Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2019
Het actualiteitenprogramma Nieuwsuur zond op 17 maart 2019 een item uit over het gebruik
van chroom-6 op het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW). Naar aanleiding van dit item
heeft de vaste commissie Defensie om een reactie gevraagd. Met deze brief voldoe ik
aan dit verzoek. Centraal stond een chroom-6 incident bij het gebruik van verfspuitcabines
op LCW in 2015.
Naar aanleiding van een eerder uitgevoerde quick scan heeft het LCW in 2015 aan een gespecialiseerd extern bedrijf gevraagd of, en zo ja
welke, verbeteringen aan de luchthuishouding van de spuitcabines mogelijk zijn. Dit
bedrijf heeft vervolgens geconstateerd dat de filters in de afvoer van de spuitcabines
niet goed werkten. Stof is achter het filter in het afvoerkanaal en op kasten in de
directe omgeving van de spuitcabines terecht gekomen (waar de medewerkers geen persoonlijke
beschermingsmiddelen droegen). In stofmonsters (genomen achter het filter en op de
kasten) is toen een geringe hoeveelheid chroom-6 aangetroffen. Na deze constatering
zijn de spuitwerkzaamheden direct stilgelegd en is een Commissie van Onderzoek ingesteld
(een zogenoemd CvO-onderzoek), zoals gebruikelijk is bij dergelijke voorvallen. Hierover
is het betrokken personeel geïnformeerd. De Tweede Kamer is destijds geïnformeerd
via een brief van de Minister van Defensie van 1 oktober 2015 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 10).
Het CvO-rapport is inmiddels openbaar gemaakt1. Uit het onderzoek is gebleken dat het niet adequaat functioneren van de luchtbehandelingsinstallatie van de spuitcabines is veroorzaakt door het gebruik van een ander type
filter dan was voorgeschreven door de fabrikant. De installatie was niet uitgerust
met specifieke signaleringsmiddelen en reageerde dan ook niet op deze andere type
filters. Het deel van het afzuigkanaal tussen de filterruimte en de ventilatie-uitgang
op het dak van de hangaar bleek geen gesloten systeem te zijn. Door een open verbinding
tussen dit afzuigkanaal en de directe omgeving van de spuitcabines kon met chroom-6
vervuilde stof op de kasten terecht komen. Verder kwam uit het CvO-onderzoek dat het
aannemelijk is dat het onderhoud (dat destijds door verschillende bedrijven werd gedaan)
sinds langere tijd gebrekkig is uitgevoerd, alsook dat de begeleiding en controle
hiervan, niet goed was uitgevoerd.
Het is niet uit te sluiten dat personeel in de omgeving van de cabines destijds is
blootgesteld aan chroom-6 omdat het onduidelijk was hoe lang deze onveilige situatie
heeft geduurd. De constatering werd op een vrijdagmiddag gedaan. In de loop van de
daaropvolgende maandag werd duidelijk dat binnen 72 uur een biologische monitoring
had moeten worden opgestart. Dit is dus niet gebeurd. Dat alles is zeer te betreuren.
Zoals gemeld in de brief van 1 oktober 2015 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 10) is het personeel dat destijds mogelijk is blootgesteld aan chroom-6 na registratie
een preventief medisch onderzoek aangeboden. De direct betrokkenen hebben hier gebruik
van gemaakt. Daarnaast zijn zij actief voorgelicht over het onderzoek en de uitkomsten.
Sowieso geldt dat alle (ex)defensiemedewerkers terecht kunnen bij het informatiepunt
chroom-6 (www.informatiepuntchroom6.nl). De aanbevelingen uit het CvO-onderzoek zijn overgenomen en mede met het Rijksvastgoedbedrijf opgepakt. Enkele maanden
na het onderzoek uit 2015 zijn nieuwe spuitcabines geplaatst. Ook is een onderhoudscontract
afgesloten met de bouwer van de spuitcabines en worden regelmatig controles uitgevoerd
op dit onderhoud.
Zolang wordt gewerkt met chroom-6 dient dit veilig te gebeuren. In het plan van aanpak
chroom-6 van 4 december 2018 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 70) wordt beschreven hoe dit wordt geborgd. Bij de begroting informeer ik u over de
voortgang hiervan, zoals toegezegd in het AO Personeel dd. 12 maart 2019 aan het lid
Bruins-Slot (CDA).
De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser