34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland

Nr. 80 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2019

In de motie van de leden Becker en Bouali (Kamerstuk 21 501-04, nr. 209) is het kabinet gevraagd om ten minste jaarlijks te rapporteren over de externe financieringsinstrumenten van de Europese Unie (EU). Ik ben voornemens uw Kamer jaarlijks rond dezelfde tijd als het reguliere Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)-jaarverslag te informeren over de meest recente rapportage van de Europese Commissie over resultaten die middels het EU externe financieringsinstrumentarium zijn bereikt.

Op 21 december 2018 ontving uw Kamer de brief Kabinetsinzet EU Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 34 952, nr. 41). Voorliggende brief betreft de appreciatie van de rapportage van de Europese Commissie over verslagjaar 2017 (juli 2016 tot juni 2017).1 Ook informeer ik u in deze brief over de manier waarop de Commissie haar ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s evalueert, en gebruik maakt van genderspecifieke data, het laatste in reactie op de toezegging aan het lid Van den Hul tijdens het Algemeen Overleg over de toekomst van EU Ontwikkelingssamenwerking op 7 maart 2019. Tot slot breng ik uw Kamer op de hoogte van recente inspanningen ten aanzien van delegated cooperation, naar aanleiding van de motie van het lid Becker (Kamerstuk 34 952, nr. 18).

In mei 2019 ontving uw Kamer het reguliere BHOS-jaarverslag (Kamerstuk 35 200 XVII, nr. 1) en daaraan gekoppeld de online OS-resultatenrapportage over de bilaterale inzet in 2018.2 Conform het streven de resultaten van EU-ontwikkelingssamenwerking inzichtelijker te maken, wordt ook in deze online OS-resultatenrapportage kort ingegaan op de resultaten die middels het EU externe financieringsinstrumentarium zijn bereikt. In de online rapportage wordt tevens verwezen naar websites met meer informatie over specifieke EU programma’s en projecten. Zoals hieronder beschreven, lopen de rapportageperiodes van de Europese Commissie en Nederland niet synchroon.

Nederland en EU-ontwikkelingssamenwerking

De Europese Unie en haar lidstaten zijn samen de grootste donor van ontwikkelingshulp ter wereld. In april 2019 rapporteerde de OESO/DAC gegevens over officiële ontwikkelingshulp (ODA) van de leden van de OESO/DAC in 2018. Hieruit blijkt dat in 2018 bijna 57 procent (EUR 74.4 miljard) van alle ODA afkomstig was van de Europese Unie en haar lidstaten.3 Zoals blijkt uit de jaarrapportage van de Europese Commissie, had de Commissie in verslagjaar 2.017 EUR 17 miljard tot haar beschikking voor ontwikkelingssamenwerking wereldwijd. Hiervan is circa 5% bijgedragen door Nederland, zowel via de EU-begroting als via de bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat buiten de EU-begroting staat.

De EU Consensus inzake Ontwikkeling4 van juni 2017 vormt het beleidskader voor Europese ontwikkelingssamenwerking, en gaat uit van vijf dimensies die fundamenteel zijn voor het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s): mensen, planeet, welvaart, vrede en partnerschap (people, planet, prosperity, peace, partnership).

Internationale trends

De Europese Commissie stelt vast dat mensen, landen en economieën wereldwijd meer dan voorheen met elkaar zijn verbonden en dat geldt ook voor sociale, economische en veiligheidsvraagstukken. De Europese Commissie beoogt middels haar externe optreden in te spelen op internationale trends en ontwikkelingen. In de rapportage van de Commissie over verslagjaar 2017 wordt per dimensie een beeld geschetst van zowel positieve ontwikkelingen als blijvende en nieuwe risico’s. Een selectie van deze trends staat hieronder beschreven, aangevuld met recente gegevens.

People, het bestrijden van armoede en honger in alle vormen en het zorgen voor waardigheid en gelijkwaardigheid, is een van de dimensies van ontwikkeling. Wereldwijd neemt het aantal mensen dat in extreme armoede leeft af. Afgaande op Wereldbank-gegevens leefde in 2018 8,6% van de wereldbevolking in armoede (< USD 1,90 per dag), waar dit in 1990 nog een derde van de wereldbevolking was. Deze afname staat niet op zichzelf; in vrijwel alle ontwikkelingslanden is voortuitgang geboekt op sociale indicatoren zoals onderwijsdeelname. De vooruitgang gaat echter niet gelijk op voor meisjes en jongens. Het is volgens de Commissie ook zorgelijk dat het aantal mensen dat ontheemd is nog nooit eerder zo hoog was (68,5 miljoen mensen in 2018, UNHCR) en dat sinds een paar jaar honger in de wereld weer toeneemt (821 miljoen mensen in 2017, FAO).

Planet staat voor het beschermen van toekomstige generaties tegen een onleefbare planeet, mede door klimaatverandering, milieuvernietiging en uitputting van grondstoffen. De trends op het gebied van klimaat en biodiversiteit zijn verontrustend.5 De gevolgen van klimaatverandering worden steeds ernstiger en treffen de armste landen het hardst. Met name vrouwen in ontwikkelingslanden worden onevenredig zwaar getroffen. Hernieuwbare energie is in opkomst, maar nog steeds hebben ongeveer een miljard mensen geen toegang tot elektriciteit (IEA, 2018).

De Europese Commissie richt zich ook op prosperity, opdat mensen in ontwikkelingslanden in welvaart en met voldoening kunnen leven. Hoewel armoede in de wereld afneemt, blijft economische groei in met name Sub-Sahara Afrika achter bij de rest van de wereld. Ook is er een tekort aan inkomstenbronnen voor de jonge bevolking. Duurzame ontwikkeling zal voorts steeds meer afhangen van hoe samenlevingen gebruik kunnen maken van nieuwe technologieën. Toegang tot dergelijke technologieën is juist in Sub-Sahara Afrika een uitdaging.

De Commissie beoogt bij te dragen aan het opbouwen van vreedzame, eerlijke en inclusieve samenlevingen (peace). De Europese Commissie stelt vast dat de trends op dit vlak zorgelijk zijn. Sinds 2010 neemt het aantal gewelddadige conflicten in de wereld toe (VN, Wereldbank). In grote delen van de wereld staan rechtvaardigheid en democratie onder druk en worden kritische stemmen het zwijgen opgelegd.

Voor het boeken van vooruitgang op de verschillende dimensies van ontwikkeling zijn partnerschappen (partnerships) van belang. Er zijn meer investeringen nodig, waarbij financiering van verschillende partijen, waaronder de private sector, wordt samen gebracht. In toenemende mate werkt de Europese Commissie met private partijen om de SDG’s te behalen. De Commissie werkt ook intensief samen met multilaterale instellingen, niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) en niet-EU landen.

Appreciatie van de inzet beschreven in de EU-jaarrapportage

De manier waarop de Europese Commissie inspeelt op dergelijke trends staat beschreven in de jaarlijkse rapportage van de Commissie over de resultaten die middels het externe financieringsinstrumentarium van de Unie zijn bereikt. In februari 2019 is de rapportage gepubliceerd over verslagjaar 2017 (juli 2016 tot juni 2017). Het kabinet verwelkomt de uitgebreide rapportage van de Europese Commissie. De rapportage bestaat uit een jaarverslag dat de resultaten bondig beschrijft, en het staff working document dat de resultaten uitgebreid beschrijft.6 Het staff working document beschrijft zowel per dimensie als per regio de resultaten die zijn behaald. Daarnaast wordt in de financiële rapportage die bij het rapport is gevoegd inzicht gegeven in de verdeling van de fondsen op geografisch en thematisch gebied. Ook worden behaalde resultaten in de annex cijfermatig weergegeven aan de hand van het EU Results Framework.7

Ik maak van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te wijzen op de recent verschenen EU Aid Explorer,8 een gebruiksvriendelijke online tool waarmee informatie kan worden verkregen over zowel ontwikkelingssamenwerking door de EU als door haar lidstaten. Op deze website is informatie te vinden over programma’s en projecten sinds 2007.

