34 950 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2017

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 juni 2018

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 16 mei 2018 van de Algemene Rekenkamer inzake aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2017 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (Kamerstuk 34 950 VII, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 juni 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De waarnemend griffier van de commissie, Hendrickx

Vraag 1

Nu de President van de ARK in een blog stelt dat sprake is van een verkokerde verantwoording, dringt zich de vraag op of dit anders zou moeten en kunnen, en zo ja, wat de voorwaarden zijn voor een integrale, Rijksbrede verantwoording.

De term «verkokerd verantwoorden» komt uit de Ten geleide van de «Staat voor de rijksverantwoording 2017» (bijlage bij Kamerstuk 34 950, nr. 3). De verantwoording moet de mensen in het land en hun volksvertegenwoordigers inzicht geven in de maatschappelijke resultaten die de rijksoverheid met haar inkomsten gerealiseerd heeft, al dan niet door tussenkomst van derden. Dat inzicht is er nu niet. De euro is bijvoorbeeld lastig te volgen, omdat ministers nog slechts een deel van het rijksbeleid zelf uitvoeren. Verder heeft Nederland zich gecommitteerd aan de duurzame ontwikkelingsdoelen maar het is niet altijd helder in hoeverre het rijksbeleid hieraan bijdraagt – of juist niet. Een laatste voorbeeld dat we willen noemen is het Financieel Jaarverslag van het Rijk dat verschillende cijferoverzichten geeft waaronder de rijksrekening. Maar het is niet duidelijk hoe deze overzichten samenhangen.

Een voorwaarde voor een integrale verantwoording is, dat de euro eenduidig te volgen is en dat de beleidsprestaties en -effecten helder zijn. Het gaat om inzicht in zowel de positieve als negatieve effecten. Een integrale verantwoording zou ook duidelijk moeten maken in hoeverre de ingezette middelen en bereikte doelen van de rijksoverheid onderling consistent zijn. Hiermee is tevens inzichtelijk welke maatschappelijke waarden de rijksoverheid creëert of juist te niet doet. De overkoepelende ambitie bij dit alles is dat de er een integraal beeld wordt gevormd.

Vraag 2

Beschikt de Rekenkamer over een instrument om te monitoren en te meten hoeveel gegevens nu via open data en open spending worden gedeeld nu ARK pleit voor het publiekelijk ontsluiten van zoveel mogelijk overheidsinformatie door middel van open data en open spending? Is hier sprake van een afdwingbare nationale norm?

De Algemene Rekenkamer houdt de ontwikkeling van open data niet meer systematisch bij. Van 2014 tot en met 2016 hebben we wel zogenaamde trendrapporten open data gepubliceerd. Via het dataportaal van de Nederlandse overheid is de ontwikkeling van de daar ontsloten open data goed te volgen (https://data.overheid.nl/monitor). Dit geeft echter geen beeld van hoe het staat met data die nog ontsloten zouden kunnen worden (zie ook vraag 4).

Er zijn geen afdwingbare normen geformuleerd. Wel zijn er – vooral internationaal – ideeën over welke gegevens als open data zouden kunnen worden gepubliceerd (zie bijvoorbeeld de Global Open Data Index van de Open Knowledge Foundation) en hoe overheden meer waarde kunnen halen uit data (zie bijvoorbeeld het werk van The Open Data Institute over data als infrastructuur).

De Nederlandse overheid participeert in het Open Government Partnership (https://www.opengovpartnership.org/). In dat kader wordt – vrijblijvend – via het Actieplan open overheid gestimuleerd dat overheden meer open data ontsluiten. Afhankelijk van de uitkomst van de behandeling van de Wet open overheid kan via bijvoorbeeld het principe van actief openbaar maken en het benoemen van een Informatiecommissaris meer worden afgedwongen.

Vraag 3

Kan de ARK hierbij iets betekenen ten aanzien van het feit dat in circa 8% van de gemeenten geen gevolg wordt gegeven aan de wettelijke taak om een rekenkamerfunctie te hebben?

De Algemene Rekenkamer heeft geen formele rol met betrekking tot lokale rekenkamerfuncties. Dit is een eigenstandige verantwoordelijkheid van gemeenteraden.

Naar aanleiding van de motie-Fokke c.s. (Kamerstuk 34 000 VII, nr. 13) heeft de Minister van BZK op 7 juli 2015 een actieplan naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 34 000 VII, nr. 54). Daarin geeft de Minister aan dat zij zal voorstellen om de mogelijkheid voor gemeenten om te kiezen voor een rekenkamerfunctie uit de Gemeentewet te schrappen. Hiertoe heeft zij op 4 juni 2018 een wetsvoorstel in internetconsultatie gebracht.

Vraag 4

Is de ARK nog steeds kritisch over de mate waarin departementen hun gegevens onder een open data regime brengen en zo ja, welke stappen ter verbetering zouden hier concreet genomen moeten worden?

Het tempo en de diepgang van het ontsluiten van open data verschilt per ministerie. In welke mate dat verschilt, vergt nader onderzoek. Het beeld anno 2018 lijkt weinig af te wijken van dat van 2016 (publicatie van ons rapport Trendrapport open data (Kamerstuk 32 802, nr. 12)): de open data worden vooral aangeboden door het Centraal Bureau voor de Statistiek en Rijkswaterstaat. De beschikbaar gestelde data betreffen vooral gegevens over wat de overheid weet (zoals kaartmateriaal en begrotingscijfers) en niet zozeer over wat de overheid doet (zoals subsidies verstrekken en toezicht houden). Juist in het kader van transparantie over het handelen van de overheid is het belang dat meer gegevens worden gepubliceerd over hoe het belastinggeld wordt besteed, welke activiteiten ermee worden verricht en welke resultaten dat oplevert.

Momenteel is niet inzichtelijk in welke mate en met welke frequentie verschillende departementen hun beschikbare data ontsluiten. Voor een overheidsbreed beeld hiervan zou het behulpzaam zijn als bijvoorbeeld op basis van gegevens van data.overheid.nl regelmatig aan de Tweede Kamer wordt gerapporteerd over de mate waarin open data worden ontsloten en wat er nodig is om eventuele belemmeringen, zoals het gebrek aan standaarden of het toepassen ervan, weg te nemen. Hiervoor kan worden aangesloten bij eerdere initiatieven vanuit het Ministerie van BZK om de zogeheten «high value» datasets van ministeries in kaart te brengen. Dit helpt om het aanbod van open data te vergroten en versterkt uiteindelijk de informatiepositie van de Tweede Kamer.

Naar boven