Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2021
Volgens de huidige planning zal Defensie op 30 juni a.s. (met eventueel een uitloop
naar 1 juli) voor de eerste keer een militaire satelliet, de BRIK II, in een baan
om de aarde laten brengen. De BRIK II is een nanosatelliet, bestaande uit zes kubusvormige
elementen van ieder tien bij tien centimeter. De hoofd-doelen van de BRIK-II zijn
het demonstreren van de relevantie van small satellite technologie voor militaire toepassingen en het opdoen van kennis en ervaring met
het ontwikkelen en opereren van satellieten binnen Defensie. Met een succesvolle lancering
wordt een in 2017 ingezet traject voltooid. In dat jaar ondertekenden de Technische
Universiteit Delft, het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR), het bedrijf
Innovative Solutions in Space (ISISPACE) en Defensie een contract voor de lancering
van een nanosatelliet.
Het ontwikkelen en in de ruimte brengen van de Brik II is een voorbeeld van de goede
samenwerking tussen Nederlandse kennisinstituten, industrie en Defensie (Gouden Driehoek).
Deze ontwikkeling sluit goed aan bij het eerder ingezette Missiegedreven Technologie
en Innovatiebeleid1 (Missie Veiligheid in en vanuit de Ruimte). In dat document is geschreven dat «Nederland in 2030 een operationeel inzetbare ruimtevaartcapaciteit voor Defensie en
Veiligheid heeft. Ruimtevaart-capaciteit omvat in deze definitie zowel satellieten,
infrastructuur op de grond als de mogelijkheid van informatieverwerking.»
Defensie is vanwege diverse beleidsdossiers al jaren bezig met de ruimte en volgt
actief de actuele ruimte gerelateerde ontwikkelingen niet alleen in NAVO- en EU-verband,
maar ook de activiteiten van landen zoals China en Rusland. Daarbij zien we dat het
militair gebruik van de ruimte mondiaal is toegenomen en dat de ruimte steeds belangrijker
is geworden. Het door de NAVO en Nederland erkennen van de ruimte als vijfde militair
domein (naast land, zee, lucht en cyber) is hiervan een voorbeeld. Tegelijkertijd
is onze krijgsmacht in toenemende mate afhankelijk geworden van de ruimte. Het gaat
daarbij met name om het gebruik van satellieten die essentieel zijn voor de communicatie,
positiebepaling, navigatie, observatie en Intelligence, Surveillance and Reconnaissance bij het informatie-gestuurd optreden van onze strijdkrachten. De relevantie hiervan
is in de Defensienota 2018, de Defensievisie 2035 en in de Strategische Kennis- en
Innovatieagenda 2021–2025 beschreven.
Het belang van het militair gebruik van de ruimte wordt ook onderkend op het gebied
van onderzoek en technologieontwikkeling. Op dat terrein werkt Defensie nauw samen
met de hoogwaardige Nederlandse kennisinstituten en ruimtevaart-sector, onder andere
in het kader van de Missie Ruimte van de Kennis- en Innovatieagenda Veiligheid. Zo
wordt internationaal bijvoorbeeld samengewerkt met Noorwegen om volgend jaar twee
identieke microsatellieten in een baan om de aarde te brengen. Ook werken we nauw
samen met de Verenigde Staten (VS), o.a. via het Responsive Space Capabilities
Memorandum of Understanding2. Een onderdeel van die samenwerking heeft betrekking op small satellites waarbij de VS onze activiteiten om via nano- en microsatellieten militair-relevante
informatie te verzamelen met belangstelling volgen. Ook door andere departementen
is de importantie van de ruimte beschreven met o.a. de door het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat uitgebrachte Nota ruimtevaartbeleid en het door het Ministerie van
Buitenlandse Zaken uitgebrachte ruimteveiligheidsbeleid.
Defensie onderkent het grote belang van de ruimte en ontwikkelt een Defensie Ruimte
Agenda met daarin keuzes ten aanzien van ambities en middelen die Defensie richting
2035 ziet voor het gebruik van het ruimtedomein. Deze agenda zal na de zomer aan de
Tweede Kamer worden aangeboden.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten