34 775 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2018

Nr. 145 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 augustus 2018

Met deze brief informeren wij u over de voortgang van de kwaliteitsverbetering van het onderwijs in Caribisch Nederland. Wij geven hiermee gevolg aan de toezegging die gedaan is door de vorige bewindspersonen van OCW bij de aanbieding van de Tweede Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland «Samen werken aan de volgende stap» voor de periode 2017–2020 u jaarlijks te informeren over de voortgang.1

Alle onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland werken aan de verdere verbeteringen van het onderwijs en de leerprestaties conform de afspraken die zijn gemaakt in de onderwijsagenda. In deze brief zullen wij eerst ingaan op de bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs. Daarna zullen wij u informeren over de uitvoering van de onderwijsagenda en een aantal specifieke onderwerpen uit deze agenda. We kunnen concluderen dat er grote vooruitgang is geboekt, maar dat de vraagstukken waar de onderwijsinstellingen nu mee te maken hebben complexer zijn. De oplossingen zijn nu veelal afhankelijk van goede samenwerking met andere partijen in hun omgeving en van een integrale interdepartementale aanpak die dat ondersteunt. Die aanpak begint nu stap voor stap vorm te krijgen en dat geeft goede hoop voor verdere verbetering van het onderwijs in Caribisch Nederland.

Verbetering kwaliteit onderwijs zet door

De Inspectie van het Onderwijs (inspectie) heeft tijdens de laatste bezoeken aan Caribisch Nederland geconstateerd dat opnieuw een aantal scholen en onderwijsinstellingen de basiskwaliteit heeft bereikt. Het gaat om:

  • de afdelingen havo/vwo, speciale lesplaatsen, vmbo en mbo van de Scholengemeenschap Bonaire, waarmee de school in zijn geheel basiskwaliteit heeft bereikt.

  • het Expertisecentrum Onderwijszorg op Bonaire.

  • de afdeling mbo van de Gwendoline van Puttenschool op Sint Eustatius.

  • de Sociale Kanstrajecten Jongeren2 die aangeboden wordt door de New Challenges Foundation op Sint Eustatius.

De betreffende besturen, directeuren, unitleiders, leraren en ander personeel op Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben hard gewerkt om dit resultaat te bereiken. Voor een aantal instellingen is dat een lange weg geweest, maar dat maakt deze prestatie daarmee extra knap. Wij hebben hen daarmee dan ook van harte gefeliciteerd. Verder stelt de inspectie vast dat de instellingen die reeds basiskwaliteit hebben deze in stand hebben weten te houden en zich verder verbeteren. Er is een duidelijke opwaartse trend te zien.

Alle onderwijsinstellingen, met uitzondering van het voortgezet onderwijs (praktijkonderwijs, vmbo en havo) van de Gwendoline van Puttenschool op Sint Eustatius, hebben nu het niveau basiskwaliteit bereikt. Bij de Gwendoline van Puttenschool is bijvoorbeeld van invloed geweest dat zij druk bezig zijn met de invoering van het systeem van de Caribbean Examinations Council (CXC). De inspectie heeft wel geconstateerd dat de onderwijskwaliteit sterk is verbeterd en heeft er vertrouwen in dat de school in staat is de laatste stap richting basiskwaliteit te zetten.

De inspectierapporten van alle afzonderlijke scholen zijn op de website van de inspectie gepubliceerd.3 Vanaf 2019 hanteert de inspectie een nieuw toezichtskader. De onderwijsinspectie bezocht alle onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland tot nu toe twee maal per jaar. De bezoeken zijn bedoeld om de voortgang te volgen van de kwaliteitsslag die de scholen maken om leer- en ontwikkelingsachterstanden weg te werken. Zodra de basiskwaliteit is bereikt, bezoekt de onderwijsinspectie de scholen nog maar één keer per jaar. Het ene jaar voor een voortgangsgesprek en het andere voor een kwaliteitsonderzoek om na te gaan of de school nog steeds voldoet aan de basiskwaliteit en hoe het onderwijs zich verder ontwikkelt. Deze tweejaarlijkse cyclus blijft gehanteerd onder het nieuwe toezichtskader.

De onderwijsagenda: groeiend eigenaarschap

Het accent in de onderwijsagenda ligt op het eigenaarschap van alle partijen en hun rol bij de kwaliteitsverbetering en verhoging van opbrengsten. Wij geven alle betrokken partijen in Caribisch Nederland daarbij de ruimte om hun verantwoordelijkheid te nemen voor de verdere verbetering van het onderwijs. De intentie is dat alle onderwijsinstellingen vanuit hun eigen autonomie zelfstandig hun taken uitvoeren. Wij ondersteunen hen daarbij, onder meer door de inzet van bestuurscoaches via de PO-raad en ook de afdeling OCW van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN/OCW) heeft in dit traject een faciliterende rol. Tevens wordt het onderwijs in Caribisch Nederland, nu bijna alle instellingen basiskwaliteit hebben bereikt, waar mogelijk meegenomen in nieuw beleid voor het Europese deel van Nederland. Dit geldt tenzij een goede onderbouwing laat zien dat de maatregelen die we in Europees Nederland treffen op de eilanden niet mogelijk zijn vanwege geografische ligging, schaal, specifieke lokale context of andere redenen. Dan wordt bezien of een alternatief mogelijk is dat wel past bij de eilanden.