Het kabinet verwelkomt de innovatieve manier waarop de Commissie inspeelt op internationale trends en innovaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. In de rapportage over verslagjaar 2017 worden voorbeelden beschreven van samenwerking tussen de Commissie en andere partijen om uitdagingen op het gebied van prosperity aan te pakken. Met het Extern Investeringsplan (EIP) en het bijbehorende Europees Fonds voor Duurzame Ontwikkeling (EFDO) worden investeringen in partnerlanden door private partijen gestimuleerd, om zo de trend van hoge werkloosheid tegen te gaan. De Commissie verstrekt middels het EFDO in toenemende mate garanties, waarmee het investeringsrisico voor private partijen afneemt. De investeringsvensters binnen het EFDO zijn gericht op de toekomst. Zo is er een venster voor investeringen in de digitale economie, en een voor investeringen in duurzame energie en mobiliteit.

Ook waardeert het kabinet dat de Commissie middels het externe financieringsinstrumentarium inspeelt op internationale actualiteiten. Zo is tijdens de migratiecrisis eind 2015, en marge van de migratietop in Valletta, het EUTF (Noodtrustfonds voor Afrika) opgericht, om snel te kunnen reageren op uitdagingen op het gebied van irreguliere migratie, vluchtelingenstromen en ontheemding in Noord-Afrika, de Hoorn van Afrika, de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer. Het fonds brengt bijdragen uit verschillende bronnen (overhevelingen uit bestaande EU-fondsen aangevuld met bilaterale bijdragen van Europese donoren) en expertise bijeen. De aanpak van het fonds leidt tot resultaten, waarover wordt gepubliceerd in de jaarrapportage van de Commissie, alsmede op de website van het EUTF9 en in de jaarlijkse verantwoordingsrapportages van het EUTF10. De Europese Rekenkamer concludeerde eind 201811 dat het fonds erin slaagt snel en flexibel programma’s in uitvoering te brengen en dat het fonds resultaten toont. Wel zou het fonds baat hebben gehad bij meer specifieke doelstellingen. In antwoord op vragen van uw Kamer heb ik u aanvang 2019 geïnformeerd over de appreciatie van het kabinet van het EUTF12. Momenteel vindt er een evaluatie van het EUTF plaats, waarvan de resultaten begin 2020 worden verwacht.

Het kabinet heeft eveneens waardering voor de bijdrage van Europese Commissie aan de aanpak van andere crises. Zo speelt de Commissie voor de aanpak van voedselcrises een voortrekkersrol in het Global Network Against Food Crises. Het netwerkt brengt jaarlijks het Global Report on Food Crises13 uit, dat geldt als het referentiedocument over het onderwerp en bijdraagt aan het mobiliseren van noodsteun. In het geval van urgente mensenrechtenkwesties kan de Commissie middels het Emergency Fund van het European Instrument for Democracy and Human Rights (EIDHR) ondersteuning bieden aan mensenrechtenactivisten.

Het kabinet stelt vast dat de Europese Commissie in toenemende mate de verschillende dimensies van ontwikkeling met elkaar verbindt, om tot geïntegreerde oplossingen te komen. Op het gebied van peace - met name conflictpreventie, vredesopbouw en conflictstabilisatie – werkte de Commissie in verslagjaar 2017 aan een geïntegreerde benadering voor conflictgebieden en crisissituaties. De Raad verwelkomde deze benadering in 2018.14 Een voorbeeld van het streven tot een geïntegreerde benadering op het gebied van conflictpreventie is het EU conflict Early Warning System, dat in de breedte de situatie in landen evalueert. Nederland dringt er op aan dat de EU programmering sneller wordt bijgesteld na een early warning van het EU conflict Early Warning System.

Een ander voorbeeld dat dit streven tot een geïntegreerde benadering toont, is de leidende rol die de Europese Commissie speelt op het gebied van Policy Coherence for Development15 om de implementatie van de SDGs te bevorderen. Zo wordt via het Algemeen Preferentieel Stelsel bijvoorbeeld de markttoegang voor ontwikkelingslanden tot de EU verbeterd. Ook steunt Nederland het EU-beleid om landen die niet of onvoldoende meedoen aan de internationale strijd tegen belastingontwijking, op een lijst van niet-coöperatieve jurisdicties te plaatsen. Dit kan helpen voorkomen dat de belastinggrondslag van ontwikkelingslanden wordt uitgehold. Hoewel er vooruitgang is geboekt met betrekking tot Policy Coherence for Development, zal Nederland samen met andere lidstaten de Commissie blijven oproepen tot verdere inspanningen om ervoor te zorgen dat niet-ontwikkelingsbeleid rekening houdt met de ontwikkelingsdoelstellingen van partnerlanden.16

Het kabinet waardeert de innovatieve, responsieve, en steeds verder geïntegreerde wijze waarop de Europese Commissie inspeelt op internationale trends. De Commissie doet dit niet alleen, maar in samenwerking met de lidstaten die zelf ook bilaterale programma’s financieren. Tijdens het Wetgevingsoverleg over het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 20 juni jl. (Kamerstuk 35 200 XVII, nr. 10), vroeg het lid Kuik (CDA) naar partnerschappen in Europees verband.

De rapportage over verslagjaar 2017 geeft verschillende voorbeelden van samenwerking tussen de Europese Commissie en EU lidstaten, bijvoorbeeld om uitdagingen op het gebied van planet het hoofd te bieden. Zo is de Commissie lid van het Nationally Determined Contributions (NDC) Partnership, waar Nederland momenteel covoorzitter van is samen met Costa Rica. Middels dit partnerschap worden ontwikkelingslanden ondersteund om klimaatdoelen te halen en weerbaarheid tegen klimaatverandering te vergroten. Ook is de Commissie net als Nederland betrokken bij het EU Action Plan on Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT). Ook in partnerschappen en initiatieven ter verbetering van de beschikbaarheid, kwaliteit en toegang tot onderwijs werkt de Europese Commissie samen met lidstaten. Zo ondersteunen zowel de Commissie als Nederland het Global Partnership for Education, dat streeft naar verbeterde toegang tot en kwaliteit van basisonderwijs wereldwijd, met name ook voor meisjes. De komende EU legislatuur biedt kansen voor de Europese Commissie en lidstaten om niet alleen samen te werken in overkoepelende partnerschappen, maar ook op lokaal niveau. In het nieuwe instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) wordt de voorkeur gegeven aan afgestemde of gezamenlijke programmering (joint programming) door de EU en lidstaten.

Hoewel samenwerking tussen de Europese Commissie en lidstaten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking toeneemt, blijven er een aantal verschillen in beleid en modaliteiten. Waar Nederland sinds de motie van het lid Agnes Mulder (Kamerstuk 33 400 V, nr. 35) in december 2012 geen algemene begrotingssteun meer verleent, blijft begrotingssteun een belangrijk instrument voor de EU. In 2017 bedroeg het aandeel begrotingssteun van de totale ODA-uitgaven van de Commissie 18 procent. De jaarrapportage beschrijft beknopt de resultaten die zijn behaald middels begrotingssteun, en een apart rapport beschrijft de resultaten uitgebreid.17 Nederland ziet er in de comités voor extern beleid in Brussel op toe dat de criteria die de EU hanteert bij het verlenen van begrotingssteun18 strikt worden nageleefd en daarover verantwoording wordt afgelegd.

Evaluatie van de effectiviteit van EU ontwikkelingssamenwerking

Naast het in de jaarlijks rapporteren over de resultaten die zijn bereikt middels de externe financieringsinstrumenten van de Unie, toetst de Europese Commissie ook tussentijds de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking en doet op basis hiervan waar nodig aanpassingen aan beleid en de uitvoering. De Evaluation Policy for European Union Development Cooperation uit 2014 vormt hiervoor het kader.19 Zowel het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling (DG DEVCO) als DG Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen (DG NEAR) van de Europese Commissie voeren verschillende soorten evaluaties uit, waarvan de meest voorkomende project/programma-evaluaties en strategische-evaluaties zijn.20 Evaluaties zijn een schakel in de monitoring-, rapportage- en evaluatieketen, en onderzoeken waarom bepaalde resultaten zijn bereikt. Monitoring houdt in dat EU Delegaties, de Europese Commissie en uitvoerende partners ook gedurende de implementatiefase de voortgang van projecten in de gaten houden, daarbij onder andere gebruik makend van het EU Results Oriented Monitoring systeem.21

Evaluaties vinden op verschillende momenten plaats. Tussentijdse evaluaties toetsen of de voortgang van de implementatie van een actie gaat zoals gepland, en geven aanbevelingen voor de verbetering van de actie in de resterende periode. Eindevaluaties vinden een aantal maanden voor het einde van een actie plaats, beoordelen de behaalde resultaten en analyseren waarom resultaten wel of niet zijn behaald. Ex-post evaluaties vinden een of twee jaar na het einde van een actie plaats, en onderzoeken of een actie een duurzame impact heeft gehad.

