Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 35059 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 35059 nr. 8 |
Vastgesteld 21 februari 2019
De vaste commissie voor Defensie heeft op 11 februari 2019 overleg gevoerd met mevrouw Visser, Staatssecretaris van Defensie, over:
– de initiatiefnota van het lid Van den Bosch d.d. 18 oktober 2018 over een ambitieus reservistenbeleid (Kamerstuk 35 059);
– de brief van de Staatssecretaris van Defensie d.d. 22 januari 2019 inzake reactie op initiatiefnota van het lid Van den Bosch «Een ambitieus reservistenbeleid» (Kamerstuk 35 059, nr. 4).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De griffier van de commissie, De Lange
Voorzitter: Aukje de Vries
Griffier: Mittendorff
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Van den Bosch, Bosman, Bruins Slot en Aukje de Vries,
en mevrouw Visser, Staatssecretaris van Defensie.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Welkom allemaal bij dit notaoverleg. Natuurlijk een speciaal welkom aan de initiatiefnemer, maar ook aan de Staatssecretaris, die vandaag zal optreden als adviseur; ik geloof dat we dat formeel zo noemen. Dat is een hele bijzondere rol en het is ook een bijzonder moment voor de initiatiefnemer, denk ik.
Ik wil maar snel beginnen. We hebben spreektijden met elkaar afgesproken. Voor de VVD is dat negen minuten en voor het CDA zeven minuten. Dat geldt voor de eerste en tweede termijn samen, inclusief tijd om eventueel moties voor te lezen, want die kunnen ook worden ingediend tijdens dit notaoverleg.
We hebben het vandaag over Een ambitieus reservistenbeleid, een initiatiefnota van de heer Van den Bosch. Als eerste geef ik het woord aan de heer Bosman van de VVD.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter, dank. Ik ken uw scherpte ten aanzien van spreektijden, maar als ik kijk naar de hoeveelheid mensen die hier zitten, denk ik dat we daar wel op een goede manier uit gaan komen.
Voorzitter. Allereerst complimenten aan de initiatiefnemer. Een initiatiefnota is altijd een hoop werk, niet alleen voor de initiatiefnemer zelf maar ook voor het team dat om hem heen staat. Er is heel veel tijd en effort in deze nota gestoken en dat zien we ook aan het resultaat dat er ligt. Er is met veel mensen gesproken en veel onderzoek gedaan. Klasse. Iedereen die wij spraken, is positief, of het nou tijdens de rondetafel was of in persoonlijke gesprekken met mensen, het bedrijfsleven of de reservist zelf. Ze zijn er enthousiast over dat dit wordt opgepakt en een plek gaat krijgen.
Het belang van Defensie, en zeker ook het belang van een goede vulling van de personele organisatie, is voor iedereen duidelijk. De reservist gaat daar zeker bij helpen. Het is een kans om mensen te betrekken bij Defensie en daarmee de samenleving Defensie in te trekken, maar ook Defensie de samenleving in te trekken. Het is een win-winsituatie en niet een zero-sum game. Er is wat discussie geweest, mensen vroegen zich af of dit ten koste gaat van de beroepsmilitair. Ik denk het niet. Ik denk dat dit juist een kans is om zo veel mogelijk mensen aan je te binden, misschien wel op een hele vroege leeftijd, en om Defensie zo in beeld te brengen.
Naar aanleiding van de inleiding heb ik een vraag aan de indiener. Als de indiener één land zou mogen kiezen dat blijkens zijn onderzoek echt een voorbeeld voor Nederland is, welk land zou dat dan zijn? Op basis waarvan maakt hij die analyse?
Werving is ontzettend belangrijk. We maken ons zorgen omdat er een tekort aan personeel is, zowel bij de beroeps als bij de reservisten. Maar we zien ook – dit bleek ook bij de gesprekken – dat de reservist een onderdeel kan zijn van de vulling van de beroepsorganisatie. We moeten het dus en-en zien: goede reservistenwerving kan leiden tot een betere vulling van de beroepsorganisatie.
Ik heb even gekeken op de website hoe je reservist kunt worden. Ik heb geprobeerd te kijken waar ik uitkwam. Dat is nog best weleens lastig. Ik kijk dus toch even naar de Staatssecretaris. In hoeverre ziet zij kans om het makkelijker te maken voor mensen die gewoon eens willen kijken hoe het werkt als reservist? Hoe kom je dan op de goede plek? We zien nog een enorme verkokering. Het is vaak óf luchtmacht, óf marine, óf landmacht, óf de marechaussee en dan specifieke functies. Hoe kun je het mensen makkelijk maken om gewoon die start als reservist te maken en daarna verder te gaan?
Dan de reservistenambassadeur. De Staatssecretaris was daar wat kritisch over, maar ik ben toch op zoek naar een mogelijkheid om de reservist in beeld te brengen. Want het is van belang dat je ook voor reservisten gaat werven. Het is belangrijk dat je dat onder de aandacht brengt, zodat mensen niet denken dat je alleen maar beroeps kunt worden, maar weten dat de reservist er ook is. Het is een andere doelgroep, met andere wensen.
Een klacht van de heer Heerts van de MBO Raad is dat hij om de haverklap mensen voorbij ziet komen, die iedere keer weer voor een ander onderdeel staan te praten. Het zou handig zijn als er duidelijkheid in de afstemming kwam en als er wat coördinatie zou zijn, ook vanuit het departement. Maar dan is het wel van belang dat de reservist specifiek bediend wordt en dat we niet alleen naar de beroeps kijken.
Het is ook van belang dat de reservistenwervers iedere collegezaal en het liefst ook werkplekken langsgaan. Defensie moet meer in beeld worden gebracht en daarmee ook de verschillende kanten binnen Defensie. De indiener heeft daarover gesproken. Ik ben heel benieuwd hoe hij dit precies bekijkt.
De Staatssecretaris was in haar brief niet enthousiast over de ambassadeur. Kan zij nog een keer toelichten waarom niet?
Dan de doorstroming. Kunnen we het reservisten makkelijker maken om door te stromen als beroeps? Krijgen zij een plus, in de trant van: joh, dat is toch wel heel makkelijk; we hebben jou al in beeld, je bent eigenlijk al onderdeel van Defensie? De Staatssecretaris geeft aan dat zij nog geen voorkeursbeleid wil ten aanzien van mensen die reservist zijn. Het wordt slechts informeel meegewogen. Dat vind ik toch jammer. Ik vind het een kans om tegen mensen die als reservist starten te kunnen zeggen dat ze een streepje voor hebben. Dat mogen we best benoemen, zonder dat je anderen tekortdoet. Een reservist is iemand die je al bijna in je organisatie hebt zitten, neem dat dus gewoon positief mee.
Er zijn zorgen over de trage keuring. De lange termijn levert afhakers op. Mensen denken vaak «ik ben heel lang bezig, misschien wel een jaar» en ze zeggen dan op het laatste moment «ik ben er nu eigenlijk wel klaar mee» of «ik heb opeens weer andere zaken». Ziet de Staatssecretaris een mogelijkheid om dat te versnellen, misschien met externe ondersteuning? Ik heb weleens gezegd: misschien moet je een reservist-arts gebruiken en die op zaterdag en zondag of op de avonden mensen laten keuren. De reservist zit vaak op een ander moment in zijn leven. Hij is aan het werk en zegt dan: moet ik ook nog vrij nemen voor de keuring? Welke kansen zijn er op dat punt?
In het rondetafelgesprek hebben we een discussie gevoerd over de functie-eisen. Moet je als reservist op specifieke functies en taken afgetest worden, omdat je niet voldoet aan de 40 keer opdrukken of de 1,5 kilometer hardlopen, terwijl we je keihard nodig hebben als cyberreservist? Ik begrijp dat we met een pilot bezig zijn. Commodore Boekholt had het daarover. Kan die worden uitgebreid, of wacht de Staatssecretaris de pilot eerst af? Kan de Kamer worden geïnformeerd over de uitkomst van de evaluatie van de pilot cyberreservisten?
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat was een mooi onderdeel van het rondetafelgesprek. Commodore Boekholt kon daarin op een hele goede manier aantonen waarom het bij cyberreservisten een meerwaarde heeft om op een andere manier te toetsen. We weten ook dat de Defensie Materieel Organisatie een hele slag te maken heeft in de inkoop. Volgens mij loopt er een succesvol traject om inkoopreservisten die graag het groene pak aan willen, naar binnen te halen. Is dat een van die terreinen waarvan de heer Bosman zegt dat je misschien moet kijken naar maatwerk bij de vraag of iemand het groene pak kan dragen? Je zult een inkoopreservist immers iets minder snel in het veld zien dan het geval is bij reservisten op andere terreinen.
De heer Bosman (VVD):
Eens. Laat dat duidelijk zijn. Ik vind wel dat we het militaire aspect niet uit het oog moeten verliezen. Als je militair wilt worden, dan moet er wel een onderdeel van het militaire aanwezig zijn. Ik kan me er nog in vinden dat je daarbij beperkt bent in uitzendingen. Ik heb er ook begrip voor dat je vanuit het militaire denken of militaire aspecten ingezet wilt worden. Maar daar moet wel een balans in zijn. Ik wil daar dus wel enige nuance in aanbrengen. Het is niet een carte blanche, waarmee je zegt dat je als reservist niet hoeft te voldoen aan de eisen. Daar ben ik het niet mee eens, want ik vind nog steeds dat een reservist die actief ingezet wil worden, die dat ook graag zelf wil en die misschien zelfs wel op uitzending wil, echt wel moet voldoen aan de eisen. We sturen geen mensen uit die niet voldoen aan de eisen. Het moet dan heel duidelijk specifiek voor mensen zijn die echt alleen in Nederland blijven.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik wil toch nog even terugkomen op de cyberreservisten, want commodore Boekholt gaf aan dat daar misschien ook reservisten tussen zitten die een bepaalde lichamelijke beperking of een andere beperking hebben. Ik hoor de heer Bosman nu zeggen dat er een balans moet zijn om te kunnen zeggen dat iemand nog militaire taken kan uitvoeren. Hoe ziet hij dat dan precies?
De heer Bosman (VVD):
Het gaat mij even om de totale populatie. Ik vind dat de reservist in het algemeen, zeker als militair, aan de eisen moet voldoen. Ik draai het dus om: als het gaat om specifieke kennis en vaardigheden die we anders niet kunnen benutten, maar die we wel van belang vinden binnen de militaire organisatie, dan vind ik dat we maatwerk moet kunnen leveren. Dat is dan in allerlei vormen: of je nou inzetbaar bent of niet inzetbaar, of je nou een geestelijke of een lichamelijke beperking hebt. Als die mensen in het militaire deel benut kunnen worden als reservist, dan ben ik daar een groot voorstander van. Maar ik wil het niet omdraaien. Ik wil niet zeggen: joh, de reservist hoeft daar niet aan te voldoen en dan zien we wel wie er nog op uitzending kan. Nee, dat zijn wel de uitzonderingssituaties, waar we zeker oog voor moeten hebben.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Bosman (VVD):
In het kader van de samenwerking met de werkgevers wil ik toch de heer Erik de Borst van de Landelijke Dienst Vervoer en Ondersteuning van Justitie noemen. Dat is een bijzondere man. Hij is zeer gepassioneerd. Hij is niet voor niks de reservistenwerkgever 2018 geworden, want hij heeft een goed verhaal. Hij zei het mooi: «Maatschappelijk verantwoord ondernemen is niet alleen duurzaamheid; het kan namelijk ook zijn dat je als bedrijf bijdraagt aan vrede en veiligheid.» Ik vind dat een heel mooie pijler, die hoort bij dat maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit blijft nog weleens onderbelicht, maar dit statement past volgens mij bij heel veel bedrijven, die nu ook zien dat de veiligheid in Nederland best wel onder druk staat. Het is belangrijk dat we werkgevers stimuleren om de samenwerking met Defensie te zoeken. De CEO van KPN, de heer Farwerck, omschreef het goed. Hij zei vanuit zijn KPN-verhaal dat werkgevers, ook vanuit hun rol, mensen niet moeten dumpen bij Defensie wanneer ze ontslagen worden. Hij zei: dat werkt niet; je moet mensen generiek, ongeacht hun toekomst, mogelijkheden bieden bij Defensie, maar ook andersom: Defensie moet ook kijken welke uitwisselingsmogelijkheden er zijn. Dat was specifiek voor KPN, maar het kan natuurlijk veel breder. Bedrijven moeten nadenken over de kansen over en weer. En nogmaals, ze moeten de win-win benadrukken en niet de zero-sum game. Is dat nu al een vaste manier van werken voor Defensie? Zijn er al contacten over en zo ja, hoe gaan die contacten?
De VVD is benieuwd naar de prikkels voor werkgevers. We hebben nu natuurlijk die mooie prijs. We zagen al een kleine competitie bij de rondetafelgesprekken. KPN wil die prijs echt wel halen. Het heeft serieuze ambitie om dat te doen. Dat is positief. Maar kunnen we bijvoorbeeld ook iets doen met een aanbestedingsprocedure? Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar? De wetgeving moet dat wel toestaan; dat snap ik. Maar kun je een bedrijf dat zich zo maatschappelijk verbindt met de veiligheid van Nederland een voordeel geven?
De informatie voor de werkgever moet beter. Daar hebben we ook discussie over gehad. Misschien kan er een heldere website komen met de mogelijkheden voor de werkgevers, waarop staat wat je als werkgever kunt bieden, wat Defensie kan bieden, en zeker ook hoe het zit met verzekeringen. Daar kom ik zo nog over te spreken. Maar het belang voor het midden- en kleinbedrijf is vaak lastig. De grote bedrijven zijn wel in staat om dat uit te zoeken, maar als je een bakker, een kapper of een garagebedrijf met vijf man personeel bent, is dat vaak lastiger. Is het dus mogelijk om ook te differentiëren naar de grootte van het bedrijf? Als je vijf man hebt, is het namelijk een hele andere discussie als je een of twee man kwijt bent als reservist. Hoe doe je dat? En hoe kan je mensen daarin ondersteunen?
De voorzitter:
Mag ik even een opmerking maken? We spreken hier natuurlijk voornamelijk over de initiatiefnota en de kabinetsreactie. Het is niet de bedoeling dat het alleen maar een debat met de Staatssecretaris is, want daar hebben we volgens mij aparte overleggen voor. Zou u er in uw verhaal dus wat rekening mee kunnen houden dat dit een notaoverleg is over een initiatiefnota en de kabinetsreactie?
De heer Bosman (VVD):
Ja, voorzitter, maar ik haal nu volgens mij de punten aan die in de kabinetsreactie staan. Daar ben ik serieus mee bezig. En volgens mij is het van belang dat we goede antwoorden krijgen.
De voorzitter:
Jazeker. Dat wil ik ook heel graag. Maar we hebben ook nog aparte algemeen overleggen met de Staatssecretaris over reservistenbeleid. Als u dus blijft bij de kabinetsreactie en de punten die daarin staan: prima.
De heer Bosman (VVD):
Dat was wel mijn plan. Ik ben het namelijk heel erg eens met de nota van de heer Van den Bosch. Dan zou het notaoverleg heel kort worden. Dat zou jammer zijn. Dat zou een gemiste kans zijn. Ik zie dus ook wel kansen voor de Staatssecretaris om hier te shinen, om hier een mooi verhaal van te maken. Ik ben ervan overtuigd dat dat prima kan. Maar ik zal mij verder zeer beperken tot datgene wat voor de nota van belang is – in het belang van Nederland, zal ik maar zeggen.
Dan de samenwerking met het onderwijs. De heer Pieter Duisenberg – we kennen hem nog goed – had een mooi statement: studenten zijn goed voor de krijgsmacht, maar de krijgsmacht is zeker ook goed voor studenten. Zij zijn zeker een hele goede pool om aan te boren als het gaat om reservisten. Ik las in de nota van de heer Van den Bosch dat in Canada 40% à 45% van de reservisten student is. Het zou een mooi verhaal zijn als we dat ook in Nederland zouden kunnen krijgen. Ik zie daar wel beweging in, maar volgens mij is «onbekend maakt onbemind» zeker een punt van zorg. We krijgen signalen dat het soms wel goed gaat en soms ook niet. De heer Duisenberg was daar wat stelliger in. Hij zei: het valt best mee; er wordt goed gezorgd voor de reservist die iets wil. Maar mijn vraag is in hoeverre het mogelijk is voor de Staatssecretaris om met het Ministerie van OCW te overleggen over de vraag hoe we dat nou beter onder de aandacht kunnen brengen. Ik snap dat we dat niet wettelijk vast kunnen leggen, maar een goed gesprek over de beeldvorming en de mogelijkheden zou mooi zijn. De heer Duisenberg bood een gesprek aan tussen de decanen, de Landelijke Kamer van Verenigingen en Defensie. Wil de Staatssecretaris die handschoen oppakken en in ieder geval dat gesprek aangaan om te kijken hoe we de reservisten goed op hun plek kunnen krijgen?
De heer Duisenberg had ook een goed punt over microcredentialing, waarmee studenten certificaten kunnen krijgen die kunnen worden verzilverd. Kan de Staatssecretaris kijken of Defensie daar meer gebruik van kan maken? Misschien kan in overleg bekeken worden wat dan handig is, zowel voor Defensie als voor het onderwijs.
De heer Heerts vroeg namens de MBO Raad of de Staatssecretaris in gesprek kon gaan met OCW, zodat ze bij vertrek van die jongelui uit het mbo een folder mee kunnen geven om het reservist zijn te benadrukken en ook op dat punt in ieder geval de kennis en kunde van die jongelui te verbeteren.
In de nota zijn verschillende voorbeelden gegeven van hoe je mensen kunt behouden. Verschillende landen hebben daar allerlei verschillende oplossingen voor. In de rondetafelgesprekken is dat ook naar voren gekomen. Is het een idee om iedere beroeps die afzwaait te verplichten om reservist te zijn? Dat was vroeger het geval; als je afzwaaide, zeker als dienstplichtige, was je ook nog een tijdje reservist. Ik kan me voorstellen dat daar beperkingen aan zitten en dat het een tenzij-optie is, maar wordt daarover nagedacht? En wordt er ook over nagedacht hoe we het aantrekkelijker kunnen maken? Zijn er kansen om mensen mee te nemen naar het buitenland, op uitzendingen, maar ook om ze privileges te geven? Denk aan interne opleidingen, al dan niet vergoed, en visitekaartjes. Er is vaak ook discussie over de vraag of mensen gebruik kunnen maken van de auto's die beschikbaar zijn bij Defensie. Daar wordt vaak ook moeilijk over gedaan: «Je bent maar parttime.» Hoelang mag je dan die auto gebruiken? Ook parttime? Of kan je die dan gewoon gebruiken?
Ik kom op de rechtspositie en ethiek. Het is van belang dat de rechtspositie gelijk wordt. We hebben daar een discussie over gehad. Meneer Van de Ven zei het heel duidelijk: eigenlijk moet het niet uitmaken of je reservist bent of beroepsmilitair. Het gaat erom dat je een contractaanstelling hebt. Het enige wat verschilt, is de tijd. Een reservist die fulltime aan het werk is, heeft soms iedere maand een ander salaris dan de beroepsmilitair en moet dan iedere keer weer kijken: wat heb ik gekregen, kloppen alle componenten, moet ik het administratief afhandelen? Het zou helpen om daarmee te helpen.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het klinkt aan de ene kant heel sympathiek dat je het wat betreft rechtspositie gelijk wilt trekken. Maar aan de andere kant zie je ook dat reservisten op dit moment bijvoorbeeld een arbeidsmarkttoelage krijgen, omdat ze in het civiele leven een veel hoger salaris hebben dan als ze werkzaam zijn bij Defensie. Als je het over de hele linie gelijk gaat trekken, dan loop je wel het risico dat dit soort extra's wegvallen. Anders kun je niet zeggen dat de rechtspositie gelijk is. Hoe kijkt de heer Bosman daartegen aan?
De heer Bosman (VVD):
Het is altijd maatwerk. Zo krijgt men in allerlei vakgebieden toelages. Een arts krijgt een toelage. Een vlieger krijgt een toelage. Duikers krijgen een toelage. Die zijn er gewoon allemaal. Dat is voor het vaste personeel en dat kan ook voor het reservistenpersoneel. Dat risico zie ik dus niet. Maar het gaat mij om het basisinkomen. Een reservist zit naast een beroepsmilitair op hetzelfde kantoor, doet hetzelfde werk en doet dat dezelfde tijd. Dan kan het niet zo zijn dat de beloning niet gelijk is. Daar gaat het mij om. Op die manier wordt daar invulling aan gegeven. Als je vindt dat je specifieke mensen voor specifieke taken moet binnenhalen en als je daarvoor op de krappe arbeidsmarkt moet gaan kijken, dan lijkt het me niet meer dan logisch dat je daar dan een toelage bij geeft.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Mijn indruk is dat in principe die instrumenten er nu al zijn. Er is een arbeidsmarkttoelage. En als een luitenant als beroeps op een majoorsfunctie komt, dan zijn er mogelijkheden om hem een hoger salaris te betalen. Ik ga er eigenlijk van uit dat het voor reservisten niet veel anders is. Het klinkt op zich sympathiek, hoor, maar waar zit nu precies het pijnpunt waar de heer Bosman op doelt? Dan is ook iets duidelijker waar dan de reparatie moet plaatsvinden.
De heer Bosman (VVD):
Het is puur de administratieve afhandeling. Neem een luitenant-reservist die administratief zit naast een andere luitenant, een beroeps. Ze hebben hetzelfde salaris, alleen de luitenant-reservist krijgt dan soms iedere maand een andere berekening omdat iedere keer de berekening net even anders is of omdat de maand iets langer of iets korter is. Maar het kan veel simpeler: je hebt hetzelfde aantal uren en hetzelfde werk, dus je krijgt hetzelfde geld. Het is dus niet zozeer dat je meer of minder moet verdienen. Het is de administratieve afhandeling, die vaak tot problematiek leidt. Dan moet de luitenant-reservist iedere maand kijken wat hij heeft gehad: is het hetzelfde, is het minder, is het meer en moet nog actie worden ondernomen om datgene wat er tekort is, toch terug te krijgen? Dat is eigenlijk meer de problematiek.
De voorzitter:
De heer Bosman gaat verder met zijn betoog.
De heer Bosman (VVD):
Er is gesproken over de verzekering. De heer Van den Bosch heeft dat ook aangekaart als een van de zorgpunten die de reservist er soms van weerhoudt om iets actiefs te gaan doen, zeker in uitzendingsgebied. Dat is een risico. Is de Staatssecretaris in gesprek met verzekeraars om te kijken of de verzekering daadwerkelijk de man of de vrouw ondersteunt als die op uitzending gaat? Daarnaast is er nog een discussie, en dat is een hele lastige. Als je als zeer succesvolle ICT'er op uitzending gaat als bewaker en er daar een probleem ontstaat, dan word je arbeidsongeschikt op basis van je werk bij Defensie als beveiliger. Natuurlijk krijg je dan volgens Defensie je arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaald als beveiliger. Maar als ik dan mijn werk als ICT'er niet meer kan doen, dan heb ik helemaal een uitdaging. Die problematiek is voor mij dus niet duidelijk, en voor heel veel mensen niet. Ik ben toch wel heel benieuwd hoe de Staatssecretaris daarnaar kijkt.
Ik kom op de zorgen over ethiek. Wat als belangen schuren, als je twee heren dient? Je gaat, bijvoorbeeld, als reservist op uitzending of wordt ergens tewerkgesteld. Dan zie je iets en denkt: «Hé, ik ben werkzaam bij een bedrijf dat adviseert over allerlei werkzaamheden. Ik zit hier nu als reservist, maar mijn bedrijf zou het ook kunnen doen.» Is er dan een code? Zijn er dan afspraken? Wie houdt daar toezicht op?
Tot slot, voorzitter. Hoe brengen we de reservisten onder de aandacht? Natuurlijk kunnen bedrijven en scholen heel veel doen, maar de overheid kan ook heel veel doen. We sturen de jongelui als ze 17, 18 worden nog steeds een brief. Dat is voor de dienstplicht. De opkomstplicht is opgeschort, maar ze krijgen nog steeds een brief dat ze worden ingeschreven voor de dienstplicht. Dat zou een heel mooi moment zijn, vindt in ieder geval de VVD, om ze in contact te brengen met Defensie, breder dan alleen «u bent ingeschreven voor de dienstplicht». Laat weten dat er opties zijn binnen Defensie, met name als reservist, maar natuurlijk ook als beroeps. Ze staan nog vrij jong in het veld en zijn vaak met andere dingen bezig, maar het zou een mooi moment zijn om te benadrukken dat de optie van reservist voor iedereen openstaat, ook als je aan het studeren bent, aan het werk gaat of dat soort zaken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Bruins Slot van het CDA.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Het CDA is altijd voorstander geweest van een goed en ambitieus reservistenbeleid. Ik wil beginnen met het geven van complimenten aan de heer Bosman en zijn beleidsmedewerker voor het goede werk dat er is gedaan.
De voorzitter:
Van den Bosch!
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Van den Bosch. Zei ik «Bosman»? Nou, Van den Bosch dus! Complimenten aan de heer Van den Bosch en zijn beleidsmedewerker voor deze initiatiefnota, want reservisten zijn echt een cruciale flexibele schil rondom de krijgsmacht. Je ziet dat hiervoor de afgelopen jaren altijd brede steun is geweest in de Kamer, maar de concrete stappen en het nog meer resultaten behalen gaan niet vanzelf, omdat er natuurlijk de nodige haken en ogen aan kleven. Daar heeft de heer Bosman ook al het een en ander over gezegd.
Eerder was het oud-minister Hennis die met een ambitieus tijdpad kwam voor te nemen maatregelen en te behalen doelen. Ze gaf in haar brief over het Total Force Concept eigenlijk precies aan wat ze wanneer wilde bereiken. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is hoe we op die planning zitten.
Een van de terechte aanbevelingen van de heer Van den Bosch is om beroepsmilitairen te stimuleren om reservist te worden. Mijn vraag aan de heer Van den Bosch is hoe hij dat wil bereiken. De Staatssecretaris onderschrijft dit terecht. Maar klopt het dat van de 4.000 afzwaaiers bij Defensie slechts 43 bereid waren om reservist te worden? Klopt dat aantal? Waarom is dat aantal zo laag? Wat kan de Staatssecretaris doen om dit te verhogen?
We hebben een goed rondetafelgesprek gehad. Daaruit kwam eigenlijk naar voren – de heer De Borst zei dat, maar ook een vertegenwoordiger van de reservistenvakbondorganisatie – dat bedrijven veel meer reservisten leveren dan de overheid. Het CDA vindt dat jammer. Vanuit het algemeen belang zou namelijk bij uitstek de rijksoverheid een goede leverancier van reservisten kunnen zijn. Ik wil graag van de heer Van den Bosch weten hoe hij daartegen aankijkt. Er zit ook veel kennis bij de rijksoverheid die Defensie kan gebruiken. Uit het rondetafelgesprek blijkt dat de rijksoverheid, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, niet echt actief meewerkt om het aantal reservisten te vergroten; ik zeg het even netjes. Het Algemeen Rijksambtenarenreglement werpt ook allerlei drempels op. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of ze dit met de Minister van Binnenlandse Zaken wil oppakken.
Een van de succesvolste maatregelen is het Defensity College voor hbo- en wo-opgeleide studenten. Zij werken naast hun studie een of twee dagen per week bij Defensie. Op de 150 plaatsen waren er 900 aanmeldingen. Dat is echt fantastisch. Maar Defensie heeft natuurlijk veel meer mensen nodig, ook mensen die vooral praktisch opgeleid zijn. Denk bijvoorbeeld aan ICT'ers en mensen vanuit de logistiek. Welke mogelijkheden zijn er om ook voor mbo'ers een Defensity College te beginnen, vraag ik de Staatssecretaris. Welke mogelijkheden zijn er dan om de leeftijdsgrenzen te verleggen? Want vaak is nu de eis dat je mbo-2 of havo hebt afgerond, terwijl voor een groot deel van de mbo'ers geldt dat ze vmbo kader of vmbo theoretische leerweg hebben gedaan. Hoe ziet de Staatssecretaris dit?
Zonet had ik al een interruptiedebatje met de heer Bosman over de inkoopreservisten. Dat is een van de voorbeelden waaraan je ziet dat er grote animo is voor een reservistenbeleid. Mensen willen graag bij Defensie werken om daar hun taak uit te voeren. Je ziet bij de cyberreservisten dat er een aanpassing van de fysieke eisen is om militair te worden. Ook bij de inkoopreservisten hoor ik geluiden dat het af en toe wel een beetje schuurt met de fysieke eisen die worden gesteld en datgene wat de inkoopreservisten zelf in huis hebben. Is het interessant om te kijken of datgene uit de pilot bij de cyberreservisten ook bij de inkoopreservisten zou kunnen? Ik zou graag een reactie van de heer Van den Bosch daarop hebben en ook van de Staatssecretaris.
Het volgende is het verhaal dat oud-militairen die met FLO zijn, niet meer kunnen dienen als reservist. Ik weet niet in hoeverre dat inderdaad klopt en daarom wil ik dat hier neerleggen. De vakbond VBM noemt een voorbeeld van een militair buiten dienst die een Ugm-uitkering ontving en door de landmacht gevraagd werd om in te springen tijdens een oefening. Er waren geen andere functionarissen op het terrein van de militaire gezondheidszorg met zijn kennis en kunde. Is het waar dat deze oud-militair die zijn collega's uit de brand wil helpen, definitief zijn of haar Ugm verspeelt, inclusief de daarbij behorende pensioenopbouw als hij weer als reservist aan de slag gaat? Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Ik heb hier nog een tweede vraag bij. Het CDA ziet hier wel mogelijkheden. Militairen buiten dienst kunnen soms als reservist terugkeren, bijvoorbeeld als het gaat om het beoordelen van oefeningen, althans als die reservist altijd operationeel aan de slag is geweest. Dit kan ook zijn om bijvoorbeeld gaten te vullen tijdens de opleiding. Ik wil graag aan de heer Van den Bosch vragen hoe hij tegen dat principe aankijkt en natuurlijk ook aan de Staatssecretaris.
Dan kom ik op wat de heer Bosman ook al aangaf. We hadden een rondetafelgesprek met onder anderen de heer Farwerck van KPN en de heer De Borst. Die gaven aan dat het van belang is dat er ook een prikkel voor de werkgever is. De heer Van den Bosch zei terecht dat het Engelse systeem met een bronzen, zilveren en gouden medaille wel interessant kan zijn. Zou het bijvoorbeeld niet ook zo kunnen zijn dat Defensie zelf bij de set van eisen bij aanbesteding aangeeft dat bedrijven die actief zijn op het gebied van reservisten, iets eerder worden meegenomen in de beoordeling? Het is lastig om dat aan de achterkant te doen, maar Defensie kan dat bij de aanbesteding wel in de set van eisen opnemen. Ik wil zowel van de heer Van den Bosch als van de Staatssecretaris weten hoe zij hiertegen aankijken.
Dan kom ik op de pilot Adaptief aan de grens van de marechaussee. Ik zie de Staatssecretaris al minzaam glimlachen. Dit is iets waar volgens mij echt wel ruimte in zit om flexibiliteit te creëren op Schiphol. We kunnen er daarmee voor zorgen dat de al overbelaste marechaussees af en toe wat verlichting krijgen. Hoe staat het daar nu mee? Welke positie kunnen reservisten daarin vervullen?
Ik kom langzamerhand tot een eind. Er is meer geld voor reservistenbeleid. Dat is een compliment waard. Tijdens de vorige kabinetsperiode was er namelijk wel ambitie, maar niet voldoende geld om het voor elkaar te krijgen. Dat hebben we goed met elkaar geregeld in het regeerakkoord. Toch geeft de Staatssecretaris in een reactie aan dat er keuzes gemaakt zullen moeten worden, gezien de capaciteit en de financiële middelen die beschikbaar zijn. Ik wil graag een toelichting van de Staatssecretaris hierop. Hoe ziet zij dat dan? Wat kan van wat er in de initiatiefnota bepleit wordt? De heer Van den Bosch wil ik uitdagen om een top drie te noemen. Dat moet een top drie zijn van de maatregelen in zijn nota waarvan hij zegt: als dat de komende jaren niet gebeurt, ga ik teleurgesteld weer terug naar huis.
Voorzitter. Nogmaals complimenten voor de heer Van den Bosch en zijn beleidsmedewerker voor het werk dat is verricht. Het is iets wat we vanuit de Kamer, zeker vanuit het CDA en de VVD, de afgelopen jaren echt altijd met kracht hebben bepleit. Er ligt hier nu een goed stuk en een reactie van de Staatssecretaris om daarmee verder te gaan. Ik zie uit naar de verdere uitvoering.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Ik kijk even naar de initiatiefnemer en de Staatssecretaris. Is een kwartiertje schorsen voldoende? Ja, dat is het geval.
De vergadering wordt van 10.29 uur tot 10.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering, het notaoverleg over een ambitieus reservistenbeleid. Dit is een initiatief van de heer Van den Bosch.
Ik meld nog wel dat mevrouw Belhaj van D66 en de heer Kerstens van de PvdA zich formeel hebben afgemeld, ook bij de initiatiefnemer. Het lijkt me goed om dat nog even te vermelden.
Nu is het woord aan de heer Van den Bosch voor de beantwoording. Daarna krijgt de Staatssecretaris het woord.
De heer Van den Bosch (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met de bedankjes. Allereerst bedank ik de Kamer voor de mooie reacties op deze nota en op de reactie van het kabinet. Daar ben ik ook heel blij mee, zeg ik via u meteen tegen de Staatssecretaris. Het is een mooi onderwerp. Ik dank ook mijn staf, zoals dat dan heet, mijn medewerkers. Een is er niet aanwezig. Dat is de heer Van Meel, maar die heeft een andere baan. Hij kijkt vast vanuit het departement via de televisie mee. De andere medewerker is de heer Serphos die hier heel veel werk voor heeft verricht. Misschien is het goed dat mee te nemen in mijn inleiding. Ik zal daarna heel concreet de vragen beantwoorden die aan mij zijn gesteld.
Een jaar geleden omstreeks deze tijd zijn wij gaan nadenken over de vraag of wij iets met reservisten kunnen doen, want ze zijn zo belangrijk. Ik ben nog een jonge vader, ik heb nog jonge kinderen en die praten dan met vriendjes. Ik merkte om mij heen dat tegenwoordig iedereen het over veteranen heeft. Iedereen weet tegenwoordig dat veteranen heel veel voor ons hebben betekend en betekenen, maar reservisten zitten niet in de haarvezels van heel veel mensen in dit land.
Dan ga je er eens naar kijken en je gaat als portefeuillehouder met reservisten praten. Dat zijn wij gaan doen en dan vooral luisteren. Het veld ingegaan, zoals dat heet. Dan merk je dat er bij de mensen die dit doen heel veel enthousiasme is. Wat dat betreft is er geen verschil met beroepsmilitairen, merk ik wel. Het is ook een soort mentaliteit: wij vinden het geweldig om dit te doen, wij zijn hier trots op, wij doen het omdat wij het leuk vinden maar ook omdat we gemotiveerd zijn door het onderwerp. Je merkt wel dat zij tegen zaken aanliepen. Ze zeiden weleens: kunnen wij niet meer... Studenten die dan zeiden: wij kunnen niet want wij hebben tentamens. Dat soort dingen allemaal.
Daarom zijn wij praktisch gaan kijken hoe wij het voor deze groep, die paar duizend reservisten, nog aantrekkelijker kunnen maken dan alleen maar door hun mentaliteit die goed is. Als je daarover gaat nadenken, kom je vanzelf bij de vraag hoe wij het woord «reservist» überhaupt meer duiding geven in deze samenleving. Dat was eigenlijk de tweede oplossing. Ook daar kom ik met ideeën voor, want dat is ook best nog nodig. Daarbij zeg ik dat wij al hartstikke veel doen, maar er kan altijd meer.
Er speelt nog een derde punt mee. Het beroepspersoneel bij Defensie is belangrijk, het burgerpersoneel bij Defensie is belangrijk, maar reservisten zijn dat ook. Het is wat dat betreft win, win en win. Laten wij nu eens bekijken hoe wij deze groepen kunnen aanvullen. We leven in een samenleving waar niet alleen Defensie, maar ook onderwijs en de zorg enorm veel mensen nodig hebben. De bevolkingsgroei explodeert niet zodanig dat dit de komende jaren even gemakkelijk wordt opgelost. Dus ik denk dat het ook voor Defensie heel belangrijk is om naast het aantrekken van nieuw beroepspersoneel en burgerpersoneel, ook een behoorlijke groep reservisten te hebben waaruit ze kunnen werven en die hun werk kunnen doen.
Dat is een beetje hoe het is gegaan. Uiteindelijk is in de zomervakantie terwijl u allemaal aan het strand lag, deze prachtige notitie gemaakt. Sommigen lagen natuurlijk niet aan het strand. Als je in Zeeland woont, lig je volgens mij altijd aan het strand. Dat is even een tussendoortje. Ik maak het nu heel persoonlijk, maar dat mag.
Voorzitter. Dat is zo'n beetje hoe wij hiertoe zijn gekomen. Wij hebben de notitie geschreven. Wij hebben daar vijftien punten in genoemd waar wij tegen aanliepen. Ik zie dat het kabinet daar heel positief op reageert. Ik begrijp ook best wel dat het niet allemaal meteen morgen kan; dat straalt deze notitie ook uit. Er moet heel veel bij Defensie gebeuren, dat weten wij allemaal, maar dit is wel een punt waar wij de komende jaren volgens mij heel hard aan kunnen gaan werken. Ik kom zo bij de vraag van mevrouw Bruins Slot nog even op de top drie terug, maar het is wel goed dat wij dit inzetten en dat wij hieraan gaan werken.
Het kabinet reageert hier heel positief op en de Kamer reageert er positief op. Ik heb een paar Kamerleden gesproken die hier niet bij konden zijn en daar kreeg ik dezelfde reacties van. Volgens mij is de belangrijkste winst van vandaag dat wij het over zo veel dingen eens zijn met elkaar. Dat is misschien ook wel het mooie van dit vak, van dit ambt in de politiek. Dat komt niet elke dag voor in dit gebouw, maar hier hebben wij elkaar kunnen vinden en staan de neuzen in dezelfde richting, als ik het zo mag zeggen. Dat doen we uiteindelijk omdat wij dat voor deze mensen belangrijk vinden, maar ook omdat wij het voor Nederland belangrijk vinden dat ze er zijn.
Dat even als inleiding, voorzitter. Ik ben bang dat ik een halfuur doorga, maar het moet toch even uit het hart komen. Ik ga gewoon op een paar vragen in, en dan kom ik vanzelf op wat dingen terug.
Ik begin met de heer Bosman. Hij vroeg welk land ik nou een voorbeeld vind. Ik vind dit altijd best wel moeilijk. Als je dit bestudeert, dan zie je dat er heel veel plekken in de wereld zijn – bij wijze van spreken tot aan Nieuw-Zeeland toe – waar interessante dingen gebeuren. Mijn verhaal naar het kabinet zou zijn: ga nou gewoon eens kijken uit welke landen je de mooie dingen kunt halen. Want je hoeft niet altijd het wiel zelf uit te vinden. Leer, zeker van NAVO-bondgenoten, maar het mag bijvoorbeeld ook van Australië zijn. Daar doen ze zeer interessante dingen. Voor mij is dat Canada. Dat is wel heel persoonlijk en door mijn oogharen heen, zeg ik tegen de heer Bosman. Ik vind Canada een land dat iets Europees heeft. Het is toch weer een ander land dan zelfs Groot-Brittannië, dan Amerika, dan Australië. Er is toch een iets andere mentaliteit. Canada heeft een soort Europese mentaliteit. Je ziet hoe ze daar bijvoorbeeld omgaan met de opleidingsmogelijkheden voor reservisten en je ziet hoeveel studenten daar ook reservist zijn. Dus het werkt daar ook in de praktijk. Ik denk dat ze een beetje onze Europese mentaliteit hebben. Ik kan ook Zweden noemen. Dat land is ook een beetje vergelijkbaar met Nederland, qua sfeer, zou ik bijna zeggen. Daar zie je ook wel interessante dingen. Maar Canada noem ik dan toch: hoe ze met werkgevers omgaan, hoe ze met studenten omgaan. En nogmaals, het resultaat is daar ook heel mooi. Ik noem het toch altijd een beetje een libertair land, als ik dat mag zeggen. Wat dat betreft spreekt mij dat wel aan.
Een aparte ambassadeur voor reservisten. Ook daar was een vraag over. Ik zie de reactie daarop van het kabinet. Laat ik hier zeggen dat het mij niet zo gaat om het naampje. Het hoeft ook geen instituut te zijn dat we allemaal weer enorm gaan optuigen en waar weer mankracht in moet zitten. Ik begrijp best dat Defensie wel andere dingen aan zijn hoofd heeft dan dat allemaal weer te doen. Het gaat erom dat je moet proberen om de aspirant-reservist te bereiken. Dat is toch een andere pool dan die waar Defensie normaal naar kijkt. Ik zou dus voor het volgende willen pleiten. Denk nou eens na, ook op het ministerie, over de vraag hoe je met name de jeugd kunt benaderen. Met de jeugd moet je misschien toch maar beginnen. Maar goed, het geldt ook als je ouder bent, want wat maakt het uit? Als je 45 bent, is het misschien ook wel heel interessant om dit te doen. Dus laten we die groep niet vergeten. Hoe kunnen we hen nou benaderen?
Ik heb weleens het voorbeeld genoemd uit mijn eigen ervaring. Toen ik jong was, hadden we het helemaal niet over veteranen. Als je tegenwoordig onder de mensen een onderwerp noemt en hoe je er ook over denkt: een veteraan is bekend. Daar zijn we trots op. Daar hebben we respect voor. Ook bij scholen merk ik dat wel. Een veteraan voor de klas: dat werkt. Ik begrijp best dat dit niet een-twee-drie in te vullen is, maar daar zou je toch eens over na moeten denken. Hoe kunnen we de reservist nou op die plek brengen? Daar kunt u volgens mij nog eens goed met het onderwijs over praten. Ik zeg dat tegen de Staatssecretaris, maar ook tegen de Kamer. Hoe kunnen we dat invullen? Het bedrijfsleven staat er klaar voor. Dus dat is een beetje mijn bedoeling. Niet een instituut; dat hoeft helemaal niet. Misschien komt er op een gegeven moment een leuke reservist die in Nederland bekend is en die best eens wat vaker in een reclamespotje of in de krant wil. Wie weet. Misschien moet je daar ook tegen aanlopen. Boude spontaniteit mag hier best bij komen, maar het gaat er mij vooral om dat we jonge mensen – ook ouderen, maar laten we beginnen met de jonge mensen – gewoon bekend maken met het feit dat je reservist kan worden, dat dat heel mooi is en dat je daar ook best trots op mag zijn.
De vraag over maatwerk. Ik denk dat dat heel goed is. De Staatssecretaris gaat daar denk ik ook wel even op in. Het is door beide Kamerleden genoemd, ook door mevrouw Bruins Slot. Ik vond het heel interessant. Ik heb natuurlijk even op afstand naar de rondetafel gekeken en bijvoorbeeld de opmerking over cyberreservisten gehoord. Waarom zou een cyberreservist niet een beperking kunnen hebben op iets wat hij niet nodig heeft om een goede cyberreservist te zijn? Ik denk dat dat heel goed is. Volgens mij betreft dat vooral maatwerk. Ik denk dat beide Kamerleden heus wel vinden dat de eisen aan de militair natuurlijk moeten blijven. Je bent militair. Dan moet dat wel kunnen. Maar maatwerk lijkt mij heel goed.
Dan de vraag over het onderwijs. Ik zou zeggen: ga het gesprek met het onderwijs aan om een soort combinatie van studie en reservist in het leven te roepen: je studeert, maar je bent ook reservist. Ik ben er echt van overtuigd dat daar bij heel veel studenten heel veel behoefte aan is.
Ten slotte heeft meneer Bosman nog een soort van zestiende punt toegevoegd aan deze mooie nota. Ik noem het maar even: de mogelijkheid van reservist noemen bij de dienstplichtbrief. Ik kan me trouwens niet herinneren dat mijn zoontje, die nu 18 jaar is, zo'n brief over de dienstplicht heeft gekregen. Maar goed, dat ga ik hem nog eens vragen. Maar op het moment dat je de jeugd aanschrijft dat ze formeel nog onder de dienstplicht vallen, zou je daar natuurlijk een prachtige reclametool bij kunnen zetten: «Je kan ook reservist worden. Dat houdt dit in». En dan zeg ik er wel meteen bij dat het dan belangrijk is dat ze heel snel op de website kunnen kijken. Het betreft namelijk de internetgeneratie. Ze moeten heel snel kunnen kijken. Een nieuwsgierige jongen gaat dan meteen op internet kijken wat het inhoudt. Je moet snel kunnen zien wat het nou is en wat het nou inhoudt.
«Of meisjes», hoor ik mevrouw Bruins Slot buiten de microfoon zeggen. Ja, laat ik «jongeren» blijven zeggen. Graag zelfs meisjes! Ik ben mijn dochter ook al aan het werven, zeg ik tegen mevrouw Bruins Slot. En zij is pas 14 jaar, dus wat dat betreft komt het wel in orde. Maakt u zich geen zorgen: bij ons thuis is het heel goed verdeeld.
Dus prima! Wat mij betreft is dat een prachtig punt. Ik sta daar heel positief tegenover: hoe meer, hoe beter.
Dan vroeg mevrouw Bruins Slot: hoe wil je bereiken dat beroepsmilitairen reservist worden? Ik zou zeggen dat je dat niet alleen standaard moet vragen, maar dat je dat ook moet aanmoedigen door een «Je wordt reservist, tenzij je het niet wil»-regel in het leven te roepen. Dat doen ze in Frankrijk ook, en dat werkt daar blijkbaar. Dat zou dus mijn oplossing zijn: je wordt in principe gewoon reservist, en als je het niet wilt, geef je dat wel aan als je weggaat bij Defensie en stopt.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat was een vraag van de heer Bosman.
Ik vraag me af of die regel wel in alle gevallen zal doen opgaan, omdat militairen die vertrekken vaak ook met een reden vertrekken bij Defensie. Ik twijfel er dus over of je iedere militair direct moet verplichten om reservist te worden. Ik denk dat je hen wel kan wijzen op die mogelijkheid. Dus ik ben wat terughoudender als het gaat om de verplichting die de heer Bosman aangaf. Ik dacht: dat geef ik even aan, omdat er ook beperkingen kunnen zijn. Mensen worden bijvoorbeeld misschien minder snel militair, omdat ze niet aan die plicht willen vastzitten.
De heer Van den Bosch (VVD):
Dan is het woord «maatwerk» hier misschien ook van toepassing. Ik probeer daar in ieder geval over na te denken. Ik kan me voorstellen dat je iemand die niet met plezier weggaat, niet meteen vraagt om reservist te worden. Dat kan, dus je moet een beetje kijken hoe dat dan werkt. Maar ik denk dat iets meer druk erop helemaal geen kwaad zal kunnen.
Dan ga ik volgens mij wel naar u toe, mevrouw Bruins Slot. U vroeg naar de rijksoverheid als leverancier voor reservisten. Ik ben het daar helemaal mee eens. Toen ik het hoorde, was het voor mij ook wel even nieuw, moet ik eerlijk zeggen. Ik schrok daar toch wel weer van. Want er is natuurlijk heel veel nuttige kennis bij de rijksoverheid. Ik kan me het ook wel herinneren bij arbeidsmarktbeleid; als het gaat om mensen met een handicap, dan verwacht je in ieder geval van de rijksoverheid als werkgever dat die het voortouw neemt, als je het ook van het bedrijfsleven vraagt. Dat vind ik eigenlijk bij dit onderwerp ook. Dus ik sta daar helemaal achter. Ik denk dat het goed is dat we, u als Kamer, daar wat druk op zetten. Nou goed, de Staatssecretaris zal daar zelf ook nog wel op antwoorden. Ik zou bijvoorbeeld het volgende heel mooi vinden. KPN werd daarbij genoemd. Daar hebben ze intranet en daar kan je zo op kijken. Dat zou natuurlijk bij de rijksoverheid eigenlijk ook gewoon best mooi zijn. Volgens mij moet je het daar tegenwoordig namelijk vooral van hebben. Dus wat dat betreft zijn daar nog wel even stappen te zetten. En dat zeg ik los van de voorbeeldfunctie die je als rijksoverheid hebt, ook naar de werkgevers toe. Want als ik het dan zo mag zeggen: hoe kun je van werkgevers verwachten dat ze hun nek uitsteken, terwijl je daar als grootste werkgever van dit land niet een extra plusje op zet in je beleid? Dus graag. Het is een goed punt en daar moeten we met z'n allen nog maar eens goed achteraan gaan, denk ik. Ik ben ook wel benieuwd naar het antwoord van de Staatssecretaris.
Nou, ik heb eigenlijk al iets gezegd over die flexibele eisen omtrent bijvoorbeeld DMO en cyberreservisten. Er moet natuurlijk een basis zijn die klopt, maar laat ik het maar simpel zeggen – daar hou ik altijd van – het is helemaal niet erg als je als cyberreservist een klein buikje hebt. Maar of iedereen bij Defensie dat nou moet hebben, is een andere vraag. Bij de DMO zou dat misschien ook wel nog kunnen, maar laat ik het daar maar bij houden. Mensen begrijpen wat ik bedoel.
De heer Van den Bosch (VVD):
Dan moet daar naar mijn mening in ieder geval een oplossing voor komen, ook in materiële zin, met betrekking tot pensioen en dat soort dingen, zodat zo iemand dat kan. Ik kan me niet voorstellen dat dat in dit land, waar we heel veel kunnen regelen, om die reden, omdat iemand technische problemen krijgt, niet zou kunnen. Ik zou er dus erg voor pleiten dat we dat oplossen, maar die vraag speel ik ook even door naar de werkgever zelf, die naast mij zit.
Hoe kijk je aan tegen prioriteit bij aanbesteding als je werkgeversreservisten hebt? Ik vind dat heel goed, maar ik heb ook wel gemerkt dat het voor het mkb minder relevant is. Die zeggen juist: ga dat nou niet te veel doen, want daar krijgen we allemaal gezeur over; laat ons gewoon het werk doen. In het rondetafelgesprek kwam al naar voren dat het heel mooi zijn als er bijvoorbeeld in de defensie-industrie bepaalde prikkels in de Aanbestedingswet zouden zitten. In dit kader werd de regel in Engeland ook genoemd. Volgens mij kan er best veel. Ik heb dat anderhalf, twee jaar geleden meegemaakt met collega Knops, toen we die motie hebben ingediend. We moeten daar als Nederland ook een beetje in durven. Laat ik dat hier maar zeggen. Laten we dan alsjeblieft de randen van de Aanbestedingswet opzoeken om dit mogelijk te maken, want dat doen meer landen in Europa. Dus waarom zouden wij dat niet doen? En als dat helpt om bedrijven te prikkelen, graag zou ik zeggen.
Dan de top drie. Dat is altijd lastig, want ik vind ze eigenlijk allemaal zo mooi. Ik wil hier nog een keer zeggen dat we de nota niet zo hebben gemaakt dat we de Staatssecretaris of het kabinet de opdracht geven: gij zult meteen morgen dit! We hebben het heel ruim opgeschreven. Ga die gesprekken aan, ga kijken en zet het op de agenda. Ik begrijp best dat er soms financiële knelpunten zijn. Daar moeten we ook eerlijk over zijn. Er gebeurt veel bij Defensie. Die ruimte heeft het kabinet dus. Dan is het volgens mij aan de Kamer om in het komende jaar te kijken wat het kabinet gaat doen, wat het allemaal toezegt.
Mijn top drie zou eigenlijk zijn dat iedere jongere moet weten dat het kan, dat ieder bedrijf moet weten wat de mogelijkheden zijn en hoe het afspraken kan maken met Defensie, op een zo makkelijk mogelijke manier, en dat er geen knelpunten meer zijn met de opleidingen. Ik merk dat er vanuit de universiteiten wordt gezegd: het valt in de praktijk wel mee, want we leveren maatwerk en dan ga je met een decaan om de tafel. Laat ik wel zeggen dat ik van studenten andere geluiden heb gehoord. Dat zijn er maar een paar, ik heb er geen duizenden gesproken, maar de paar die ik heb gesproken, zeiden allemaal dat het toch wel lastig voor hen was. Als zij meekunnen op een grote oefening terwijl ze in die tijd een tentamen hebben, krijgen ze het niet voor elkaar dat ze dat tentamen bijvoorbeeld twee weken later mogen doen. Dus haal die knelpunten weg uit de opleiding! Ik heb gezien dat de universiteiten en ook het mbo daar heel positief op reageren, dus volgens mij is dat een mooie uitdaging.
Ik zeg tegen mevrouw Bruins Slot dat dit mijn top drie zou zijn, overigens zonder de andere punten tekort te willen doen. Ik zou het een prachtig resultaat vinden als we dat snel voor elkaar zouden kunnen krijgen, ook gezien de reacties in het veld.
Voorzitter. Ben ik iets vergeten? Laat ik eindigen met de volgende opmerking. Die mag ik nog wel even maken. Wat ik het mooie van dit onderwerp vind, is natuurlijk ook het hele maatschappelijk ondernemen. Welk bedrijf, welke overheid, zou hiertegen kunnen zijn, ook vanuit hun visie dat dit belangrijk is voor de maatschappij, belangrijk is voor vrede en veiligheid? Ik ben opgevoed met de Koude Oorlog. Ik zie dat er weer heel veel dingen terugkomen. Defensie wordt weer steeds belangrijker. Uiteindelijk doen we dat voor onze eigen vrede en veiligheid. En wat is er nou mooier, naast dat je het leuk vindt, naast dat je het misschien spannend vindt op zijn tijd, naast dat je andere mensen ontmoet in je leven, dan om dat morele kompas bij je te hebben? Daar zou ik toch mee willen eindigen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu over naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Visser:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de heer Van den Bosch en de heer Serphos. Volgens mij hebben zij hier heel veel werk aan besteed, ik denk niet alleen tijdens de zomervakantie maar ook daarna. Ik denk dat dat hartstikke goed is. Ik dank ook zowel de VVD als het CDA voor hun bijdrage. Dat zijn twee partijen die zich ook in het verleden nadrukkelijk voor dit onderwerp hebben ingezet. Ik heb ter voorbereiding van dit debat bekeken wat er in de Kamer in de afgelopen jaren over dit onderwerp gezegd is. De laatste keer dat we hier uitgebreid met elkaar over spraken, ging het minder goed. Vanwege allerlei bezuinigingen en dergelijke konden bepaalde oefeningen niet doorgaan. De Kamer trok toen zelf aan de bel: dat moet toch anders. Ik ben blij dat sindsdien heel veel stappen zijn gezet. Ik zie de initiatiefnota van de heer Van den Bosch en de bijdrage van de VVD en het CDA als een nadrukkelijke steun in de rug met een aantal hele concrete suggesties voor hoe we een aantal zaken beter kunnen doen. Er is gelukkig ook wat meer gebeurd. Voor degenen die niet meekijken, zeg ik dat ik wat folders heb meegenomen. Ik had gehoopt dat de zaal wat voller was. Dan had ik de folder «Mijn werknemer als reservist» persoonlijk kunnen aanbieden. Deze folder is bedoeld voor werkgevers in algemene zin. Voor de rijksoverheid, gemeenten, provincies en waterschappen hebben we een speciale folder ontwikkeld. Wat betekent het? Wat is de meerwaarde? Wat kun je doen? Het is goed dat er veel dingen gebeuren, maar het kan altijd beter. De heer Van den Bosch in zijn initiatiefnota en de Kamerleden in hun bijdrages hebben nadrukkelijk een aantal voorstellen gedaan.
Ik denk dat het goed is om op een aantal punten in te gaan. Gelukkig zijn we op een aantal onderdelen vooruitgegaan. Het aantal uren dat reservisten bezig zijn, neemt toe. In het rondetafelgesprek werd gesteld dat het aantal bij de landmacht is afgenomen. Dat klopt, maar er heeft een opschoningsactie plaatsgevonden. Er is nadrukkelijk bekeken wie er in het bestand zat en of die mensen überhaupt nog wilden. Wat kan er, welke inzet is er nog mogelijk? Bij alle OPCO's zie je dat het aantal uren van reservisten toeneemt. Je ziet daar ook verschillen. De heer Bosman noemde het verkokering, maar het is ook een bewuste keuze.
Bij de landmacht zien we de wet van de remmende voorsprong. Naar aanleiding van het opschorten van de dienstplicht is NATRES ontstaan. Je ziet dat men juist bij de luchtmacht en de marine heeft gekozen voor een andere opzet. Men heeft gezien dat je misschien heel specifiek moet kijken naar de kennis en kunde van iemand en dat je op basis daarvan iemand moet plaatsen. Dat heeft effect. Per krijgsmachtonderdeel worden andere keuzes gemaakt. Zo worden mensen die al een tijdje weg zijn bij de marine, weer benaderd in het kader van «Rejoin the Navy» of «Rejoin the Marines»: u bent al meer dan vijf jaar weg; heeft u misschien behoefte om terug te keren, als reservist of op een andere manier? Die ruimte willen wij OPCO's geven. Ze moeten zelf kijken wat past bij en wat wenselijk is voor hun krijgsmachtonderdeel. Je ziet daar gelukkig een stijging in. Zowel vanuit de krijgsmacht zelf als vanuit werkgevers is er meer aandacht voor gekomen. De heer Van den Bosch zei terecht dat het mooi zou zijn als het bij iedereen tussen de oren komt dat je reservist kunt worden. Bij de dienstplicht was er bij iedereen zichtbaarheid op Defensie. Je werd er immers mee geconfronteerd. Die zichtbaarheid is een van de belangrijke zaken die wij willen, ook met de Defensienota. Het gaat om zichtbaarheid en betrokkenheid bij de maatschappij. Mensen moet er trots op zijn en weten wat Defensie doet. De heer Van den Bosch zei dat de wereld er niet veiliger op is geworden. Reden te meer om inzichtelijk te maken wat Defensie allemaal doet.
Voorzitter. Ik ga in op de specifieke vragen, en dat zijn er nogal wat. Ik zal proberen om ze allemaal te beantwoorden. Ik begin met de heer Bosman. Hij zei: stel dat ik reservist zou willen worden, hoe ziet die website er dan uit? Nou, die kan beter. Dat geef ik eerlijk toe. Dit voorjaar, naar verwachting in maart, wordt de website aangepast. Er zijn al verschillen te zien tussen de krijgsmachtonderdelen. We proberen de website nadrukkelijk aantrekkelijk te maken. De heer Van den Bosch zei terecht: een jongere kijkt anders naar zo'n website dan mensen met een andere leeftijd.
De MBO Raad heeft volgens de heer Bosman gezegd: we worden een beetje gek van al die mensen die hier langskomen. De ene week komt de een en de andere week de ander, niet alleen vanuit Defensie maar eigenlijk vanuit wat ik maar «alle andere onderdelen» noem, bijvoorbeeld de zorg en de politie. Daar zijn mensen ook gewoon op zoek naar personeel. Defensie kende tot voor kort alleen centrale werving en we zijn nu nadrukkelijk begonnen met decentrale werving in Havelte en Assen. We doen dat juist om te kijken of dat werkt en welke manier het beste werkt. Daar moeten we een goede balans in zien te vinden, want aan de ene kant wil je juist ruimte geven aan de commandant, zodat hij kan kijken hoe hij decentraal kan werven. We hebben ook gezien dat dat werkt, want als juist de mensen die je kent hun verhaal vertellen en vertellen wat Defensie voor hen betekent, is dat belangrijk. Aan de andere kant wil je natuurlijk voorkomen dat de ene week de Landmacht komt en de andere week de Luchtmacht. We gaan kijken of we dat kunnen oplossen door een aantal praktische zaken uit te werken, bijvoorbeeld een accountmanagementsysteem, waarin het dan in ieder geval genoteerd wordt.
Ik roep dit heel makkelijk, maar ik geef hier direct bij aan dat het JIVC, het IT-bedrijf van Defensie, nogal wat aanvragen heeft liggen voor IT-zaken. Dat verschil zou er eigenlijk niet moeten zijn, want het is wettelijk geregeld, maar een van de belangrijke dingen is dat wij naar aanleiding van vragen van zowel de heer Bosman als mevrouw Bruins Slot over de rechtspositie en de verschillen tussen reservist en militair en de nota van de heer Van den Bosch, een analyse hebben gemaakt van de grote verschillen. Die analyse is eind vorig jaar opgeleverd en we zijn aan de slag gegaan om te kijken waar dat in zit.
Een van de belangrijke praktische zaken die naar voren komt, is het registratiesysteem voor reservisten en het vastleggen van de uren. Dat is een heel bureaucratisch systeem. De heer Bosman gaf het volgens mij al aan in zijn voorbeeld over het verschil per uur. Als je het hebt over hoe je het makkelijker kunt maken voor de mensen die zich inzetten voor Defensie, moet je kijken naar de ontzorging, zowel aan de werkgeverskant als aan de kant van de reservist zelf. Dat we dat makkelijker en heel praktisch maken is van de belangrijke dingen.
Het andere heeft te maken met de arbeidsvoorwaarden. Dan moet u denken aan het woon-werkverkeer. Een reservist heeft geen standplaats en hoe willen wij daar nou mee omgaan? Het klinkt allemaal heel makkelijk, maar ik kan u zeggen dat dit allemaal zaken zijn die rechtspositionele aspecten hebben. Dat betekent dat we het op dit moment met de centrales moeten gaan bespreken. We zullen een agenda maken voor wat wanneer en hoe.
De meest belangrijke wil ik nu al noemen en dat is dat wij eigenlijk af willen van de term «reservist», omdat het zo lijkt alsof die op de reservebank zit. We willen naar contractvormen waarbij je of fulltimemilitair of deeltijdmilitair bent. We willen dus naar een andere contractvorm. Om nog even in te gaan op de vraag van Bruins Slot hierover: we zijn nu dus aan het kijken welke contractvormen daar dan bij horen. We willen vanaf 1 juli een pilot gaan starten bij de Luchtmacht om te kijken of het werkbaar is en waar we in de praktijk tegen aanlopen. Maar we zullen dit ook met de centrales moeten gaan afstemmen, juist omdat het een grote rechtspositionele impact heeft. Die gesprekken moeten nog gaan plaatsvinden, maar we willen dus juist van dat onderscheid af. We willen ernaartoe dat je militair bent, of fulltime of in deeltijd. Dan heb je ook niet meer de discussie dat er verschillende regimes kunnen gelden of dat er onduidelijkheid over bestaat.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Een interessante ontwikkeling. Je ziet natuurlijk ook dat er een gesprek plaatsvindt over jonge vaders en jonge moeders, die nu beroepsmilitair zijn en aangeven dat ze eigenlijk in plaats van de traditionele vijf dagen vier dagen willen werken, omdat ze dan hun gezin beter draaiende kunnen houden. Komen zij dan ook in een soort deeltijdpositie terecht? Ik ben het er wel mee eens dat de naam «reservist» geen recht doet aan hetgeen zij inbrengen voor de organisatie, want ik heb meerdere mensen inderdaad horen zeggen dat het klinkt als «een reservebankspeler». Maar voor de reservist geldt volgens mij dat hij of zij niet verplicht kan worden op uitzending te gaan, terwijl we dat van de beroepsmilitair wel verwachten. Krijgen we dan een beroepsdeeltijd en een reservistdeeltijd? Hoe wil de Staatssecretaris met dat knelpunt omgaan?
Staatssecretaris Visser:
Dat is een van de aspecten die we zullen uitwerken als we weten waar we dan tegen aanlopen, maar ik herken heel erg wat mevrouw Bruins Slot stelt. We kijken er nu heel praktisch naar. Ik noemde al het voorbeeld van de Marine, omdat ik weet dat die er heel erg mee bezig is. In de tijd dat mensen jonge kinderen krijgen, bekijken ze daar of ze mensen eerder een walfunctie kunnen geven, zodat ze even wat lucht krijgen in die periode van hun leven. Dus nu wordt daar praktisch al mee omgegaan, maar het geldt natuurlijk breder. Dit hoort ook bij de uitwerking van die contractvormen. Daar hoort ook bij wat het betekent voor de beroepsmilitair die uitgezonden kán worden, want dat is natuurlijk de bijzondere positie van de militair: daar horen ook verplichtingen bij, wat die dan ook mogen zijn. Vandaar ook de noodzaak om dit met de centrales goed door te spreken en te kijken wat het concreet inhoudt. We beginnen klein en praktisch bij de luchtmacht om stappen te kunnen gaan zetten. Ook hierover kunnen we heel lang praten, maar het werkt waarschijnlijk beter als we kijken of er iets is waarmee we in het klein kunnen beginnen en dan kijken we waar we heel praktisch tegenaan lopen.
Voorzitter. Er zijn een aantal praktische vragen gesteld waar ik gewoon doorheen wil lopen. De heer Bosman vroeg naar de mogelijkheid om de keuringen te versnellen. Daar is hard aan gewerkt en daar wordt door reservistenartsen nadrukkelijk op ingezet. De winnaar van vorig jaar, overigens: het VU Medisch Centrum werd reservistenwerkgever van het jaar. Daar wordt nadrukkelijk ook van die kant op ingezet. Wij hebben ook in bredere zin gekeken wat het onderscheid is in de keuring tussen reservisten en gewone beroepsmilitairen. Dat onderscheid is opgeheven. Wij hebben sowieso het hele proces nog een keertje herijkt om te kijken of het sneller kan. Daarbij is het uitgangspunt dat het allemaal binnen maximaal acht weken moet gebeuren. We gaan ook kijken of de verklaring van geen bezwaar – die natuurlijk ook een belangrijk aspect daarin is – sneller kan. De vacatures die er zijn, worden ingevuld met reservisten als het gaat om keuringen. Het is stukken beter geworden, maar u zult vast soms nog klachten krijgen dat het te lang duurt. Maar er is extra capaciteit op gezet en de wachttijden nemen ook af.
Zowel mevrouw Bruins Slot als de heer Bosman had het over de functie-eisen. Wat kan er nog wel als je afvalt op de fysieke eisen die er zijn? De vraag van mevrouw Bruins Slot was: wacht u nou eerst de pilot af over cyberreservisten of gaat u ook breder kijken? Wat mij betreft gaan we ook breder kijken. We zijn in ieder geval gestart met de inkoopreservisten, zoals u zelf ook aangaf. Dat zijn er 30. Zij gaan deze week overigens allemaal collectief het keuringstraject in in Amsterdam. Het bijzondere is dat zowel voor de cyberkant als voor de inkoopreservisten de mensen zelf aangaven dat ze het volledige keuringstraject willen aflopen. Ze willen juist geen afwijkende eisen hebben. U ziet dus dat die mensen zelf nadrukkelijk het volwaardige traject doorlopen. Dat «volwaardig» is mijn interpretatie. We weten dat bij de cyberreservisten één persoon had aangegeven dat niet te hoeven, maar die wist ook op voorhand dat hij of zij er vanwege medische beperkingen niet doorheen zou komen. Maar je ziet, en volgens mij is dat in het rondetafelgesprek ook aangegeven, juist bij cyber dat je mensen hebt met bepaalde aandoeningen die heel goed meerwaarde kunnen hebben. We willen dan ook bij cyber en wat mij betreft ook bij inkoop een bredere pilot starten om te kijken wat daarin mogelijk is en of daarvoor echt fysieke eisen noodzakelijk zijn, ja of nee.
De heer Bosman (VVD):
Het is positief dat mensen die binnenkomen de lat echt hoog leggen en daarmee aan de slag gaan, maar ik wil de vraag even andersom neerleggen. Als dat het idee blijft en mensen denken dat ze altijd moeten voldoen aan de lat, dan ga je misschien een deel missen, mensen die je anders erbij had kunnen betrekken. Dus het is tweeledig. Zet je jezelf daarvoor open of ga je het actief benaderen? Zeg je: ik heb een specifieke doelgroep, hoe kom ik met die mensen in contact? Ik heb je eigenlijk wel nodig, ik snap dat je niet gaat voldoen, maar we gaan kijken hoe we daar toch een mouw aan kunnen passen? Komt dat maatwerk er, waardoor je die groep toch kunt aanboren, zonder dat mensen in den lande het idee hebben dat je altijd moet voldoen aan al die eisen?
Staatssecretaris Visser:
We doen juist die pilots om te kijken wat daar uitkomt en wat mensen zelf aangeven. Het is ook hoe ze het zelf beleven als ze mee willen doen. Ook voor onszelf levert dat punten op. Dat geldt ook voor mensen die uitvallen op basis van de fysieke eisen. Dan zeggen wij niet direct: we nemen afscheid van u. We kijken altijd wat men dan nog wel kan, juist omdat we die flexibiliteit willen behouden. We denken ook dat er mogelijkheden zijn wat dat betreft.
Dan was er ook een vraag, zowel van mevrouw Bruins Slot als de heer Bosman, over het aanbestedingsbeleid. De heer Van den Bosch zei zelf al: let daarbij wel op het mkb, het midden- en kleinbedrijf. Dat herken ik en eigenlijk vind ik het een hele goede suggestie, juist omdat maatschappelijk verantwoord ondernemen ingeburgerd is. Duurzaamheid staat volgens mij tegenwoordig in iedere aanbesteding die je ziet. Duurzaamheid hoort bij mij niet alleen als het gaat om de omgeving, maar juist ook als het gaat om de mensen. Volgens mij kunnen wij daar meer uithalen. Ik wil er wel met gezond verstand naar kijken, precies de kanttekening die de heer Van den Bosch ook noemt.
Ik was vorige week maandag bijvoorbeeld bij Rheinmetall. Daarmee is door de landmacht een overeenkomst getekend als het gaat om adaptieve krijgsmacht. Aan de ene kant zit dat op het onderhoud, dus gewoon het materieel en hoe we daarmee omgaan, en de monteurs van dat bedrijf. Ik noem nu even dit bedrijf als voorbeeld, maar er zijn veel meer bedrijven waar we dit mee doen. Bijvoorbeeld logistieke bedrijven zoals DSV; ik kan een hele rij opnoemen, zodat ik niet het verwijt kan krijgen van reclamemaken. Aan de andere kant wijzen we nadrukkelijk op de mogelijkheid om reservist te zijn en kijken we bijvoorbeeld naar een thema als wounded warriors. Dus dat is iets wat je in dat soort bedrijven kunt doen als het gaat om de samenwerking en aanbestedingen. Wat mij betreft gaan we ook voor contracten die een wat langere termijn hebben. Dat zie je ook bij het materieel, daar sluiten we contracten af met een doorlooptijd van tien jaar, ook als het gaat om het onderhoud. Wat mij betreft horen dit soort vraagstukken erbij.
Ik trek het breder, niet alleen reservisten, maar ook de vraag wat je daarin voor elkaar kunt betekenen. We gaan dus kijken wat we daarop kunnen doen. Ik denk dat dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid is met het bedrijfsleven. Ik zie dat ze die verantwoordelijkheid ook willen nemen. Dus ik denk dat daar kansen zitten waar we naar kunnen kijken.
De heer Bosman vroeg ook hoe de samenwerking met het midden- en kleinbedrijf beter kan. 6 december vorig jaar is er een grote bijeenkomst geweest in de Malietoren met het bedrijfsleven. Zowel het grote bedrijfsleven als het midden- en kleinbedrijf was daarbij vertegenwoordigd. Daar hebben we juist gekeken wat we de komende periode actief met elkaar kunnen oppakken en hoe we beter kunnen experimenteren in het kader van inzet van reservisten en een adaptieve krijgsmacht. Overigens is een groot deel van de reservisten die we nu hebben, afkomstig uit het mkb. Het is dus niet zo dat alleen de grote bedrijven vertegenwoordigd zijn. Wij zijn in gesprek met MKB-Nederland om te kijken wat we nog meer kunnen doen. Dat doen we vanuit het bedrijfsplatform dat is ingericht. Het had een wat slapend bestaan, zeg ik even oneerbiedig. Hoe kun je dat nieuw leven inblazen, waarbij het voor beide partijen meerwaarde heeft? Dat is volgens mij de kern. Zo moeten we de gesprekken aangaan, zodat het ook voor het mkb meerwaarde heeft om dat te kunnen doen.
De heer Bosman (VVD):
Is dat het totale deel over het mkb? Er is namelijk wat zorg in het midden- en kleinbedrijf over hoe informatie gemakkelijk gevonden kan worden. Als je 100 man personeel hebt, kun je dingen laten uitzoeken, maar als je 5 man hebt, is het effect op je bedrijfsvoering heel anders. Ze hadden het over een soort toolbox waarmee je als werkgever heel makkelijk op de website kunt vinden wat het voor consequenties heeft voor een bedrijf met bijvoorbeeld 5 personen, 80 personen of 300 personen, dus allemaal verschillende problemen en oplossingen.
Staatssecretaris Visser:
Zoals u hebt kunnen lezen in de reactie op de nota van de heer Van den Bosch, willen we voordat we dingen gaan ontwikkelen, de ondernemers met een enquête gaan bevragen waar ze concreet behoefte aan hebben. Het is terecht wat de heer Bosman zegt. Ik denk dat het goed is om meer op maat gesneden informatie te kunnen leveren. Maar ik denk dat het ook goed is om te kijken waar die informatiebehoefte dan precies zit. Wellicht komen er dan ook nog heel andere zaken naar voren. Dus we willen kijken hoe we de enquête kunnen uitzetten en hoe we een goede respons kunnen krijgen voor een concreet aantal handvatten richting bedrijfsleven. Dit doen we uiteraard via het bedrijvenplatform waarbij eigenlijk alle vertegenwoordigende organisaties van het bedrijfsleven zijn aangesloten
De heer Bosman (VVD):
Dat is positief, dat had ik ook gelezen. Maar er waren al een paar concrete zaken die het midden- en kleinbedrijf wilde aandragen in het kader van die toolbox. Ik zou het jammer vinden als we nu in een verhaal stappen waarbij we een enquête gaan houden en gaan kijken wat het bedrijfsleven wil, terwijl er al wel een aantal quick wins te behalen zijn om het snel neer te zetten. Dat er daarnaast nog veel meer zaken zijn die je uit het midden- en kleinbedrijf kunt halen, snap ik, maar zo'n makkelijk bereikbare toolbox, waarmee je heel snel kunt vinden wat je wil, zou toch wel een heel mooie stap zijn. Daar hebben ze een aanbieding voor gedaan: joh, we willen best in gesprek, want we hebben een paar concrete zaken die handiger zouden kunnen. Ik snap dat de Staatssecretaris die enquête wil houden, maar ik zou zeggen: je kan het een doen en het ander niet laten.
Staatssecretaris Visser:
Dan zijn we het met elkaar eens. Die handreiking pak ik graag aan. We hebben ook een employer support service, zoals dat zo mooi heet in het Nederlands, die juist bedoeld is als contactpersoon richting het bedrijfsleven. Maar als het gaat om concrete zaken die nu al spelen, pak ik graag de handschoen op. Dingen die we makkelijk kunnen oppakken, moeten we ook niet laten liggen. Het is terecht dat de heer Bosman daar aandacht voor vraagt.
Mevrouw Bruins Slot vroeg of ik doelen voor het reservistenbeleid heb gesteld. Zoals ik net al aangaf, willen we eigenlijk van die term af. We willen naar een ander model gaan. Ik heb de Kamer samen met de Minister eind vorig jaar geïnformeerd over het concept van de Adaptieve Krijgsmacht, en de voortgang daarmee. Zoals u heeft kunnen lezen, lopen er tal van initiatieven die op zich hartstikke goed zijn, maar heb je ook te maken met de randvoorwaarden. Dat gaat dan over mensen. Je hebt het dan over de contractvormen. De rechtspositionele consequenties zijn daarbij heel belangrijk. Een tweede is de manier waarop dat gebeurt. De Kamer heeft daar zelf in verschillende debatten al aandacht voor gevraagd. Het gaat dan bijvoorbeeld over deregulering: hoe zorg je ervoor dat je een aantal regels schrapt, waardoor je meer ruimte geeft? Dat is dan ook in het kader van het rapport De Commandant in zijn kracht. We zijn met de bezem door alle sg-aanwijzingen gegaan. Er wordt nu ook naar de aanwijzingen door de CDS, de Commandant der Strijdkrachten, gekeken met de vraag: welke regels kunnen we afschaffen en hoe kunnen we een aantal zaken veel praktischer inrichten?
Daar zit niet zozeer een kwantitatieve doelstelling aan vast. Het gaat veel meer om de manier van werken die we willen realiseren. We koersen wel op meer inzeturen van de verschillende krijgsmachtonderdelen als het gaat om reservisten. We sturen dus niet op mensen, maar op het aantal uren dat wordt ingezet. Ik denk dat je vooral in de gevechtsondersteuning, als je het hebt over logistiek, de medische keten en IT, veel mogelijkheden hebt om dat nog beter te doen. Zoals ik net al aangaf, zie je dat die samenwerking nu veel meer tot stand komt, juist ook in het kader van de inkoop van materieel.
De heer Bosman vroeg: kunt u iedere beroepsmilitair die de dienst verlaat, verplichten? Mevrouw Bruins Slot stelde die vraag iets anders.
De voorzitter:
Volgens mij komt er een verduidelijking van de heer Bosman.
De heer Bosman (VVD):
Naar Frans voorbeeld. Het is dus niet zozeer dat ik het zeg, maar naar Frans voorbeeld. Er zijn vele voorbeelden. Dat zeg ik er dus bij ter verduidelijking.
Staatssecretaris Visser:
Wij vragen nu aan iedereen die de dienst verlaat: wil je reservist worden? Het is dus geen verplichting; het is een open vraag. Mevrouw Bruins Slot vroeg: klopt het dat het er vier zijn? Nee, het zijn er meer. In 2018 zijn er ongeveer 204 oud-beroepsmilitairen als reservist aangesteld. In 2018 zijn er 1.915 beroepsmilitairen uitgestroomd, dus dat betekent dat ongeveer 10,65% reservist is geworden. Je ziet daarin per krijgsmachtonderdeel wel echt een groot verschil ontstaan. De Marechaussee heeft bijvoorbeeld ongeveer 105 militairen benaderd, waarvan er nu 4 als reservist zijn aangesteld.
Je ziet dus dat mensen daar echt een eigen afweging in maken. De marine is daarom begonnen met het programma Rejoin. Mensen zeggen soms ook gewoon dat ze zich even op een nieuwe carrière willen focussen. Ze zeggen dan: ik ga weg bij Defensie en ik wil echt even de tijd en de ruimte hebben om op iets anders te focussen, om die omslag te maken; misschien wil ik dat over een aantal jaren wel, maar nu even niet. Allerlei persoonlijke elementen spelen daarbij een rol. Het is vaak geeneens onwil; het heeft ook te maken met de reden waarom mensen weg willen. Soms heeft dat te maken met de levensfase waarin iemand zit. Bij mensen met een gezin die op uitzending gaan, speelt bijvoorbeeld de vraag: kan ik het allemaal wel met elkaar combineren? Dat maakt dan dat iemand dat op die manier niet wil.
Wij vragen dat dus. Ik zou aan de Kamer willen voorstellen dat we dat gewoon inzichtelijk maken. Als nou echt blijkt dat we daarbij een aantal zaken mislopen, dan kunnen we altijd kijken naar iets meer verplichten, maar ik zou het toch meer uitnodigend willen doen, want ik denk dat mensen dat ook gewoon graag moeten willen, juist als je wilt dat ze ook ambassadeur voor je zijn.
Voorzitter. De heer Bosman vroeg ook: hoe kun je het nou makkelijker maken om reservist te worden? Hij verwees daarbij naar de website – daar heb ik al iets over gezegd – maar ook naar de verkokering binnen de verschillende OPCO's of operationeel commandanten. Ik heb net ook al aangegeven dat de website voor verbetering vatbaar is. Er wordt ook hard aan gewerkt. We willen bij de nieuwe uitgave dus ook kijken of je direct op de website komt, ervoor zorgen dat het reservistenfunctiedeel niet alleen per krijgsmachtonderdeel is ingedeeld, maar ook breder, en beter mogelijk maken dat je er dan later zelf naar wordt verwezen.
De heer Bosman vroeg naar wat de heer Van den Bosch het zestiende voorstel noemde, over de dienstplichtbrief, die meisjes vanaf dit jaar ook krijgen. Ik vind het een hele interessante suggestie. Ik ben bereid om te kijken wat er wel kan, maar ik moet er één «maar» bij noemen. Dat heeft te maken met de wetgeving die geldt. Wij maken namelijk gebruik van de gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie. Die informatie mag je niet zomaar gebruiken voor andere doeleinden dan de wettelijk vastgestelde doeleinden. Ik hoor mevrouw Bruins Slot «AVG-doelbinding» zeggen. Daar zijn wij inderdaad aan gebonden. Ik wil dus kijken wat er wel kan. Dat zou ook mijn handreiking zijn. Ik wil kijken hoe we dat wel zouden kunnen doen, desnoods met een folder erbij over werken bij Defensie inclusief reservisten. Wij doen daarvoor nu al een suggestie in de brief zelf. Ik kijk wat er op dat punt kan, maar weet dus dat het niet zomaar kan, vanwege het feit dat de informatie die wij krijgen echt bedoeld is voor de Dienstplichtwet. Ik vind het een mooie suggestie. Daarom ben ik bereid om te kijken wat er wel kan. Maar we kunnen dat helaas niet zomaar inzetten.
De heer Bosman (VVD):
Ik ben in ieder geval ontzettend blij met de open houding van de Staatssecretaris ten aanzien van het voorstel, want ik denk dat het van belang is. Het is ook een kans. We horen inderdaad regelmatig over de AVG. Ik begrijp ook dat er wel veel meer kan. Als je het zorgvuldig inkleedt, dan zijn er veel meer kansen dan we soms denken; we beperken onszelf soms daarin. Ik ben dus blij dat de Staatssecretaris dat wil onderzoeken, want ik vind het wel van belang. Het is ook een kans. Het is echt een eerste contactmoment met jongeren, waarop je dat breed neer kunt zetten. Ik zie het dus als een toezegging van de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Visser:
Daarom zeg ik het ook. Je bereikt alle jongeren. Het is in die zin een mooi moment om bij aan te haken. Zoals ik al zei, ga ik er met een positieve blik naar kijken. Wij sturen nu ook een brochure mee bij de brief over werken bij Defensie. We kijken wat we daar nog aanvullend in kunnen doen. Ik ben wel gebonden aan de wet, maar ik wil daar met een open blik naar kijken, want ik denk dat de heer Bosman terecht aangeeft dat jongeren hiermee in ieder geval kennismaken met Defensie, en dat het goed is om te kijken wat je naast het gewone werk nog meer kunt doen als reservist. Wellicht zal vader of moeder ook die brief lezen en denken: daar heb ik zelf niet aan gedacht. We hadden het over inkopers en cyberreservisten, maar we hebben natuurlijk ook gewoon juristen nodig – en vliegers, hoor ik de heer Bosman zeggen. Er zijn dus tal van zaken die we nodig hebben. En je wilt op jonge leeftijd, maar juist ook als je wat verder bent in je leven, iets terugdoen voor de maatschappij.
De voorzitter:
De heer Bosman met een kort vervolg.
De heer Bosman (VVD):
Ik zie het toch een beetje als een toezegging. Het gaat over een onderzoek naar de vraag of het mogelijk is, ja of nee, of wij dat kunnen doen in het kader van de AVG. Ik zou graag willen weten of er een termijn te geven is waarop wij er als Kamer over geïnformeerd worden of het wel of niet kan.
Staatssecretaris Visser:
Ik kijk even naast mij. Ik kom zo met een antwoord. Dan kunnen ze er even over nadenken wat een goede termijn is.
Dan de vraag van mevrouw Bruins Slot. Zij vroeg – terecht, denk ik – om niet alleen naar het bedrijfsleven te kijken, maar ook naar de rijksoverheid. De heer Van den Bosch onderstreepte het belang daarvan ook, denk ik. Dat is een terecht punt. Ik ben uiteraard bereid om met mijn collega van Binnenlandse Zaken te kijken wat we daaraan kunnen doen. Ik gaf net aan dat we al een aantal concrete handreikingen hebben opgesteld, vooral voor de medeoverheden, zoals provincies, gemeenten en waterschappen. Maar we zullen ook kijken wat er binnen de ministeries mogelijk is. We zijn nu ook in bredere zin bezig met bijvoorbeeld de politie, om te kijken naar meer samenwerking wat betreft personeelsbeleid. Dat zou je ook kunnen doen met de Douane. We zitten met z'n allen eigenlijk in dezelfde bak met mensen te vissen. Je wilt niet met elkaar concurreren, maar je wilt elkaar daarin juist versterken.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De Staatssecretaris zegt dat ze een mooie folder heeft gemaakt. Dat is één. In ieder geval vind ik de intentie van de Staatssecretaris positief. Ik had eigenlijk ook niet anders verwacht, gezien de inzet van de Staatssecretaris op dit vlak. Maar het probleem, althans zoals ik het uit de rondetafel begreep, zit hem vooral in het Rijksambtenarenreglement. Daarin zit klaarblijkelijk een aantal incentives, een aantal prikkels, die het niet aantrekkelijk maken om reservist te zijn. Ik ben geen specialist wat betreft het Rijksambtenarenreglement, dus ik moet even als uitgangspunt nemen wat is gezegd tijdens dat rondetafelgesprek. Daar werd gezegd: het is in het Rijksambtenarenreglement zo geregeld dat het iemand die bij de rijksoverheid werkt, vrije dagen kost als hij als reservist aan de slag wil gaan. De vraag is dus: kunt u uitzoeken welke belemmeringen dat precies zijn? Misschien kunt u dan aan de reservistenvakbond, die daar was, nog even specifiek vragen welke dat zijn. Ik heb namelijk ook niet direct zicht op de gebreken daarin.
Staatssecretaris Visser:
Dat zeg ik u toe. Ik gaf al aan dat we zelf intern een analyse hebben gemaakt voor binnen Defensie wat betreft het verschil tussen reservisten en beroepsmilitairen. Ik denk dat het een goede suggestie is om gewoon ook te kijken naar de knelpunten als die er blijkbaar zijn. Dat pakken we dus ook op. Ik kom daar dan ook op terug. Ik denk dat het handig is om dan één verzamelbrief te maken naar aanleiding van dit debat. Dat is dan ook inclusief de toezegging aan de heer Bosman. Die brief zal er in ieder geval voor het zomerreces zijn. Ik hoop eerder. We gaan een aantal van dit soort zaken concreet uitwerken en kijken waar het concreet in zit.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik had ook nog een specifieke vraag: hoeveel reservisten van Defensie werken op dit moment bij de rijksoverheid? Weet de Staatssecretaris dat?
Staatssecretaris Visser:
Nee, die cijfers hebben we nu niet. U heeft kunnen lezen dat we eind vorig jaar een matchingtool hebben uitgerold, waarbij we dus ook kennisbanken, databanken hebben. Dat kan in ieder geval meer informatie gaan opleveren. Maar dat staat echt nog in de kinderschoenen. We zijn nog niet zover dat we dat beeld scherp hebben.
Er was ook nog de vraag, volgens mij van zowel de heer Bosman als mevrouw Bruins Slot, of er verschillen zitten in de arbeidsvoorwaarden. Ik heb daar al antwoord op gegeven. De analyse is gedaan. We zien daarin een aantal praktische dingen, zoals woon-werkverkeer, standplaatsen en dergelijke. Nu gaan we bekijken wat dat betekent. Deels zal dat ook geld gaan kosten. Daar vroeg mevrouw Bruins Slot ook naar. Als je zegt dat je een aantal zaken wilt harmoniseren, dan heeft dat budgettaire consequenties. We moeten bekijken welke consequenties dat heeft en of dat inpasbaar is. Maar we kijken er niet voor niks naar. Ik zei net al: als we al naar die andere contractvormen gaan, dan betekent dat al dat je er anders naar gaat kijken en dat je dat onderscheid eigenlijk ook niet meer hebt.
Voorzitter. Mevrouw Bruins Slot vroeg of flo'ers niet meer kunnen dienen als reservist. Dat klopt. Ten aanzien van het recht op een Ugm-uitkering bepaalt artikel 7, onder b – ik lees het voor, voorzitter, want ik heb het zelf niet onthouden – dat je buiten oorlogstijd alleen in de krijgsmacht kunt terugkeren als militair, dus ook als reservist, of als geestelijk verzorger, en anders niet. Het is dan ook niet de bedoeling dat iemand over dezelfde periode van dezelfde werkgever zowel een uitkering als een salaris ontvangt. Dat is wettelijk zo geregeld. Daarom is ook bepaald dat beroepsmilitairen met een Ugm-uitkering niet mogen worden aangesteld als reservist. Zo is de wet nu. Dat heeft ook te maken met de bijzondere positie van de militair. De Ugm is natuurlijk een belangrijk gegeven en ook bijzonder voor de militairen. We kijken nu wel naar een eventuele aanstelling als burger, en dat doen we praktisch ook. Op die manier kijken we of ze alsnog ingezet kunnen worden. Als we de Ugm gaan aanpassen, dan leidt dat, denk ik, tot hele grote discussies over de bijzondere positie en over wat die betekent. Ik weet niet of u dat op dit moment wilt, ook als het gaat om een aantal zaken die noodzakelijk zijn. Het is goed om te weten dat we kijken of we hen als burgers kunnen aanstellen. Uiteraard kijken we ook bij dit aspect of er nog knelpunten zijn en wat we daaraan kunnen doen.
De heer Bosman vroeg hoe je de samenwerking met het onderwijs kunt verbeteren, ook ten aanzien van de certificaten. Ik begrijp dat de heer Duisenberg in het rondetafelgesprek een aantal concrete suggesties heeft gedaan. Ik ga daar ook graag op in en ga het gesprek aan, want ik vind het positief dat het onderwijs zo heeft gereageerd, inclusief de hartenkreet vanuit het mbo om niet iedere keer iemand anders langs te sturen. Ik denk dat het goed is om dit met elkaar onder de aandacht te brengen. Dat wil ik ook graag met het Ministerie van OCW doen naar aanleiding van de vraag van de heer Bosman.
Mevrouw Bruins Slot vroeg naar het Defensity College. Dat is een heel mooi initiatief van drie reservisten binnen Defensie, van drie jongemannen, misschien ook één beroeps, want ik zeg dit even uit mijn hoofd. Zij zijn zelf het initiatief gestart, vrij kleinschalig, met de Universiteit Leiden. Als je iets de moeite waard maakt en mensen ervoor laat solliciteren, dan zie je dat mensen uiteindelijk in de rij staan om het te doen. Er zijn veel meer aanmeldingen dan plekken. Het aantal plekken wordt wel uitgebreid, omdat we zien dat er heel veel animo voor is. We zien dat de eerste afgestudeerden inmiddels bij Defensie blijven werken of als reservist aan de slag gaan. Je ziet dus dat het een meerwaarde heeft. Het is niet direct te kopiëren voor het mbo, zoals mevrouw Bruins Slot vroeg. Daar hebben we natuurlijk ook naar gekeken. Ik denk dat het wel goed is om te kijken naar de gedachte en naar wat er dan wel kan. Ik stel voor dat ik ook met de MBO Raad bespreek wat er ontwikkeld kan worden. Misschien is dat ook wel kleinschalig, zoals we eigenlijk ook ooit met het Defensity College zijn begonnen.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat is mooi. Je zou ook een invulling kunnen kiezen rondom de maatschappelijke diensttijd. Je kan er dus ook een andere invulling aan geven, omdat dat misschien ook goed aansluit bij de achtergrond van het mbo. Mbo's hebben natuurlijk vaak veel meer lesuren dan het wo. Je zou een tussenliggende periode ook goed in dat kader kunnen invullen.
Staatssecretaris Visser:
Dat vind ik een goede suggestie. Mevrouw Bruins Slot weet uit het begrotingsdebat dat de Minister heeft aangegeven dat de voorstellen van Defensie over een maatschappelijke dienstplicht die we tot op heden hebben ingediend, helaas zijn afgewezen. Maar het lijkt me een goede suggestie om er met die blik naar te kijken om te zien wat er wel kan. Ik stel voor dat ik dit meeneem in het gesprek met de MBO Raad. Ik zou de suggestie aan de Kamer willen doen om dit onderwerp onder de aandacht te brengen bij de collega's van VWS, die de discussie over de maatschappelijke dienstplicht met Staatssecretaris Blokhuis voeren. Ik denk dat je hierin een goede win-win kunt creëren.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het doet me deugd dat de Staatssecretaris speekt van een maatschappelijke dienstplícht. Dat is namelijk waarop het CDA uiteindelijk wil uitkomen, in plaats van op de maatschappelijke diensttijd die het op dit moment helaas is. Een van de dingen die tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen hierover gedeeld zijn, is dat onder andere vanuit het CDA is aangegeven dat de criteria die in eerste instantie gebruikt zijn, de lading niet dekken. Er is nu meer ruimte. Mijn inschatting is dat juist die ruimte meer ruimte biedt voor Defensie om mee te doen. Een maatschappelijke diensttijd zonder Defensie, is eigenlijk een lege huls.
Staatssecretaris Visser:
Zo zie je maar: als je het continu over de dienstplicht hebt binnen Defensie, dan maak je van alles een dienstplicht in plaats van een diensttijd. Het is terecht dat mevrouw Bruins Slot daar een opmerking over maakt. Wij weten dat er verder wordt gewerkt aan de maatschappelijke diensttijd, inclusief het indienen van voorstellen. Wij gaan weer kijken wat we daar kunnen gaan inbrengen. Het is denk ik goed om daar ook vanuit uw kant druk op te blijven zetten, niet alleen bij mij en de Minister, maar vooral ook bij uw collega's bij VWS.
