De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het Sociaal Huurakkoord tussen Aedes en de Woonbond afspraken
zijn gemaakt over huurverhoging, over huurbevriezing en over huurverlaging;
overwegende dat de afspraken uit het Sociaal Huurakkoord over huurverhoging in het
voorliggende wetsvoorstel worden verwerkt, maar dat de afspraken over huurbevriezing
en huurverlaging geen wettelijk grondslag krijgen;
overwegende dat huurders met lage inkomens die voor huurbevriezing of huurverlaging
in aanmerking willen komen hiervoor zelf een verzoek bij de corporatie moeten indienen
en de corporatie niet verplicht is om dit verzoek in te willigen;
van mening dat het onwenselijk is dat huurders die volgens de afspraken in het Sociaal
Huurakkoord in aanmerking zouden kunnen komen voor huurbevriezing of huurverlaging
hiertoe geen aanvraag indienen, omdat zij niet op de hoogte zijn van deze regeling
of vanwege bijvoorbeeld laaggeletterdheid niet in staat zijn om een aanvraag in te
dienen;
verzoekt de regering, om in overleg met Aedes, de Woonbond en met gemeenten te waarborgen
dat huurders in voldoende mate op de hoogte zijn van de mogelijkheden om een aanvraag
tot huurbevriezing en/of huurverlaging aan te vragen;
verzoekt de regering voorts, binnen een jaar na invoering van het voorliggende wetsvoorstel
te evalueren of en hoe er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden om huurbevriezing
en huurverlaging aan te vragen en te inventariseren hoe corporaties met deze verzoeken
omgaan, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Smeulders
Beckerman
Nijboer