Zowel project/programma-evaluaties als strategische evaluaties worden uitgevoerd door onafhankelijke experts, die middels een Framework Contract worden gecontracteerd. Voor project/programma-evaluaties identificeren EU Delegaties en Units van de Europese Commissie jaarlijks welke projecten/programma’s zullen worden geëvalueerd, daarbij rekening houdend met de verplichting dat acties met een budget groter dan EUR 5 miljoen geëvalueerd moeten worden.

Een voorbeeld van een programma-evaluatie, is de tussentijdse evaluatie die eind 2018 is uitgevoerd voor het Regional Development and Protection Programme (RDPP) in Kenia. Nederland leidt namens de EU het RDPP in de Hoorn van Afrika, dat grotendeels gefinancierd wordt uit het EUTF en gericht is op verbeterde bescherming en opvang van vluchtelingen en gastgemeenschappen. Nederland zal de bevindingen van het rapport gebruiken om, waar nodig, samen met de EU aanpassingen te maken in het bestaande programma in Kenia. De uitkomsten van de tussentijdse evaluatie zullen binnenkort worden gepubliceerd, maar eerste inzage leert dat een aanbeveling is dat verbeterde afstemming nodig is tussen humanitaire en ontwikkelingsactoren om de verschillende noden adequaat te adresseren.

Naast project/programma-evaluaties worden ook strategische evaluaties uitgevoerd. Strategische evaluaties zijn complex, zij beslaan verschillende programma’s en instrumenten over een langere periode. De evaluaties worden uitgevoerd op verschillende niveaus – land, regio of sector – en kunnen ook de procedures en instrumenten van de Europese Commissie betreffen. De evaluaties onderzoeken waarom in een bepaalde context ontwikkelingsstrategieën al dan niet succesvol zijn gebleken, en dienen als input voor strategische beleidskeuzes. Voor strategische evaluaties is een vijfjarig voortschrijdend werkprogramma22 opgesteld door de Europese Commissie, waarin staat voor welke landen, regio’s, sectoren of instrumenten strategische evaluaties zullen worden uitgevoerd. De voltooide strategische evaluaties zijn online beschikbaar.23

In verslagjaar 2017 werden in totaal 18 DEVCO en NEAR strategische evaluaties voltooid, waaronder tussentijdse evaluaties van alle externe financieringsinstrumenten.24 Op basis van deze evaluaties is een rapport opgesteld over de coherentie tussen de verschillende instrumenten. Dit rapport is positief over de aansluiting van de verschillende instrumenten bij EU beleidsprioriteiten en behoeften van partnerlanden. Het rapport stelt echter ook dat er een noodzaak bestaat tot meer strategische en overkoepelende programmering van de instrumenten, en dat de architectuur van de financieringsinstrumenten daarom moet worden heroverwogen voor de periode 2021–2027. Voortbordurend op onder andere de uitkomsten van deze evaluatie, zijn de lidstaten van de Europese Unie op dit moment in onderhandeling over het NDICI. De Nederlandse inzet is dat dit een overkoepelend instrument moet zijn, dat coherent buitenlandbeleid bevordert en strategisch kan worden aangestuurd. Meer informatie over de Nederlandse positie ten aanzien van het NDICI staat beschreven in een BNC fiche (Kamerstuk 22 112 nr. 2682).

Genderspecifieke data

De komende paragrafen betreffen de toezegging aan het lid Van den Hul (PvdA), gedaan tijdens het Algemeen Overleg over de toekomst van EU ontwikkelingssamenwerking op 7 maart jl. (Kamerstuk 34 952, nr. 61), om terug te komen op data capture, ofwel het vastleggen en gebruik van genderspecifieke data door de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) om de genderimpact van projecten te monitoren.

De Europese Commissie en de EDEO achten het monitoren van genderimpact van projecten van groot belang, zoals staat beschreven in het EU Gender Action Plan II (GAP II).25 De programmeringsfase is hiervoor de eerste stap. Het GAP II stelt dat de OESO/DAC «gender equality policy marker» consequent moet worden toegepast. Deze marker is een hulpmiddel die wordt toegepast op een projectvoorstel, om te registreren in welke mate hulpactiviteiten gericht zullen zijn op gendergelijkheid (marker 2 (G2): gendergelijkheid als belangrijkste doelstelling; marker 1 (G1): gendergelijkheid als belangrijke doelstelling; marker 0: project is niet gericht op gendergelijkheid). Uit het OESO-rapport Aid in Support of Gender Equality and Women’s Empowerment uit maart 2019 blijkt dat de EU in de periode 2016–2017 alle projecten heeft gescreend op gender-relevantie, en dat aan ongeveer de helft van de projecten marker G2 of G1 is toegewezen.26 Er is in de afgelopen jaren een stijgende trend in het aantal EU projecten met een G2 en G1 marker.27 Deze trend moet verder worden doorgezet om het doel dat in GAP II is gesteld te bereiken, dat in 2020 aan 85% van de EU projecten marker G2 of G1 is toegewezen.28

In het EU Gender Action Plan II staat dat, waar mogelijk, tijdens de implementatie en evaluatie van projecten gebruik moet worden gemaakt van genderspecifieke data. Middels deze data kan zowel tijdens de looptijd- als na afloop van een project worden getoetst welke impact het project heeft voor zowel mannen als vrouwen. Het 2017 GAP II Implementatierapport stelt dat EU Delegaties in 2017 ongeveer twee keer zo vaak genderspecifieke data gebruiken als in 2016.29 De beperkte beschikbaarheid van dergelijke data op programmaniveau blijft echter een uitdaging. EU lidstaten riepen de Commissie in de Raadsconclusies over het GAP II implementatierapport op om zich te blijven inspannen voor het gebruik van genderspecifieke data.30 In annex 7 van het staff working document over de resultaten behaald middels het EU externe financieringsinstrumentarium in verslagjaar 201731 is een tabel opgenomen waarin is uitgesplitst in welke mate mannen en vrouwen, jongens en meisjes, baat hebben bij behaalde resultaten.

Positionering Nederlandse organisaties – Delegated Cooperation

In de nota Investeren in Perspectief gaf het kabinet aan zich in te zetten om Nederlandse organisaties beter te positioneren om programma’s uit te voeren voor en in samenwerking met de Europese Commissie, onder andere via gedelegeerde samenwerking (Delegated Cooperation). Bij gedelegeerde samenwerking worden EU middelen in beheer gebracht bij een geaccrediteerde uitvoeringsorganisatie van een lidstaat. Om gebruik te kunnen maken van Delegated Cooperation heeft een uitvoerder een accreditatie van de Europese Commissie nodig. In Nederland zijn RVO.nl, FMO en het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geaccrediteerd. Andere partijen, zoals ngo’s en kennisinstellingen, kunnen via deze uitvoeringsorganisaties worden ingezet.

In lijn met de motie van het lid Becker (Kamerstuk 34 952, nr. 18) heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een kader opgesteld geformuleerd met uitgangspunten om Nederland sterker te positioneren voor EU-financiering. Ook is er binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken sinds januari 2019 een Steunfaciliteit voor het management van EU-fondsen (EU Support Facility; EU-SF) opgericht, die onder andere mogelijkheden voor EU-financiering helpt identificeren en adviseert over de regelgeving en procedures omtrent Delegated Cooperation en andere vormen van EU-financiering.

Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg over de toekomst van EU Ontwikkelingssamenwerking op 7 maart 2019, zal in de jaarrapportage die de Kamer in mei 2020 ontvangt worden ingegaan op de voortgang van het beleid ten aanzien van de besteding van gedelegeerde fondsen aan Nederlandse uitvoerders.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag


X Noot
5

Zie ook Kamerbrief 25 april jl., Kamerstuk 26 407, nr. 127

X Noot
12

Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1109

X Noot
20

De methodologie die wordt gehanteerd voor evaluaties is online beschikbaar: https://europa.eu/capacity4dev/evaluation_guidelines/minisite/en-methodological-bases-and-approach

Naar boven