Mevrouw Bruins Slot vroeg ook naar de eisen die gesteld worden wat betreft het mbo en of we daar iets aan kunnen doen. We hebben al bij een aantal aanstellingseisen de vooropleidingseisen naar beneden gebracht. Daar heeft u zelf vorig jaar bij een debat om gevraagd. Binnen de landmacht wordt nu gekeken of de gevraagde opleidingseis, het mbo-2-niveau, noodzakelijk is als het gaat om de nadere inzet. Dit jaar hopen we daar duidelijkheid over te krijgen. We zijn daar dus mee bezig.
Dan heb ik nog een aantal vragen. Ik kijk even welke gemene deler daar nog in zit. De heer Bosman vroeg of het mogelijk was om als reservist intern te solliciteren op de functie beroepsmilitair. Uiteraard kan dat. Wij willen dat ook graag als de mensen het daar zelf naar hun zin hebben en als ze voldoen. Conform de regels die we hebben, geldt hiervoor wel dat we iemand niet mogen voortrekken omdat hij reservist is. Dat zijn rechtspositionele besluiten en daarom zitten er allerlei eisen aan de openstelling, bijvoorbeeld welke duur en plaatsing daarvoor geldt. Ik zei net al dat we willen kijken naar een nieuw personeelsmodel met andere contractvormen. Dan heb je wellicht een heel ander systeem, waardoor dit dan ook anders is. Maar ik snap de suggestie van de heer Bosman en de notie daarachter. Dit staat eigenlijk ook in de initiatiefnota van de heer Van den Bosch. Want je hebt al mensen in huis waarvan je goed kunt beoordelen wat ze kunnen. Het zou dus gek zijn als je daar niet naar kijkt. In de praktijk wordt daar uiteraard naar gekeken, maar we kunnen nu niet de regel aanpassen en zeggen dat iedereen die reservist is, voorrang heeft. Dan kan niet vanwege de AMAR en de uitgangspunten in het reglement.
De heer Bosman (VVD):
Volgens mij kun je in een vacature zetten: ervaring strekt tot aanbeveling. Volgens mij kan dat heel ruim neergezet worden en zijn hier allerlei mogelijkheden voor. Sterker nog, ik ken vacatures waar nog net geen naam onder staat, maar waarin wel staat: je moet 3.000 uren vliegervaring hebben, waarvan 2.000 uur op de T-38 en 1.000 en PC-7. Nou, dat is er maar één, dus: prachtige vacature! Volgens mij moet dat kunnen.
Staatssecretaris Visser:
Ik voel iemand zijn aanmelding al aankomen! Het is terecht dat de heer Bosman zegt dat in de vacaturetekst nadrukkelijk om kennis en expertise wordt gevraagd. Juist als reservist kun je die laten zien. Dat voordeel heb je dus. Zoals ik al zei: ik snap de oproep van de heer Bosman. Op die manier willen we er ook naar kijken. Maar de aanpassing van de regelgeving gaat waarschijnlijk langer duren dan de praktische invulling die we net met elkaar hebben besproken. We moeten kijken wat er kan qua gevraagde kennis en expertise.
Dan de vraag van de heer Bosman en eigenlijk ook van de heer Van den Bosch – die ging daar in zijn beantwoording op in – naar de ambassadeur. Kan er een reservistenambassadeur komen? Ik denk dat de heer Van den Bosch het goed omschreef. We hebben veteranen in de klas. Dat zijn allemaal vrijwilligers. Dat zijn allemaal mensen die in hun vrije tijd naar scholen gaan en hun verhaal vertellen. Dat heeft altijd heel veel impact op zo'n schoolklas. We hebben dat nu niet paraat voor reservisten om te gaan doen. Dat betekent dat je dat moet opzetten en het is de vraag wie dat doet. Er gaan nu wel wervers naar scholen om te kijken wat er kan. Als de suggestie is – die hoorde ik in het betoog – om dan ook het aspect van de reservisten daarin mee te nemen, wil ik kijken wat daarin wél kan.
Wat de heer Van den Bosch in zijn top drie aangaf, is nadrukkelijk ook bewustzijn bij de jongeren creëren. Daarvoor is er een suggestie gedaan in de dienstplichtbrief. Het tweede dat de heer Van den Bosch aangaf, zijn de werkgevers. Hij heeft een suggestie gedaan rondom inkoop, dus het proactief benaderen van werkgevers om te kijken wat er kan vanuit het bedrijvenplatform, zodat we daar een flinke stap vooruit kunnen zetten. Werkgevers zijn eigenlijk ook onze ambassadeurs, want als zij positief zijn over de samenwerking met Defensie, zijn ook meer bereid om mensen in te gaan zetten. Ik gaf zelf al het voorbeeld van de Reservistenwerkgever van afgelopen jaar en het daar uitgesproken enthousiasme. Hetzelfde geldt voor de winnaar van vorig jaar. Ik weet dat zij echt de beste ambassadeurs zijn. Zij geven zelf ook aan wat de meerwaarde is, omdat zij mensen terugkrijgen die verantwoordelijk zijn en onder stress weten te werken.
De voorzitter:
Ik ga even schorsen. Er moet een herstart van het systeem plaatsvinden, omdat er niet goed gestreamd wordt.
De vergadering wordt van 11.48 uur tot 11.54 uur geschorst.
De voorzitter:
Als het goed is, werkt het systeem nu na de herstart weer volledig.
Volgens mij liggen er nog een paar vragen ter beantwoording bij de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Visser:
Voorzitter. Ik ga proberen die nu te beantwoorden. De heer Bosman heeft gevraagd hoe het nu zit met de verzekering. Ik heb begrepen dat hier vragen over zijn gesteld tijdens het rondetafelgesprek. Wat mij betreft hoort het bij de instrumenten in zo'n toolbox om daar helderheid over te geven: wat wel, wat niet, wat betekent het voor je ziektekostenverzekering, wat betekent het als je arbeidsongeschikt wordt, wat zijn dan de voorwaarden, en wat betekent het voor Defensie? Ik moet zeggen dat een van mijn voorgangers, de heer De Vries, al in 2008 in een brief heel goed heeft uiteengezet... Dat was Jack de Vries, ja. Hij heeft uiteengezet wat de voorwaarden zijn, maar je merkt dat dit weer snel wegzakt. Het was een Kamerbrief, maar het is goed dit uiteen te zetten. Het heeft tot nu toe niet tot problemen geleid als het gaat om onmin of wat dan ook met werkgevers.
Ik kan me echter voorstellen dat je als werkgever wilt weten waar je aan toe bent voordat je hier toestemming voor geeft. Vandaar dat wij dit nog een keer uiteen gaan zetten. Als je als reservist bij Defensie werkt dan gelden gewoon de defensievoorwaarden. Als er iets gebeurt waar Defensie schuld aan heeft, levert Defensie daar ook haar bijdrage aan en nemen wij die verantwoordelijkheid.
De heer Bosman zei dat dit in die toolbox hoort en ook in de gesprekken met verzekeraars. Als wij kijken naar het nieuwe personeelsmodel met die nieuwe contractvormen is dit een belangrijk gegeven, want dan gaat het over de ziektekostenverzekering, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en zaken zoals re-integratieverplichtingen en wat daarvoor nodig is. Daarvoor geldt eigenlijk dat als er iets gebeurt binnen Defensie en betrokkene start weer bij de werkgever, de werkgever leidend is in de zin dat wij dienstbaar zijn aan de re-integratieverplichting omdat je nog voor die werkgever werkt. Het is geregeld, maar er zijn veel vragen over. Daardoor hebben werkgevers misschien koudwatervrees. Dit is een van die aspecten die hier helder in moeten staan.
De heer Bosman (VVD):
Dan toch nog een technische vraag. Het gaat niet zozeer om de rol van Defensie, die is helder, ook in de positie als je als reservist daar iets overkomt. Het gaat om het verschil in inkomen dat ontstaat als je een succesvolle ICT'er bent, arbeidsongeschiktheid raakt doordat je als NATRES-medewerker in de beveiliging iets oploopt en daarmee je ICT-bedrijf als zzp'er niet meer kan volbrengen. Daar zit natuurlijk een enorm verschil in. Het ligt eraan hoe je verzekerd bent en of die verzekering dan zegt dat er in het kader van de molestclausule niet wordt betaald. Daar zitten een aantal dingen in. Het zou mooi zijn als de Staatssecretaris dat ook meeneemt in de toolbox.
Staatssecretaris Visser:
Ja, want wij gaan kijken naar de analyse. Voor arbeidsongeschiktheid geldt dat het civiele arbeidsongeschiktheidsproces daarin leidend is. Een reservist kan dus aanvullend aanspraak maken op een uitkering van Defensie. Ik snap uw vraag over het voorbeeld dat u noemde. We gaan de komende periode bekijken of wij de regelgeving moeten actualiseren op dit punt. Zzp'ers en dergelijke waren een aantal jaren geleden nog niet gangbaar. Dit hoort bij de actualisatieslagen die wij gaan doen. We zullen bekijken of wij daarvoor verbeteringen kunnen treffen en wat daarvoor nodig is, want wellicht zijn daar wetswijzigingen of zaken met de centrales voor nodig. Tot die tijd geldt uiteraard het maatwerk.
Dan de vraag van de heer Bosman over de belangenverstrengeling. Hoe daarmee om te gaan? Dat is een terecht punt. Zoals u weet hebben wij een centrale integriteitsorganisatie binnen Defensie. Er wordt ook een toetsing gedaan door de bevoegd commandant in dezen als het gaat om de integriteitstoetsing, geadviseerd door de COID. Wij zijn nu bezig met de herziening van de regeling nevenwerkzaamheden. Die willen wij medio 2019 klaar hebben. Dan zullen we ook expliciet ingaan op de vraag wat dit betekent voor reservisten. We zullen zorgen dat we de regeling financieel belang daarmee samenvoegen en dat we daar meer bekendheid aan gaan geven. Een ervan is dat je ook voor reservisten een soort gedragsregels hebt, zodat scherp is wat wel en wat niet. Deze vraag komt natuurlijk ook van reservisten: hoe ga ik hiermee om, wat betekent dit, wat moet ik melden en bij wie?
Dan nog de vraag van mevrouw Bruins Slot. Ik ben al ingegaan op de vraag hoe het zit met de eerste brief van toenmalig Minister Hennis rondom het totalforceconcept. We hebben daarna gekozen voor een ander soort opzet in het kader van de rapportage rondom de adaptieve krijgsmacht. We zetten daarbij nu vooral in op zorgen voor de benodigde randvoorwaarden, maar ook op een stijging van het aantal uren.
Mevrouw Bruins Slot vroeg nog naar het project «adaptief aan de grens». Ik begreep dat de vaste Kamercommissie voor Financiën afgelopen vrijdag onder andere op werkbezoek was op Schiphol. Ik denk dat het goed is dat u zich realiseert dat wij op dit moment over deze pilot in gesprek zijn met de centrales omdat flexibiliteit ook kan worden gezien als een bedreiging van een positie. Dat betrof ook de discussie die wij in dezen met de centrales hebben: wat houdt het nou in, wat betekent dat voor het overige KMar-personeel en wat is nou de rechtspositie en op welke grond? Er zijn dus vragen gesteld en wij zijn met centrales in gesprek om te kijken wat dat nou betekent, of we er gezamenlijk uit kunnen komen en of de pilot kan worden doorgezet. Bij de start was de intentie 120 mensen. Er zijn er nu 60. Totdat we eruit zijn met de centrales worden de overige 60 niet geworven. We zijn aan het kijken of we daar alsnog met de centrales uit kunnen komen, of we tegemoet kunnen komen aan de bezwaren die er eventueel zijn en wat daarvoor nodig is. Mevrouw Bruins Slot gaf het zelf aan: de collega's op Schiphol zijn er blij mee omdat het verlichting geeft. Dat is denk ik ook een mooi voorbeeld. Zij hebben zelf hun collega's kunnen werven. Ze zaten namelijk zelf bij de sollicitatiegesprekken. Dat betekent dus dat je ook daarover gaat. Deze pilot loopt, maar met de helft van het oorspronkelijke aantal dat we ooit hadden bedacht, namelijk 60. We zijn in overleg met de centrales om te kijken op welke wijze we hiermee door kunnen gaan.
Daarmee heb ik volgens mij alle vragen beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de Kamerleden. Moeten we schorsen voor de tweede termijn? Ja. Maximaal vijf minuten hoor ik. Oké. Uiterlijk 12.10 uur beginnen we weer.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We beginnen aan de tweede termijn. Er moet nog wat omgeschakeld worden. Dat ging heel snel.
In tweede termijn is het woord aan de heer Bosman van de VVD.
De heer Bosman (VVD):
Dank, voorzitter. Zowel de indiener als de Staatssecretaris dank ik voor de beantwoording. De heer Van den Bosch is inderdaad enthousiast. Dat was wel heel duidelijk in zijn toelichting. Dat is goed. Hij is gepassioneerd. Het komt uit zijn hart. Ik weet ook dat zijn voormalige medewerker, Roderick van Meel – hij zit mee te kijken – daar zeer gepassioneerd over was en daar met veel enthousiasme aan gewerkt heeft. En dat is te merken. Dat is goed.
Als de neuzen dezelfde kant op staan, is er wel het risico dat dingen verdwijnen, dat niemand die oppakt en dat wordt gezegd: joh, we zijn het toch allemaal eens. Daarom is het goed om nog een keer te benadrukken dat er heel veel dingen aan de orde zijn en opgepakt moeten worden. Ik ben wel heel blij met het antwoord van de Staatssecretaris, die daar zeer positief op heeft gereageerd.
We hadden daarnet even een discussie over «de reservist» als term. Daarbij werd gezegd: ja, maar wacht even, volgens mij is het gewoon een collega die ten volle onderdeel is van de militaire organisatie en dan heb je het eigenlijk alleen over de contractvorm. Ik ben blij dat de contractvorm ter discussie staat en ter verbetering voorligt. Dus daar kijken we van harte naar uit. Het zal een hoop werk zijn, maar volgens mij bedienen we daarmee heel veel mensen op heel veel verschillende manieren. Zeker met de zorg die collega Bruins Slot neer had gelegd ten aanzien van uitzendingen is dat wel een dingetje. Daar moet zeker even aandacht aan besteed worden.
Ten aanzien van de rechtspositie. Dat wordt opgelost. Ik ben heel blij dat dat wordt aangepakt.
De keuringen zijn ook opgepakt. Daar is vaart in gekomen. Dat is positief.
Ten aanzien van de aanbestedingen. Daar wordt ook naar gekeken: wat zijn de mogelijkheden om dat binnen de juridische kaders – volstrekt helder – op te pakken?
Informatie voor het midden- en kleinbedrijf. Er wordt contact gelegd. Zeer positief. Dank daarvoor.
En ten aanzien van verzekeringen wordt er ook even gekeken naar die toolbox. En daar waar maatwerk op dit moment nog nodig is, wordt dat zodanig geleverd.
Ik weet dat er heel veel toezeggingen zijn gedaan, maar ik heb toch twee moties.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een groot deel van de studenten in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs thans niet bekend is met de mogelijkheid om reservist te worden;
tevens constaterende dat de werving die in het onderwijs wordt gedaan onvoldoende wordt gecoördineerd en dat sommige onderwijsinstellingen door diverse krijgsmachtsonderdelen, maar ook door de politie, brandweer en douane worden benaderd;
overwegende dat een georganiseerde reservistenwervingscampagne de instroom van reservisten significant kan verhogen;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met onderwijsinstellingen over structurele en gecoördineerde werving van reservisten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bosman, Bruins Slot, Anne Mulder en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 5 (35 059).
