer Blokhuis. U bent volgens mij ook de Staatssecretaris van toerisme. Ik ben heel enthousiast over het plan van mijzelf, en dat gebeurt niet zo vaak. Het gaat erom dat we met z'n allen met de bekende luchtvaartmaatschappijen naar de stranden van Caribisch Nederland gaan. Niet naar Saba; daar gaat meneer Paternotte naartoe. Ik heb ook al een reactie gehad van iemand die zei: waarom mogen we dan niet naar Turkije? Van mij mag iedereen ook naar Turkije, maar dan gaan we daarna toch ook nog naar de Antillen toe. Wat zou u nog vanuit uw portefeuille daaraan kunnen bijdragen?

De voorzitter:

Het klinkt bijna als iets met vouchers. De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Keijzer:

Met de heer Paternotte op vakantie, voorzitter, dat moet je ook maar... O, meneer de voorzitter.

De heer Van Dam (CDA):

Ik denk dat je dan niet zo veel voor je ticket hoeft te betalen, of juist wel.

Staatssecretaris Keijzer:

Je zit natuurlijk wel met de vraag: hoe kom je daar? De reis is toch wel wat begrotelijker dan een reis naar Zuid-Spanje, stel ik mij zo voor. Maar de toerismebureaus zijn echt wel heel erg hard aan het werk om ervoor te zorgen dat Nederlanders die dan toch verder gaan, naar dit prachtige deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaan. Er wordt van alles gedaan om het inzichtelijk en aantrekkelijk te maken voor de toerist: kom naar ons. Hier is het veilig. Hier is het schoon. Hier kun je heerlijk vertoeven. Er wordt ook gewerkt aan een zogenaamde Virus-Aware Seal. Wat is dat? Een stempel, zou je kunnen zeggen, waaruit blijkt dat mensen er veilig naartoe kunnen in tijden van corona.

De voorzitter:

Dank u wel. Het is goed om nog op te merken dat een minimumprijs van € 35 niet zo heel veel doet voor tickets naar het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Dank aan de staatssecretarissen voor hun bijdragen. Het is denk ik een recordaantal staatssecretarissen dat wij in decennia in de Oude Zaal hebben mogen verwelkomen.

We gaan door met de tweede termijn... Nee, mevrouw Diertens heeft helemaal gelijk. Ik had gezegd dat u nog iets aan de heer Knops kon vragen.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik zou toch aan onze grote coördinator de Staatssecretaris de vraag willen stellen waar ik nog geen antwoord heb gehad, namelijk over het speciaal onderwijs. Dat is door particulier initiatief geïnitieerd en liep het afgelopen jaar heel erg fout. Daardoor was er dus op Bonaire helemaal geen passend onderwijs. Daar zou ik graag nog antwoord op willen hebben, in het bewustzijn dat u dat waarschijnlijk gaat doorgeleiden naar een ander.

De voorzitter:

Het woord is aan de grote coördinator, die mij nu toezegt daarop in tweede termijn terug te komen.

We gaan meteen door met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik begin bij mevrouw Özütok. U heeft tweeënhalve minuut, inclusief het eventueel indienen van moties.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de staatssecretarissen bedanken voor hun beantwoording. Er zijn belangrijke stappen gezet, maar ik heb wel een paar moties, om toch de druk erop te houden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat tussen Caribisch en continentaal Nederland grote verschillen bestaan voor wat betreft flankerend beleid voor het tegengaan van armoede;

overwegende dat de Nationale ombudsman de regering ertoe oproept om de bestrijding van armoede in Caribisch Nederland te intensiveren;

verzoekt de regering te faciliteren dat het in Nederland toegepaste flankerend beleid op het tegengaan van armoede ook op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba wordt toegepast,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (35 300-IV).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gedurende de COVID-19-crisis in Caribisch Nederland werkgroepen gevormd zijn om kwetsbare gezinnen en personen in beeld te signaleren om verergering van armoede en relationeel geweld te voorkomen;

overwegende dat emancipatie van vrouwen en de versterking van hun economische zelfstandigheid effectieve instrumenten zijn in de strijd tegen achterstanden;

verzoekt de regering om samen met de autoriteiten van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba te onderzoeken hoe de economische zelfstandigheid van vrouwen kan worden versterkt, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (35 300-IV).

