Klacht
Verzoeker, handelaar in fietsen, beklaagt zich over de afwijzende beslissing van de
directeur van de Belastingdienst op het beroep tegen het besluit van de ontvanger
om geen uitstel van betaling te verlenen ten aanzien van openstaande belastingaanslagen
van hemzelf, zijn echtgenote en hun onderneming.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Verzoeker heeft een geschil met de Belastingdienst over de betaling van een aanzienlijke
belastingschuld. Met zijn echtgenote bedrijft hij een fietsenzaak die in juni 2014
door een brand is getroffen, waardoor zowel zakelijk als privé een flinke schade is
opgelopen. Als gevolg hiervan en ook vanwege het feit dat de schadeafhandeling door
de verzekeraar (tot nu toe) niet tot een voor beide partijen bevredigend resultaat
heeft geleid, heeft verzoeker een betalingsachterstand opgelopen. Verzoeker is in
verweer gekomen tegen de beschikking van de Belastingontvanger om hem geen uitstel
van betaling of een betalingsregeling toe te staan. In de uitspraak op het beroep
oordeelt de directeur dat de ontvanger zijn beschikking in allle redelijkheid heeft
genomen.
Overwegingen
In zijn antwoord gaat de Staatssecretaris in op de overwegingen die ten grondslag
liggen aan de uitspraak op het beroep. Verzoeker zou onder andere nalatig zijn in
het doen van aangifte omzetbelasting; hij kon redelijkerwijs vermoeden dat de belastingschuld
zou ontstaan; de betalingsproblemen dateren al van vóór de brand en ook nieuw opgekomen
fiscale verplichtingen zou hij niet nakomen, hetgeeen wijst op problemen van meer
dan tijdelijke aard; uitstel van betaling kan slechts verleend worden bij volledige
zekerheidstelling, waaraan verzoeker niet kan voldoen, ook niet nu hij aangeeft als
ZZPer in de bouw werkzaam te zijn; en tot slot zou de door verzoeker voorgestelde
betalingsregeling zich uitstrekken over een voor de ontvanger onaanvaardbare periode.
Verzoeker brengt hiertegen in niet langer nalatig te zijn bij het doen van aangifte.
Ook vóór de brand waren er betalingsproblemen, maar die leken ten tijde van de brand
oplosbaar. Wel geeft hij aan een probleem te hebben met de schadeafhandeling, omdat
de verzekeraar nog geen 10% van de schade zou willen vergoeden. Hij meent met enig
uitstel van betaling geholpen te zijn en na afwikkeling van de schadeclaim voor een
groot deel aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.
De Staatssecretaris zegt begrip te tonen voor de ernstige problemen van verzoeker
en zijn gezin als gevolg van de brand in zijn bedrijf, maar stelt dat uitstel van
betaling op grond van het geldende beleid niet mogelijk is. Hij wijst verzoeker op
de mogelijkheid van gemeentelijke schuldhulpverlening.
Oordeel van de commissie3
De commissie is van oordeel dat het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gedeeld.
Zij onderschrijft het advies aan verzoeker om deskundige hulp in te roepen ten aanzien
van schuldsanering.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Koopmans
De griffier van de commissie, Roovers