Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 mei 2021
Naar aanleiding van het verzoek om een debat, voorafgegaan door een brief, door het
lid Tjeerd de Groot in de regeling van werkzaamheden van 11 mei jl. (Handelingen II
2020/21, nr. 74, Regeling van Werkzaamheden) informeer ik uw Kamer over het windpark
Ten noorden van de Waddeneilanden. In de eerste week van mei zijn er schriftelijke
vragen gesteld door de PvdD en de PvdA. De aanleiding hiervoor is het voorkeursalternatief
(VKA) tracé Eemshaven West dat onder Schiermonnikoog doorloopt, zoals gepubliceerd
op 12 januari 2021. Op 9 april 2021 (Kamerstuk 35 092, nr. 26) bent u hier naar aanleiding van vragen tijdens het Wetgevingsoverleg Wind op Zee
van 1 februari jl. (Kamerstuk 35 092, nr. 24) nader over geïnformeerd. De keuze is gemaakt op basis van de integrale effectenanalyse
(IEA), de ingediende reacties en de adviezen van de regionale overheden, Rijkswaterstaat
en de Commissie voor de milieueffectrapportage.
Middels deze brief informeer ik u kort over de stand van zaken van het project. Ik
informeer uw Kamer in juni nader over dit onderwerp, waarbij ik ook in zal gaan op
de door u gestelde vragen en het verzoek in de Regeling van Werkzaamheden van 11 mei
jl.
Het tracé van windpark Ten noorden van de Waddeneilanden draagt een moeilijk dilemma
in zich. Deze verbinding zorgt ervoor dat 700MW van windpark Ten noorden van de Waddeneilanden
aan land wordt gebracht. Hiermee geven we invulling aan de doelstellingen voor 2030
in de Klimaatwet en het Klimaatakkoord. Deze verbinding doorkruist echter ook een
waardevol en kwetsbaar natuurgebied; het UNESCO Werelderfgoed de Waddenzee. In lijn
met de Agenda voor het Waddengebied 2050 zoeken we in samenwerking met de regio naar
de balans in doelen, lokaal en nationaal, nu en in de toekomst.
Dit gezamenlijke proces heeft in januari van dit jaar geresulteerd in het VKA Eemshaven
West. In de afweging hebben de beperkte fysieke ruimte in de Waddenzee en specifiek
op het oostelijk tracé samen met de toekomstige opgave voor wind op zee een belangrijke
rol gespeeld. Door nu een kabel via de westelijke route aan te leggen, blijft er in
de toekomst ruimte om via de oostelijke route windparken met meer vermogen en daarmee
zwaardere kabels, met naar verwachting meer impact op de natuur en landbouw, aan te
landen. Zo kan de kabel met de meeste milieu impact worden gebruikt op het minst kwetsbare
tracé.
In het programma Verkenning Aanlanding Wind op Zee 2030 onderzoeken we waar de zwaardere
toekomstige kabels zouden kunnen komen te liggen. Daarbij zoeken we naar slimme keuzes
met oog voor de balans met andere doelen zoals natuur en landbouw, nu en in de toekomst.
Er moet immers nog heel veel duurzame energie gerealiseerd worden.
Ik heb met de regionale partners in het Omgevingsberaad Waddengebied, de decentrale
overheden en TenneT afgesproken om het komende half jaar zowel te onderzoeken welke
verbindingen er in de toekomst door het Waddengebied nodig zijn als te bezien hoe
het aangewezen VKA voor Ten noorden van de Waddeneilanden past in dit brede beeld.
Parallel daaraan werken we aan een nadere uitwerking van het VKA Ten noorden van de
Waddeneilanden zodat we beter zicht hebben op het exacte tracé, de aanlegtechnieken
en de impact op de natuur en landbouw.
Daarbij wil ik benadrukken dat met de uitwerking van het VKA richting Ontwerp Inpassingsplan
en de bovengenoemde onderzoeken die worden uitgevoerd er het komende half jaar geen
onomkeerbare stappen gezet worden. Als in het najaar blijkt dat er goede redenen zijn
om het gekozen voorkeurstracé te wijzigen, dan neem ik dat in overweging. Randvoorwaarden
daarbij zijn dat de natuurwaarden in het Waddengebied niet onherstelbaar worden beschadigd
en de klimaatdoelen voor 2030 worden gehaald.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
B. van ’t Wout