Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2018
In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken om te worden
geïnformeerd over de stand van zaken, mijn rol bij en het verdere verloop van het
proces van de ontvlechting van de wettelijke samenwerkingsverbanden in verband met
het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik en de
wijziging van de grens tussen de provincies Utrecht en Zuid-Holland (Kamerstuk 34 824), bericht ik u als volgt.
De voorgenomen herindeling van de gemeenten Leerdam en Zederik (Zuid-Holland) en Vianen
(Utrecht) heeft een wijziging van de provinciale indeling tot gevolg. Hierdoor wijzigt
ook de wettelijke indeling van de veiligheidsregio’s, en tevens de indeling van de
gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD) en de omgevingsdiensten.
De kaders voor de wijziging van indeling van de wettelijke samenwerkingsverbanden
zijn (conform de Wet algemene regels herindeling) beschreven in de memorie van toelichting
bij het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik. Zoals
in de memorie van toelichting uiteen is gezet, zijn de (deelnemers van de) wettelijke
samenwerkingsverbanden net als bij niet wettelijk verplichte samenwerkingsverbanden
zelf verantwoordelijk voor het tijdig maken van afspraken over de gevolgen van de
gewijzigde indeling.
Tegelijk is ook in de memorie van toelichting aangegeven dat ik het proces rond de
uit- en intreding nauwgezet zal volgen. Dit doe ik omdat het gaat om wettelijke samenwerkingsverbanden
die ook een bovengemeentelijk belang dienen, waaronder een veiligheidsbelang, en de
beperkte ervaring van de betrokken partijen met veranderingen in de indeling van deze
samenwerkingsverbanden.
Daarom zijn in november van 2017 door mijn ministerie gesprekken gevoerd met de directeuren
van de wettelijke samenwerkingsverbanden (bij de veiligheidsregio’s ook met bestuurders).
In deze gesprekken is een toelichting gegeven op het wetsvoorstel en wettelijke verantwoordelijkheden
en is de betrokken partijen gevraagd voortvarend aan de slag te gaan met de voorbereidingen
op de wijziging van de indeling.
Daarnaast is in overleg met de drie gemeenten en beide provincies een begeleidingscommissie
samengesteld waarin zij vertegenwoordigd zijn onder voorzitterschap van mijn ministerie.
Op 11 januari 2018 is deze begeleidingscommissie voor het eerst bijeen geweest. Tijdens
deze bijeenkomst hebben de drie gemeenten mijn ministerie gevraagd om de regie te
nemen in het proces van uit- en intreden van de wettelijke samenwerkingsverbanden.
Beide provincies hebben aangegeven dit verzoek van de drie gemeenten te ondersteunen.
Hiertoe zal BZK in januari een projectleider werven. De taak van deze projectleider
bestaat allereerst uit het opstellen van een integraal plan van aanpak voor het verdere
proces. In dit plan wordt onder andere ingegaan op de taken en verantwoordelijkheden
van de betrokken partijen (samenwerkingsverbanden, gemeenten, provincies), de fasering
en de bijbehorende doelen en de te volgen planning. Ook wordt de projectleider belast
met het coördineren van de uitvoering van dit plan van aanpak. Daarvoor stellen de
betrokken partijen (gemeenten, provincies en BZK) de benodigde capaciteit beschikbaar.
Deze faciliterende rol van de projectleider laat onverlet dat de partijen zelf (wettelijk)
verantwoordelijk blijven voor het (tijdig) maken van afspraken over de gevolgen van
de gewijzigde indeling. De taak van de projectleider is zorgen voor een procesmatige
sturing, zoals het zorgdragen voor tijdige afstemming tussen partijen en het bewaken
van het proces als geheel. Als eventuele knelpunten worden gesignaleerd dan kunnen
daarover met de betrokken partners (vervolg)afspraken worden gemaakt.
De samenwerkingsverbanden zijn inmiddels op de hoogte gesteld van het verzoek van
de gemeenten en de provincies. In februari staan vervolgafspraken gepland. Ik roep
de partijen op om goed samen te werken met de projectleider. Daarnaast zal ik op zeer
korte termijn in een brief ook de samenwerkingsverbanden oproepen om, conform het
wetsvoorstel, voortvarend verder te gaan met de in- en ontvlechting en om op gezette
tijden de nodige inbreng richting de begeleidingscommissie te leveren. In deze brief
wordt ook ingegaan op de rol die mijn ministerie in het proces inneemt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren