34 953 EU-voorstel: Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen COM (2018) 173

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2019

De Europese Raad, het Europees parlement (EP) en de Europese Commissie hebben op 19 december jl. een voorlopig politiek akkoord bereikt over het voorstel voor een richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de voedselvoorzieningsketen (zie toegevoegde Engelstalige compromistekst)1. Deze richtlijn is een belangrijke stap om de zwakkere schakels in de voedselvoorzieningsketen tegen oneerlijke handelspraktijken (hierna OHP’s) te beschermen.

Met deze brief informeer ik u zoals toegezegd in het AO over het behandelvoorbehoud op het EU-voorstel Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen van september 20192, over de uitkomst van de onderhandelingen tussen de Raad, de Europese Commissie en het EP en geef ik mijn appreciatie van het voorlopige politiek akkoord in samenhang met mijn oorspronkelijke onderhandelingsinzet. Verder geef ik een vooruitzicht op hoe ik de richtlijn wil gaan implementeren en welke vervolgstappen daarbij nodig zijn.

Huidige stand van zaken

Tijdens de onderhandelingen is de richtlijn aangepast ten opzichte van het oorspronkelijke commissievoorstel. Zo is het aantal OHP’s dat verboden gaat worden, uitgebreid van acht naar zestien3. Hierbij is blijven gelden dat de richtlijn een minimale harmonisatie betreft.

Tijdens het triloog is de reikwijdte van de richtlijn uitgebreid. Ten eerste ziet deze nu niet meer alleen toe op OHP’s die zich voordoen bij de verkoop van voedingsproducten, maar is breder toepasbaar op alle voedings- en landbouwproducten genoemd in bijlage 1 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Ten tweede zullen NGO’s met een legitiem belang leveranciers kunnen vertegenwoordigen bij een klachtenprocedure. Ten derde is besloten dat het verbod op OHP’s gaat gelden niet alleen in relaties tussen leveranciers en binnen de EU gevestigde afnemers, maar ook met buiten de EU gevestigde afnemers. Als laatste is het toepassingsgebied voor bedrijven uitgebreid van twee categorieën bedrijven (MKB, groot) naar zes categorieën (micro, klein, middelgroot, lower en upper mid-range, groot), waarbij leveranciers met een omzet van maximaal € 350 mln (grens tussen upper mid-range en groot) beschermd worden tegen verboden OHP’s door een afnemer in een hogere omzetcategorie.

Bepaald is dat de lidstaten een handhavende instantie zullen aanwijzen met voldoende bevoegdheden en middelen om effectief op te treden om de regelgeving te handhaven. Leveranciers kunnen zelf beslissen of ze een klacht willen indienen bij de handhavingsautoriteit in de lidstaat van de afnemer of bij de handhavingsautoriteit van de eigen lidstaat. Daarnaast worden lidstaten ook aangemoedigd andere vormen van geschillenbeslechting te stimuleren.

In de richtlijn zijn de bepalingen over de klachtenprocedure op punten aangescherpt en wordt in de overwegingen meer duiding gegeven. Bijvoorbeeld over de mogelijkheden van toezichthouders om zelf prioriteiten te stellen bij de handhaving en over de bevoegdheden die de toezichthouders krijgen. Zo zal de toezichthouder in staat zijn om een in overtreding zijnde afnemer te dwingen om de verboden handelspraktijken te beëindigen en kan de toezichthouder in het kader van een onderzoek onaangekondigde inspecties uitvoeren.

Daarnaast is er nog een aantal kleinere wijzigingen aangebracht. Zo worden publieke instellingen die gezondheidszorg verlenen uitgezonderd van de bepaling over late betalingen. Verder krijgen lidstaten de flexibiliteit om voor specifieke sectoren een kortere periode dan de voorziene dertig dagen vast te leggen waarbinnen een bestelling van bederfelijke producten niet kosteloos mag worden geannuleerd. De commissie zal een website oprichten met daarin weergegeven de nationale implementaties van de richtlijn. Bij de evaluatie van deze richtlijn, die binnen vier jaar moet worden uitgevoerd, moet ook gekeken worden naar de effectiviteit van de richtlijn op nationaal niveau en naar de effectiviteit van de samenwerking tussen verschillende nationale autoriteiten.

Appreciatie van het onderhandelingsresultaat

Het voorlopig politiek akkoord voldoet grotendeels aan de vooraf bepaalde Nederlandse inzet, zoals vastgelegd in het desbetreffende fiche Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie4.

  • Conform de wens van het kabinet is het toepassingsgebied uitgebreid naar alle landbouwproducten genoemd in bijlage 1 van het VWEU, zodat nu bijvoorbeeld ook sierteeltproducten onder de bescherming vallen.

  • Het toepassingsgebied van bedrijven is uitgebreid naar bedrijven met een omzet tot € 350 miljoen. Hiermee is afgeweken van de Nederlandse inzet om alleen de zwakste schakel in de keten te beschermen. Anderzijds genieten micro en kleine bedrijven door de getrapte categorieën nu betere bescherming t.o.v. het oorspronkelijke commissievoorstel. Overigens heeft Nederland in een stemverklaring vast laten leggen dat de nieuwe categorieën lower en upper mid-range geen verbreding van de MKB-definitie betekenen, maar specifiek zijn ontwikkeld met het agrofooddomein in gedachten.

  • De inzet van het kabinet was om de lijst van verboden OHP’s niet uit te breiden en om voldoende ruimte te krijgen om OHP's die niet in de minimumlijst zijn opgenomen, desgewenst nationaal aan te pakken. Conform de wens van het kabinet geeft de richtlijn nationale overheden de mogelijkheid om strengere regels ter bestrijding van OHP's te handhaven of in te voeren dan waarin de richtlijn voorziet. Dit zolang dit geen afbreuk doet aan de interne markt. Of ik van die ruimte gebruik ga maken, wil ik in de komende maanden verder bekijken, mede in overleg met betrokken partijen. Als onderhandelingsresultaat met het EP is de lijst immers al met acht OHP’s uitgebreid tot zestien.

  • Ook op het gebied van de handhavingsautoriteit is voldaan aan de Nederlandse inzet. Zo moet de handhavingsautoriteit, op verzoek van de klager, de noodzakelijke maatregelen treffen met het oog op passende bescherming van de identiteit van de klager of van informatie waarvan de openbaarmaking schadelijk zou kunnen zijn voor de belangen van de klager. En is zowel de gewenste samenwerking tussen nationale handhavingsautoriteiten geregeld als de ondersteunende rol van de Commissie hierbij.

  • De aanmoediging om andere vormen van geschillenbeslechting te stimuleren, sluit goed aan bij mijn voornemen om naast publiekrechtelijke systeemtoezicht, een vorm van laagdrempelige en onafhankelijke geschilbeslechting te beleggen bij een aan te wijzen geschillencommissie. Voornemen is om hiervoor de Stichting Geschillencommissies Beroep en Bedrijf (SGB)5 aan te wijzen.

Op basis van bovenstaande meen ik dat het onderhandelingsresultaat over het algemeen aansluit bij de Nederlandse inzet. Het akkoord biedt goede aanknopingspunten om verdere uitvoering te geven aan enkele passages uit het regeerakkoord die gaan over de versterking van de boer in de keten. Specifiek de passage die gaat over het inrichten van een speciaal team voor de agro-nutriketen bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om OHP's in de voedselvoorzieningsketen aan te pakken. Het akkoord sluit hiermee ook goed aan bij de brief aan uw Kamer van 29 juni 2018 over de positie van de boer in de keten, waarin ik de maatregelen beschrijf waarmee ik invulling wil geven aan deze passages6.

Vervolgstappen

Het voorlopige politieke akkoord is nog niet definitief. Zowel de Raad als het EP moeten het voorstel – op basis van een juridisch en taalkundig gereviseerde tekst – eerst nog goedkeuren. Daarna kan de richtlijn pas worden gepubliceerd is in het Publicatieblad van de EU. De verwachting is dat publicatie plaats zal vinden in mei.

Pas na de publicatie in het publicatieblad van de EU kan de richtlijn via de gebruikelijke wetgevingsprocedure omgezet worden in nationale wetgeving. De richtlijn stelt daarvoor een termijn van 2 jaar. Ik wil deze richtlijn echter zo snel mogelijk implementeren, en heb daarom de voorbereiding voor de nationale implementatie al in werking gezet.

Conform bovengenoemde brief aan uw Kamer van 29 juni 2018 (Kamerstuk 28 625, nr. 257), zal de ACM worden belast met het publiekrechtelijk systeemtoezicht op de naleving van deze wettelijke bepalingen. We zijn met de ACM in gesprek hoe hieraan op basis van de bepalingen in de richtlijn concreet invulling te geven.

Verder wordt gekeken naar hoe de geschillenbeslechting concreet gaat worden vormgegeven. Hierover vinden verkennende gespreken plaats met de Stichting SGB en brancheorganisaties.

Zoals uit de bovenstaande brief blijkt, ben ik tevreden met het onderhandelingsresultaat. Ik ben dan ook voornemens om in te stemmen met de gereviseerde teksten zodra deze voorliggen in de Raad.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 34 953, nr. 4

X Noot
3

Meerdere oneerlijke handelspraktijken werden al verboden, namelijk: onredelijk late betalingen; het op korte termijn annuleren van bestellingen van bederfelijke voedingsproducten; het eenzijdig veranderen van belangrijke contractvoorwaarden en dat de voedselprocenten moet betalen voor het bederf van voedings- en landbouwproducten dat na levering en buiten de schuld van de leverancier plaatsvindt. Deze lijst wordt uitgebreid met dat leveranciers geen geschreven contract mag worden ontzegd; het eisen van betaling voor niet geleverde diensten de afnemer verboden wordt, afnemers geen vertrouwelijke gegevens mogen delen met derden; afnemers niet mogen dreigen met represailles en afnemers geen geld eisen mogen voor het afhandelen van klachten.

Ook zijn sommige handelspraktijken alleen toegestaan na duidelijke en niet ambigue afspraken in de koopovereenkomst: het retourneren van onverkochte agrarische voedselproducten; de leverancier van agrarische voedingsproducten kosten doorrekenen voor opslag, promoties, marketing en andere specifiek benoemde activiteiten. Desgevraagd moet de kopen een onderbouwing van de in hiervoor genoemde kosten kunnen geven. Hieraan is toegevoegd dat een afnemer alleen na expliciete afspraken kosten in rekening mag brengen voor het gebruik van medewerkers om producten aan te prijzen.

X Noot
4

Kamerstuk 22 122, nr. 2584

X Noot
5

Kamerstuk 28 625, nr. 257

X Noot
6

Kamerstuk 28 625, nr. 257

Naar boven