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Mijn laatste motie gaat over kinderopvang. Ik heb de Staatssecretaris gehoord, maar maak me toch een beetje zorgen over de huidige situatie rond de bekostiging, als het gaat om vrijvallende oftewel niet tot besteding gekomen middelen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het volledig gratis aanbieden van kinderopvang in Caribisch Nederland niet wenselijk wordt geacht om ouders bewust te maken van de waarde van kinderopvang;

overwegende dat voor vee! ouders in Caribisch Nederland gratis kinderopvang de enige mogelijkheid is om de eindjes aan elkaar te knopen;

verzoekt de regering om Bonaire, Sint-Eustatius en Saba in staat te stellen de kosten voor dag- en buitenschoolse kinderopvang in voorkomende gevallen volledig te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (35 300-IV).

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Özütok. Dan gaan we verder met de heer Van Dam van het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Ik heb een drietal punten die ik nog naar voren wil brengen. In de eerste plaats zat ik tijdens dit overleg te bedenken: hebben die steunmaatregelen nou ook een einde? In Nederland hebben we ook zo'n pakket, dat op een gegeven moment eindigt. Hoe zit dat eigenlijk met de maatregelen die hier aan de orde zijn? Mij dunkt dat het toch ook van belang is voor de bevolking in Caribisch Nederland om daarin een soort continuïteit en horizon te zien.

Het tweede punt ligt op het terrein van de Staatssecretaris van Economische Zaken. Dank voor uw antwoord over het vakantiegedeelte. Maar ik denk dat het voor heel veel mensen in Nederland een geruststelling zou zijn als er inderdaad een stempel zou worden gezet, als het weer kan, in de trant van: nou, jongens, we kunnen naar de Antillen. Dat betekent ook, als we daar naartoe gaan en we een medisch probleem hebben of wat dan ook, dat dit niet ten koste gaat van de bevolking op de Antillen. Het gaat erom dat je inderdaad een stempel op zo'n reis zet en dat je op die manier mensen verleidt om daarnaartoe te gaan.

Tot slot wil ik nog iets zeggen over ons loketdingetje. Ik merkte dat dit me wat deed. Ik dacht: wat doet me dit nou en wat is dit nou? We kennen elkaar niet zo heel goed en ik was heel blij met wat u aan het eind zei over het herstel, namelijk: ik zal het maandag vragen via de Minister van Justitie en Veiligheid. Dank daarvoor. Ik denk dat het me hierom raakte: ik ben nu twee keer op de Antillen geweest, en daar ervaart men dit ook zo. Zeker in Caribisch Nederland heeft men te maken met de torens van de heer Van Raak hier in Den Haag. Het idee van «mijn collega komt zo bij u» is natuurlijk een beetje een oneliner, maar dat is wat men daar ook ervaart. Volgens mij is dat onze grote opdracht met z'n allen, om het anders te doen. Ik wil totaal niet afdoen aan uw intentie daarbij, helemaal niet, maar dat is, denk ik, waarom het mij raakte en waarom we allemaal de opdracht hebben om gezamenlijk hier aan deze kant van de videoverbinding uit te stralen dat we met elkaar voor alles en iedereen daar aanwezig zijn.

Nogmaals heel veel dank dat u aan het eind die toezegging deed.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dam. Dan ga ik verder met mevrouw Diertens van D66.

Mevrouw Diertens (D66):

Ja, dank u wel, voorzitter. Ik ben blij dat er informatie komt over de tolkgebarentaaluren, want mijn informatie is dat de bovengrens 30 uur per jaar is.

De toezegging voor de kinderen op school vind ik ook heel essentieel, dank voor het doorgeleiden daarvan.

Maandag praten we verder over jeugdbeleid en reclassering in het AO over rechtshandhaving.

Op het speciaal onderwijs komt onze Staatssecretaris nog terug.

Ik ben erg blij met een brief, de toezegging voor een brief, over hoe de extra financiering voor de tijdelijke extra tegemoetkoming in de onderstand geregeld gaat worden. Volgens mij is daar namelijk toch nog wat onhelderheid over, zowel bij mij als bij het openbaar lichaam, de gedeputeerden van Bonaire. Ik ben blij dat er meer verantwoordelijkheid gaat naar het openbaar lichaam daar waar het integrale armoedebestrijding door het openbaar lichaam betreft.

Ik had een motie over de tolk gebarentaal, maar die motie houd ik nog even in mijn achterzak.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Diertens. Tot slot ga ik naar mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ook ik dank alle staatssecretarissen hier aanwezig voor al hun antwoorden. Inderdaad, zoals de heer Van Dam al zei, zit de meerwaarde erin dat we even door kunnen spreken op een aantal onderwerpen die specifiek op hun beleidsterrein liggen.

Wat betreft het sociaal minimum ben ik heel erg benieuwd naar de volgende voortgangsrapportage, die we dus op heel korte termijn al zullen ontvangen, en naar de uitkomsten van het onderzoek naar het wettelijk minimumloon, welke consequenties dat met zich meebrengt en welke acties daaraan gekoppeld kunnen worden.

Ik ben blij om te merken dat er bij alle bewindspersonen urgentie gevoeld wordt om verbeteringen te brengen in de sociale en economische situatie op de eilanden. Dat is van meerwaarde.

Ik ben ook heel blij met de antwoorden van de Staatssecretaris van VWS. Het is goed te horen dat relationeel geweld bespreekbaar is geworden. Een van de redenen waarom ik het kabinet heb gevraagd te komen met een wetsvoorstel om in het Burgerlijk Wetboek geweld in de opvoeding strafbaar te stellen, is deze gedachte. Daar gaat een normstelling van uit, maar het biedt ook de mogelijkheid om het bespreekbaar te maken, want met wetgeving alleen lossen we dit soort problemen niet op, het gaat verder. Daar ben ik dus blij mee.

Ik heb een oproep gedaan aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken om heel concreet in kaart te brengen hoe wij graag zien dat er gerapporteerd wordt. Ik zou graag de toezegging willen, dan hoef ik geen motie in te dienen, dat de regering in kaart zal brengen hoe vanuit de verschillende ministeries precies gerapporteerd wordt, welke veranderingen zijn bewerkstelligd, hoe de maatregelen worden geëvalueerd en hoe inzicht kan worden gegeven in de impact die deze maatregelen hebben op het leven van kinderen en andere kwetsbare groepen. Heel specifiek. We zijn dus niet op zoek naar lijstjes van ministeries met daarop welke programma's zij allemaal hebben lopen. We zijn op zoek naar wat de consequenties daarvan zijn.

Ik heb de Staatssecretaris van Economische Zaken opgeroepen om de regeling om de kosten voor levensonderhoud te verlagen, genomen in het kader van de noodmaatregelen, te bestendigen. Ik hoorde haar zeggen dat dit eigenlijk onderdeel is van de begrotingsbehandeling. Ik ga daar nu geen motie over indienen. Ik had dat eigenlijk wel gewild. Ik zou wel graag een toezegging willen van de Staatssecretaris dat het haar inzet is dat die maatregelen worden bestendigd, misschien ook wel richting de begrotingsonderhandelingen die zij intern in het kabinet zal voeren.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Graaf. De moties worden gekopieerd en verdeeld. Ik kijk even naar de zijde van het kabinet. Wordt men daar heel nerveus als ik zeg dat we over vijf minuten aanvangen met de beantwoording? Ik zie een duim, maar de griffie wijst mij nu terecht dat ik er tien minuten van moet maken. Dat betekent dat wij om vijf over vier stipt weer beginnen.

De vergadering wordt van 15.55 uur tot 16.04 uur geschorst.

De voorzitter:

Van harte welkom terug bij het notaoverleg Sociaal minimum en kinderrechten. We zijn toe aan de beantwoording in de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef als eerste het woord aan de man die net «de grote coördinator» werd genoemd, aangezien hij coördinerend bewindspersoon voor Koninkrijksrelaties is, Staatssecretaris Knops.

Staatssecretaris Knops:

Dank u wel, voorzitter. Dank voor de inbreng, ook in de tweede termijn. Ik denk dat in dit debat de essentie van waar het op dit moment om draait, volledig aan bod is gekomen. We hebben daar met de collega's ruim de tijd voor gehad.

Er lag nog een vraag van mevrouw Diertens over de kwetsbaarheden in het speciaal onderwijs. Die vraag zou ik nog beantwoorden. Het is inderdaad waar: deze groepen in het passend onderwijs zijn extra kwetsbaar. Daar geldt ook een extra zorgplicht voor. Ik zal dit doorgeleiden naar de collega van OCW, die nog voor de zomer met een brief komt waarin dit wordt meegenomen. Dat is bij dezen dus toegezegd namens de collega van OCW.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik wil daar iets bij aantekenen. U heeft het over passend onderwijs. Passend onderwijs is voor deze groep kinderen, die nu op een vanuit een particulier initiatief bestaande speciale school zitten, niet de weg om te integreren in het gewone onderwijs. Het gaat dus echt om specifiek speciaal onderwijs.

De voorzitter:

Waarvan akte.

Staatssecretaris Knops:

Ja, dank.

De heer Van Dam vroeg hoe het zit met het steunpakket en hoelang dat doorgaat. Ik heb in mijn inleiding al ingegeven dat ik de Kamer op zo kort mogelijke termijn zal informeren over dat steunpakket 2.0. Daar wordt die vraag van de heer Van Dam dan ook in beantwoord, maar in principe zijn dit soort steunpakketten natuurlijk alleen maar bedoeld voor de situatie waarin we nu zitten. Zij hebben altijd een bepaalde tijd en er wordt bekeken of verlenging nodig is. Dat is dus ook de methodiek waarmee we nu werken. Die geldt dus ook voor Caribisch Nederland.

Ten aanzien van de loketten wil ik nog iets zeggen in de richting van de heer Van Dam. Het is natuurlijk een bekend punt. Zelfs bij afwezigheid van de heer Van Raak wordt dit gewoon naadloos overgenomen door de collega's in de Kamer. Ik vind ook dat we dat moeten blijven adresseren. Dat was natuurlijk ook de kern van het advies van de Raad van State en van het ibo-rapport. Dat betekent dat we hier in Den Haag maar ook bij RCN moeten voorkomen dat mensen letterlijk van het kastje naar de muur worden gestuurd. Alle signalen die u daar wel over krijgt, gebruiken wij dus ook weer om onze processen te verbeteren. Dit vergt inderdaad afstemming tussen diverse departementen, maar daar mogen de burgers of cliënten geen last van hebben. Dat is eigenlijk de boodschap.

Dan nog een vraag van mevrouw Van der Graaf. Ik heb eigenlijk al toegezegd dat ik met een brief zou komen over die datarapportage: hoe ga je meten, hoe ga je evalueren, hoe ga je de impact monitoren? Ofwel: bereik je wat je wil bereiken? Dat is op zichzelf een volstrekt logische methodiek. Ik heb dus al een brief toegezegd. In die brief ga ik in op hoe wij denken dat je dit inderdaad effectief kunt meten, zodat we, als we hierin gaan investeren omdat we dit als een probleem zien, op de goede manier meten en zodat dat dan ook door de Kamer beoordeeld kan worden. Volgens mij is dat de essentie van uw vraag. Als ik dat zo mag zien, kan ik dat dus toezeggen.

De voorzitter:

Dank aan Staatssecretaris Knops. Dan ga ik naar Staatssecretaris Van Ark, volgens mij primair om de moties te appreciëren.

Staatssecretaris Van Ark:

Ja, dat klopt, voorzitter. Misschien kan ik ook nog even aangeven dat ik, zoals ik ook in de eerste termijn aangaf, wanneer de resultaten gereed zijn van het onderzoek dat we nu doen naar het wml, de Kamer daarover zal informeren.

Ik heb drie moties ontvangen. De eerste motie, de motie op stuk nr. 59 van mevrouw Özütok, gaat over het flankerend beleid om armoede tegen te gaan. Even kijken, hoor. Ik geef die motie sowieso oordeel Kamer, maar ik wil dat wel met de juiste duiding doen. Het is echt ons beleid dat we wat we voor Europees Nederland organiseren, ook willen vertalen naar Caribisch Nederland, uiteraard rekening houdend met de lokale omstandigheden. Deze motie geef ik oordeel Kamer.

Dan de tweede motie, de motie op stuk nr. 60 over de economische zelfstandigheid van vrouwen. Dat onderwerp ligt ook mij na aan het hart. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik met een werkgroep ga verkennen hoe ik de economische zelfstandigheid kan verkennen en ook overleg kan voeren met de collega van OCW in verband met diens verantwoordelijkheid voor vrouwenemancipatie, dan geef ik de motie oordeel Kamer.

Voorzitter. Dan de derde motie van mevrouw Özütok. Die gaat over de kinderopvang. Mag ik de motie zo interpreteren dat ik er zorg voor draag dat de toegankelijkheid gegarandeerd is, ook voor arme gezinnen? Dan heb ik het over structurele situaties, waarbij ik zou willen aantekenen dat op dit moment het openbaar lichaam middelen uit de vrije uitkering inzet voor kinderopvang. Dat nemen wij straks voor een groot deel over. Dat valt dus vrij. Dat kan het openbaar lichaam inzetten in die gevallen waarin zij zien dat door armoedeproblematiek de kinderopvang niet toegankelijk zou zijn. Als ik de motie zo mag opvatten, dan geef ik de motie ook oordeel Kamer.

De voorzitter:

Driemaal oordeel Kamer!

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik kan mij uitstekend vinden in de wijze waarop de Staatssecretaris de moties interpreteert. Dank daarvoor.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Dan zou ik eigenlijk nog maar één ding willen zeggen: veel dank, many thanks en masha danki!

De voorzitter:

Dank u wel. Goed gesproken, Staatssecretaris. Wij wensen u buitengewoon veel succes met het voorbereiden van de heer Van 't Wout op deze rol.

Ik zie dat er nog een interruptie is van mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb gevraagd om de toezegging om in een brief uitleg te krijgen over de financiering van de tijdelijke extra tegemoetkoming voor de onderstand. Hoe is dat nu precies financieel geregeld? Ik had gevraagd of dat in een brief kan worden uitgelegd, omdat het niet helder is uit welk potje het geld moet komen voor de tijdelijke extra financiering voor de onderstand als dat beneden dat minimum blijft.

Staatssecretaris Van Ark:

Dan zou ik toch graag wat verduidelijking krijgen. Als het gaat om het extra beroep op onderstand vanwege corona: dat monitoren we natuurlijk. Daarvan zien we dat het om enkele tientallen extra aanvragen gaat. Dat kan men behappen. Als het gaat om de langetermijnontwikkeling van de onderstand, dan is dat onderzoek naar de eventuele verhoging van het wettelijk minimumloon relevant. De uitkeringen zijn natuurlijk gekoppeld aan het niveau van het wml. Dat komt in het najaar. Dat zijn de twee zaken die ik heb aangegeven. Als ik op dat gebied nog iets extra's moet doen, dan verneem ik dat graag.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik zit daar ook niet echt heel technisch in, ondanks het feit dat ik het goed gelezen heb. Ik merk dat in de praktijk niet duidelijk is waar dat extra geld dan tijdelijk vandaan moet komen.

De voorzitter:

Mevrouw Diertens, kunt u misschien dan los van de technische termen aangeven over welk extra geld u het heeft?

Mevrouw Diertens (D66):

Ik bedoel het geld voor de AOV, de extra financiering die tijdelijk mogelijk is omdat het nu beneden de onderstand is en die mensen nu eigenlijk geld nodig hebben. Dus die onderstandsuitkering is nu laag en zou aangepast moeten worden aan de reële situatie als men kijkt naar wat nodig is. Er is vanuit de regio een normbedrag genoemd. Er is gevraagd of dat tijdelijk opgetrokken kan worden. Ik heb daarop het antwoord gekregen: dat kan het openbaar lichaam zelf bepalen; het kan zelf bepalen of het daar geld voor gebruikt dat is overgebleven. Maar het openbaar lichaam zegt: dat zijn potjes waarmee wij geen inkomenspolitiek mogen bedrijven, dus het is voor ons heel moeilijk om dat voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:

Ik kijk even wat de Staatssecretaris hierover kan zeggen. Is het eventueel ook een mogelijkheid dat u zich bilateraal verstaat met het ministerie?

Staatssecretaris Van Ark:

Dat laatste kan natuurlijk altijd, ook als dit niet toereikend is. In de grote discussie over het regioplan en het bij elkaar brengen van de inkomens en de kosten zitten ook stappen ten aanzien van de onderstand. We hebben natuurlijk al een aantal gedachten gewisseld dat wij dat stapsgewijs doen. Daarnaast is het in het kader van corona, omdat je de stelsels van de sociale zekerheid niet een-op-een kunt doorvertalen van Europees Nederland naar Caribisch Nederland, aan het openbaar lichaam een extra budget voor armoedebestrijding gegeven. Er kan door het openbaar lichaam bekeken worden wat er nodig is, maar dat gaat inderdaad niet over het verstrekken van extra onderstand. Dat klopt, want dat is voorbehouden aan de unit, want die doet de inkomensondersteuning. Daarnaast is er wel vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken een budget van € 500.000 beschikbaar gesteld voor bijvoorbeeld voedselpakketten en meer stoffelijke goederen. Die middelen kunnen gebruikt worden. Ik hoop dat dit iets van een antwoord is. Anders is het wellicht ook mogelijk om daar bilateraal nog even op terug te komen.

De voorzitter:

Dank u wel, heel goed. Dan ga ik naar Staatssecretaris Blokhuis.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Ik heb nog één vraag genoteerd, althans een opmerking nog van de heer Van Dam over de loketgedachte en «mijn collega komt u zo helpen». Volgens mij zijn wij het helemaal eens met elkaar. Uw woorden zijn mij eigenlijk uit het hart gegrepen. Wij moeten de mensen in het Caribisch deel van Nederland niet de indruk geven dat we in schotten werken, niet samenwerken en naar elkaar blijven verwijzen zonder dat we een stap naar voren zetten. Waarom verwees ik naar de collega van JenV? Die vrijmoedigheid ontleende ik aan de gedachte dat er maandag al een debat is over rechtshandhaving in het Caribisch deel van Nederland. Dat is over een paar dagen. Ik heb inderdaad later in mijn beantwoording ook gezegd dat we de vragen vast gaan doorgeleiden, zodat we tempo maken.

Ik wil daar nog wel wat aan toevoegen. Wij gaan ook als bewindspersonen die een verantwoordelijkheid hebben voor dit deel van het Koninkrijk met enige regelmaat die kant op. Dan komt het voor dat er vragen op ons bordje komen die eigenlijk voor de verantwoordelijkheid van een collega komen. Dan kan de reflex weleens zijn: weet je, dan moet je bij die ander zijn. Ik wil graag beloven dat we een cultuur gaan proberen te organiseren waarin we dan gelijk gaan schakelen met Europees Nederland om het antwoord te krijgen, zodat we mensen daar niet in onzekerheid laten, maar zo snel mogelijk laten zien dat we integraal werken als kabinet, ook in het belang van de bewoners daar.

De voorzitter:

Dank u wel, Staatssecretaris Blokhuis. Dan kom ik bij Staatssecretaris Keijzer.

Staatssecretaris Keijzer:

Ik had nog twee vragen, één van de heer Van Dam over een stempel «hier bent u veilig», daar waar het aankomt op het virus. Er wordt gewerkt aan een Virus-Aware Seal als onderdeel van Good Travel. De organisatie Green Destinations is daarmee bezig. Er draait nu een pilot op de eilanden om te kijken of daarvoor interesse is bij hotels en vrijetijdsbedrijven ter plaatse. Als dat werkt, dan is de bedoeling daarvan uiteindelijk dat mensen weten dat alles eraan gedaan wordt om besmetting te voorkomen.

Tot slot vroeg mevrouw Van der Graaf nog aan mij om een toezegging dat ik mij in ging zetten voor het structureel maken van de financiële ondersteuning die er nu is op het gebied van energie en telecom. Ik kan beloven dat ik mij inzet om het daar beter te maken, maar de manier waarop, dat voert nu te ver. Er wordt nu namelijk in een werkgroep gekeken naar hoe we aan de ene kant het economisch fundament op de eilanden kunnen versterken en we aan de andere kant iets kunnen doen aan het kostenniveau van nutsvoorzieningen en telecom. Ik kan niet op de uitkomst daarvan vooruitlopen.

De voorzitter:

Er is een interruptie daarop van mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik hoor wat de Staatssecretaris zegt. Kan zij de Kamer toezeggen met een brief te komen waarin ze heel concreet, ook in de tijd, aan ons meedeelt wanneer we hier meer concrete stappen in kunnen verwachten? Want dit is gewoon het grote ding, hè? Hier ligt een enorme uitdaging.

De voorzitter:

Dit was ook de vraag waarbij mevrouw Van der Graaf zei: dan hoef ik geen motie in te dienen.

Staatssecretaris Keijzer:

En dan bedoelt zij de werkgroep die werkt aan de toekomst van Caribisch Nederland, uit de crisis vandaan, in relatie tot het versterken van het economisch fundament aan de ene kant en het verlagen van kosten van nutsvoorzieningen en telecom aan de andere kant? Als zij dat bedoelt, wil ik als daar op een gegeven moment een ei gelegd wordt, de Kamer uiteraard daarover informeren. Wat er uiteindelijk gaat gebeuren in de begroting voor volgend jaar, staat in de stukken voor Prinsjesdag.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik zoek gewoon naar welk perspectief we de bewoners kunnen bieden op de eilanden.

De voorzitter:

Mevrouw Van Ark vraagt het woord.

Staatssecretaris Van Ark:

Misschien ter ondersteuning van de collega, want in de voortgangsrapportage over het sociaal minimum, die dus heel snel komt, staat per kostensoort een tijdpad. Natuurlijk doen we niet alles vanuit SZW, maar worden de andere departementen die daarover gaan, aangehaakt. Het bruggetje tussen de Staatssecretaris en mevrouw Van der Graaf is misschien dat dit aspect, het tijdpad, terug kan komen in de voortgangsrapportage over het sociaal minimum.

De voorzitter:

Ik ziet dat dit inderdaad is waar mevrouw Van der Graaf naar zocht. Dat afbouwpad, zoals ik het dan maar eventjes noem, zit er dan ook in. Dank.

Staatssecretaris Keijzer:

Dan stel ik hier toch maar even vast dat de schoenen die gevuld moeten gaan worden, die Tamara van Ark hier achterlaat, grote schoenen zijn. Dank je wel voor de aanvulling en dank je wel voor al het werk dat je gedaan hebt en dat je ons scherp hebt gehouden op dit mooie onderwerp. Dank je wel!

De voorzitter:

En met die woorden gaan we met een lach en een traan mevrouw Van Ark nogmaals veel succes wensen, maar dat geldt natuurlijk voor het hele kabinet. Veel dank voor het feit dat wij hier een bal van staatssecretarissen in deze mooie Oude Zaal hebben gehad. Ik wens u natuurlijk veel succes bij uw belangrijke werk voor Caribisch Nederland. Het feit dat wij daar met elkaar deze middag aandacht aan besteden, is natuurlijk ook terecht in de richting van alle mensen op de eilanden die te maken hebben met die tien torens in Den Haag. Dank.

Ik zie de leden van de commissie Koninkrijksrelaties graag over 55 minuten weer in deze zaal terug voor de procedurevergadering. Meneer Van Dam niet, want die moet ongetwijfeld op vakantie om het goede voorbeeld te geven, waarvoor wij ook alle begrip hebben!

Sluiting 16.20 uur.

Naar boven