De heer Bosman (VVD):
En dan heb ik een tweede motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat iedere man of vrouw die de leeftijd van 17 jaar bereikt de zogeheten «dienstplichtbrief» ontvangt, waarin de ontvanger wordt geïnformeerd dat hij of zij is ingeschreven voor de dienstplicht;
constaterende dat er bij Defensie sprake is van een tekort aan reservisten;
overwegende dat het vroegtijdig wijzen op de mogelijkheid van een aanstelling als reservist naast een opleiding of baan kan leiden tot een groter bewustzijn van de mogelijkheid om reservist te worden en vervolgens kan leiden tot grotere belangstelling;
verzoekt de regering de ontvangers van de dienstplichtbrief gelijktijdig te informeren over de mogelijkheid van een reservistenaanstelling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bosman, Anne Mulder en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6 (35 059).
De heer Bosman (VVD):
En ten aanzien van de laatste motie snap ik natuurlijk de zorg die de Staatssecretaris heeft uitgesproken ten aanzien van de wettelijke kaders, maar ik hoop dat daar een serieuze mogelijkheid voor is, want het zou volgens mij absoluut een mooi startmoment zijn voor iedereen die met Defensie kennis wil maken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Bruins Slot van het CDA.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Ik wil de heer Van den Bosch en de Staatssecretaris bedanken voor hun duidelijke antwoorden. Het was zelfs zo duidelijk dat ik op dit moment geen aanvullende vragen heb voor de heer Van den Bosch. Die heb ik wel voor de Staatssecretaris.
Het is goed om te horen dat er in het debat eigenlijk breed steun voor is dat reservisten belangrijk zijn voor de kwaliteit van de Defensieorganisatie. Zij zijn ook nadrukkelijk bedoeld als een extra schil, om die organisatie ook gewoon goed te laten functioneren, en niet zozeer als een vervanging ervoor. En om reservist te worden, is het natuurlijk ook van belang dat er avontuur, uitdaging en waardering zijn. Het is daarom mooi om te horen dat het aantal uren voor reservisten is toegenomen. In het rondetafelgesprek werd ook heel nadrukkelijk gezegd dat er weer tijd was om te oefenen: er zijn weer oefenmogelijkheden. En als je dat groene pak aandoet, dan wil je natuurlijk ook af en toe gewoon in het voorterrein met het geweer oefeningen kunnen draaien, schietoefeningen kunnen doen en dingen kunnen meemaken die je in het normale leven gewoon niet meemaakt. Dat is precies dat extraatje waardoor je dacht: ik word reservist bij Defensie, en ik doe dat in het groene pak en niet als burger. Dus dat avontuur, die uitdaging en die waardering moeten bij de reservisten echt een belangrijk onderdeel zijn. De reservisten van de NATRES die op dit moment in Jordanië zitten, vind ik daar ook een goed voorbeeld van.
Ik heb één motie. De Staatssecretaris heeft al aangegeven dat ze ermee aan de slag wil gaan, maar ik heb een specifieke vraag. Die heb ik toch in een motie vervat. Het punt kwam namelijk ook in het rondetafelgesprek naar voren. Dat is het punt rondom de werving en de activiteiten van de reservisten vanuit de rijksoverheid. De vertegenwoordiger van de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reserve Officieren zei: «Ik zie echt problemen in een deel van de regelgeving die er is. En behalve een goeie folder, zie ik eigenlijk tot nu toe te weinig commitment.» De heer De Borst, die hier een goed voorbeeld van is, zei eigenlijk dat hij ook vond dat dit nog wel een stuk beter kon.
Daarom dien ik de volgende motie in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het niet duidelijk is hoeveel reservisten bij de rijksoverheid werken, maar dat dit navenant minder is dan in het bedrijfsleven;
overwegende dat onder meer het ARAR waarschijnlijk belemmeringen opwerpt om reservist te worden;
overwegende dat bij de rijksoverheid veel kennis beschikbaar is die een bijdrage kan leveren aan de taakuitoefening van Defensie;
verzoekt de Staatssecretaris in samenwerking met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit te zoeken hoeveel reservisten bij de rijksoverheid werken en welke belemmeringen het ambtenarenreglement opwerpt, en maatregelen te nemen om meer reservisten bij de rijksoverheid te werven en de Kamer hierover voor de zomer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot, Kerstens, Bosman en Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (35 059).
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik heb heel nadrukkelijk de Minister van Binnenlandse Zaken hierbij genoemd, omdat ik besef dat de Staatssecretaris dit niet kan uitvoeren zonder het commitment van de Minister van BZK. Mochten er belemmeringen op dat punt zijn, dan hoor ik dat graag terug, want dan zullen we het ook nog via een andere kant aanvliegen.
Ik vond dat de heer Van Den Bosch op dat punt ook iets waars zei. We hebben er in de Kamer een uitgebreide discussie over gehad dat de rijksoverheid niet het quotum heeft kunnen halen voor mensen met een beperking die bij de rijksoverheid werken. Ik vind dit ook zo'n terrein in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik vind dat de rijksoverheid een maatschappelijke verplichting heeft om hier een steentje aan bij te dragen, omdat er ook veel kennis zit die een meerwaarde voor Defensie kan vormen.
Voorzitter. Dan nog kort een opmerking over «Adaptief aan de grens». Het is goed dat de Staatssecretaris in overleg is met de centrales. Ik herken wat de Staatssecretaris zegt: dat de collega's van de marechaussee bij Schiphol dit niet als een bedreiging zien. Ik hoor regelmatig verhalen dat in het weekend marechaussees die al extra diensten hebben gedraaid, vanaf Havelte naar Schiphol moeten om daar hun collega's te ondersteunen. Ik vind het fantastisch dat ze dat doen, maar ik zou hun ook gunnen, juist in de zomerperiode, dat daar wat meer een flexibele schil omheen komt. De marechaussee kent als organisatie echt nog een aantal uitdagingen en heeft te maken met overbelasting. Als daar op een verantwoorde manier echt een bijdrage aan kan worden geleverd, zeker in de zomerperiode, dan zou dat echt van belang zijn om er ook voor te zorgen dat die marechaussees, die wachtmeesters die er nu werken, zeggen: we blijven bij Defensie, want we hebben ook nog voldoende tijd voor ons privéleven. Dit staat nog los van het feit dat ik me er ook zorgen over maak dat er van de zomer een enorme druk op Schiphol komt te staan, en daarmee dus ook een druk op de veiligheid. Daar moet sprake zijn van een balans. Ik besef dat dit iets is wat de Staatssecretaris met de centrales moet overleggen. Ik wil haar gewoon heel veel succes wensen met dat overleg. Ik hoop op een positieve uitkomst voor alle partijen.
Voorzitter. Het is een mooi onderwerp om met elkaar over te debatteren. Ik hoop dat de doelstellingen die ook in de brief van 2017 werden neergelegd over «Adaptief aan de grens» en over de inzet van reservisten, de komende jaren echt worden gehaald. En ik hoop dat we de volgende keer als we hier over reservisten debatteren, inmiddels een andere naam hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de inbreng in tweede termijn van de initiatiefnemer. Ik geloof niet dat er nog heel veel vragen liggen, maar toch nog een woord voor de heer Van den Bosch.
De heer Van den Bosch (VVD):
Voorzitter. Gezien de tijd kan dat nog heel kort. Ik vind dat de Kamer dat ook verdient.
Ik ben heel blij met de inbreng van de Kamerleden. Dat betreft niet alleen de fracties die hier zijn, maar ook de fracties die vandaag niet aanwezig zijn. Ik weet dat de Partij van de Arbeid en D66 er ook heel positief in zitten. Dus dank daarvoor. Ook de antwoorden van de Staatssecretaris geven mij heel veel hoop en moed dat er wat moois gaat gebeuren. Ik vind het ook mooi dat de Staatssecretaris een foldertje heeft meegenomen. Wij zullen dat uitdelen aan onze achterban. Want je weet maar nooit! Er zitten er misschien wel een paar in deze zaal.
Ik ben ook heel blij met de woorden van de Staatssecretaris over de term «reservist». Ik wilde er zelf wat voorzichtig in zijn. Laat ik die maar gebruiken en praten over fulltime- en deeltijdmilitairen. Ik herken dat een beetje van de discussie over de brandweer. Ik kan me herinneren dat ik net burgemeester was, en toen werd er gesproken over professionals en vrijwilligers. Alsof die vrijwilligers geen professionals zijn! Ik zou bijna zeggen: hoe haal je het in je hoofd om dat te denken, want het zijn allemaal professionals. Alleen, de een doet het op vrijwillige basis en de ander maakt er zijn beroep van. Ik zou de nota bijna met terugwerkende kracht willen noemen: Een ambitieus werken bij Defensie in deeltijdbeleid. Dat vind ik eigenlijk wel mooi.
Voorzitter. Het is aan de Staatssecretaris om advies te geven over de moties, maar ik wil er ook een paar inhoudelijke opmerkingen over maken. Allereerst de motie-Bosman op stuk nr. 5. Daarin wordt de regering gevraagd om in gesprek te gaan met onderwijsinstellingen over de werving van reservisten. Wat mij betreft is dat heel belangrijk. Het past ook bij deze nota: veel kansen op mbo's, hbo's en universiteiten. Daarom heb ik ook Canada als voorbeeld genoemd. Iedereen moet gewoon die folder krijgen. Misschien kunnen reservisten langskomen bij hoorcolleges en werkgroepen. Er liggen in ieder geval kansen. Dat heb ik ook van de Staatssecretaris gehoord. Ik ben benieuwd naar haar oordeel.
Dan de motie op stuk nr. 6. Het is mooi als de ontvangers van de dienstplichtbrief kunnen worden geïnformeerd over de mogelijkheid van een reservistenaanstelling. Het staat in de top drie. We moeten bekijken of we de privacyproblemen kunnen oplossen.
De motie-Bruins Slot c.s. op stuk nr. 7 vind ik ook heel belangrijk. Bij zo'n mooie rondetafel loop je daar toch tegenaan. Dat is het nut van deze nota en deze discussie. We moeten het goede voorbeeld geven, we moeten de mogelijkheden op internet aangeven en we moeten bij voortgangsgesprekken, in folders et cetera op de mogelijkheden wijzen. De rijksoverheid en zeker de ministeries mogen niet achterblijven bij bedrijven.
Voorzitter, ten slotte. Het is waar dat er best veel consensus is. Dat geldt voor degenen die hier aanwezig zijn en voor de mensen die er niet zijn. Dat is mooi bij dit onderwerp. Het is mooi dat dat in de politiek gebeurt en dat we het zo met elkaar doen. Het belangrijkste is dat die consensus niet leidt tot achteroverleunen. We moeten niet denken dat we er zijn. We moeten gewoon dingen gaan doen. Daar gaat het om. Dan kunnen we er wat moois van maken.
Daar laat ik het bij, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Visser:
Voorzitter, dank u wel. Ik begin met de laatste oproep van de heer Van den Bosch. Daar zit wel fors wat werk in. De termen «deeltijdmilitair» en «fulltimemilitair» klinken heel makkelijk, maar het betekent aanpassing van wetgeving en allerlei randvoorwaarden. Dat heeft echt hele grote implicaties. Het klinkt simpel, maar dat is het niet. Het vraagt in de uitvoering echt tijd en aandacht. We moeten met de centrales overeenstemming zien te vinden op tal van punten. Mevrouw Bruins Slot gaf met haar oproep al aan waar soms de spanning in zit. De organisatie ziet de meerwaarde en heeft de bereidheid, maar vanuit een discussie rondom flexibele arbeid kan er anders tegenaan gekeken worden. Die discussie moet je gewoon met elkaar aangaan, maar dat betekent dat het niet vanzelfsprekend gaat. Het is goed dat u daar aandacht voor blijft vragen. Zoals u weet, hebben we binnen Defensie op tal van terreinen te maken met achterstanden. Ik heb het eerder met u gehad over ons loongebouw uit 1917, ons pensioenstelsel en ons personeelsmodel. Daar moeten we stappen in zetten. De Kamer heeft gezegd dat dat personeelsmodel anders moet, gelet op de huidige arbeidsmarkt en werving. Ik zal daar waarschijnlijk nog meerdere malen met u over discussiëren.
Dan de ingediende moties. Allereerst de motie op stuk nr. 5 van onder anderen de heer Bosman en mevrouw Bruins Slot over het aangaan van het gesprek met onderwijsinstellingen. Dat lijkt mij prima. Ik geef de motie dan ook oordeel Kamer. Binnen Defensie doen we het al omdat we te maken hebben met regionale en met centrale werving. Daar moeten we zelf al een inspanning op gaan doen. Ik denk dat het goed is om het ook breder op te pakken. Ik gaf al aan dat we als het gaat om het veiligheidsdomein in gesprek zijn met de politie: hoe kun je ervoor zorgen dat je elkaar niet beconcurreert, maar dat je elkaar versterkt? Ik denk dat dit een van de elementen is die we daarbij kunnen betrekken, dus oordeel Kamer over de motie op stuk nr. 5.
De motie op stuk nr. 6 van de heer Bosman met zijn collega's gaat over de dienstplichtbrief. Ik heb aangegeven hoe ik deze motie interpreteer. Ik ben bereid om ernaar te kijken, maar ik ben wel gebonden aan het feit dat ik de gegevens maar voor bepaalde doeleinden mag gebruiken. Binnen dat kader wil ik kijken naar de beschikbare ruimte om mensen niet alleen te wijzen op toekomstig werknemerschap bij Defensie, maar ook op een reservistenaanstelling. Met deze kanttekening geef ik de motie oordeel Kamer.
Dan de laatste motie, de motie op stuk nr. 7 van mevrouw Bruins Slot en de heren Kerstens, Bosman en Van Helvert, over de knelpunten die er mogelijk zijn. Ik geef deze motie oordeel Kamer, maar ik maak er wel twee opmerkingen bij. We moeten volgens mij eerst inzichtelijk maken of er knelpunten zijn. Dat is de eerste stap. Het dictum spreekt over «welke» maar we doen eerst een analyse om te achterhalen of er knelpunten zijn. Ik ga uiteraard met mijn collega van BZK aan de slag als het gaat om de aantallen, maar hiervoor geldt ook dat je niet verplicht kunt worden om je werkgever te registreren. De vraag is dus of er daadwerkelijk wordt geregistreerd. Met die kanttekening over de mogelijkheden, geef ik de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
Nog een interruptie van mevrouw Bruins Slot?
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter, dank daarvoor. Een korte suggestie. Ik weet dat het ministerie natuurlijk ook zeer actief heeft meegeluisterd bij het rondetafelgesprek. Daar kwam vooral dit punt naar voren. Het zou daarom mijn suggestie zijn om met de betrokkenen daar contact op te nemen. Ik vind het los daarvan echt belangrijk dat de rijksoverheid ook vanuit haar maatschappelijke verantwoordelijkheid haar medewerkers op een positieve manier motiveert om een bijdrage te leveren.
Staatssecretaris Visser:
Dat belang kan ik alleen maar onderschrijven. Vandaar ook: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. Over de drie ingediende moties gaat volgende week dinsdag gestemd worden. Er waren in principe nog twee toezeggingen genoteerd, maar die hangen ook een beetje samen met de moties. In de dienstplichtbrief zal de Kamer geïnformeerd worden over de mogelijkheid om reservist te worden en de rol van de rijksoverheid bij de reservisten. In ieder geval is toegezegd dat men daarop zal terugkomen in de verzamelbrief, die uiterlijk voor het zomerreces naar de Kamer komt. Ik neem aan dat als de moties aangenomen worden, die daar direct bij betrokken gaan worden. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit notaoverleg. Ik dank iedereen voor zijn aanwezigheid en dan natuurlijk met name de heer Van den Bosch. Nogmaals gefeliciteerd met deze initiatiefnota!
Sluiting 12.22 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35059-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.