De uitvoering van de onderwijsagenda ligt met name bij de schoolbesturen en de andere betrokkenen bij de scholen in Caribisch Nederland. Per eiland worden periodiek monitoringsbijeenkomsten gehouden, waarin alle partijen zitting hebben die de onderwijsagenda ondertekend hebben. De uitkomsten daarvan worden bezien in relatie tot de voortgang van de projecten die OCW in het kader van de onderwijsagenda uitvoert. Bekeken wordt of het één en ander goed op elkaar aansluit en of er eventuele belemmeringen in de voortgang zijn.

Begin juni jl. heeft een delegatie van bestuurders en directeuren van alle onderwijsinstellingen uit Caribisch Nederland het Ministerie van OCW bezocht om met diverse beleidsmedewerkers en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media te spreken over verschillende thema’s die sterk leven in de uitvoering van de onderwijsagenda. Zij brachten op uitnodiging van de PO-Raad een bezoek aan Europees Nederland en hebben met elkaar gesproken over de verschillende onderwerpen uit de onderwijsagenda, scholen bezocht en over relevante onderwerpen masterclasses en workshops gevolgd. Ze hebben tevens het PO-Raad congres bezocht. Onze gezamenlijke conclusie is dat er sinds 10–10-’10 in het onderwijs grote vooruitgang is geboekt en dat de vraagstukken waar de onderwijsinstellingen nu nog mee te maken hebben complexer zijn en oplossingen vaak afhankelijk zijn van goede samenwerking met andere partijen in hun omgeving. Die samenwerking is nog niet adequaat. Het is tot nog toe lastig gebleken voor de betrokkenen op de eilanden om daar verandering in te bewerkstelligen. Een integrale interdepartementale aanpak in Den Haag kan dat stimuleren, maar uiteindelijk zal deze op de eilanden vorm moeten krijgen. Wij werken hier samen met de andere ministeries aan. Hierover informeer ik u verderop in deze brief.

Stand van zaken deelonderwerpen onderwijsagenda

Continuïteit en kwaliteit van besturen van scholen en EOZ’s

De besturen van de onderwijsinstellingen en expertisecentra onderwijszorg (EOZ’s) hebben zich in de afgelopen jaren, mede met behulp van de school- en bestuurscoaching van de PO-Raad, verder in hun taken en verantwoordelijkheden bekwaamd. Zij hebben beter grip op hun (meerjarig) financieel, onderwijskundig en HRM-beleid. Essentieel hierbij is dat de besturen hebben gezorgd voor onderwijskundig leiderschap dat heeft geresulteerd in teams die steeds meer eigenaarschap vertonen voor het onderwijs. Dit heeft er onder andere aan bijgedragen dat bijna alle instellingen de basiskwaliteit hebben bereikt. De succesfactoren in het verbeteren van de continuïteit en kwaliteit van de besturen zijn het vinden en aanstellen van bekwame en gemotiveerde bestuurders, het via cursussen en trainingen blijven professionaliseren van de bestuursleden en de geboden bestuurscoaching. Tegelijkertijd maakt de kleine schaal van de eilanden, de complexe sociaaleconomische context en de beperkte pool van mensen waaruit bestuurders gerekruteerd kunnen worden, dat de bereikte voortuitgang kwetsbaar is. De continuïteit en kwaliteit van de besturen blijft dan ook om aandacht vragen. De ingezette acties en ondersteuning op het punt van continuïteit en kwaliteit van besturen, zoals de trainingen en bestuurscoaching, worden dan ook voortgezet.

Professionaliseren en opleiden leraren Caribisch Nederland

Goed onderwijs staat of valt bij goede docenten. De opleiding daarvan heeft onze aandacht, ook voor Caribisch Nederland. Onlangs heeft een deels ambtelijke, deels expertdelegatie in onze opdracht een bezoek aan alle zes de Caribische eilanden gebracht om het gesprek te voeren over mogelijke concrete oplossingen voor de vraag hoe meer lerarenopleidingen in de regio gerealiseerd kunnen worden. Zowel met het oog op de initiële scholing van leraren voor Caribisch Nederland als voor hun na- en bijscholing. Op basis van dit bezoek en eventuele nadere gesprekken willen wij eind dit jaar een besluit nemen op welke wijze wij hieraan kunnen bijdragen.

Bekostiging

De bekostiging voor de scholen voor voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs zal in 2019 nogmaals op de huidige wijze worden verstrekt, dus inclusief de aanvullende bekostiging. Voor de periode 2015–2018 is besloten om deze scholen «aanvullende bekostiging» te verstrekken. De bekostiging is destijds verhoogd ten opzichte van de periode 2011–2014, onder andere door de vmbo-leerlingen op lwoo-niveau te bekostigen (incl. een vaste voet voor lwoo/pro), door de scholen als brede scholengemeenschap te benaderen en door een opslag voor zware zorg en achterstandenbeleid toe te voegen. De bekostiging houdt op deze manier rekening met de cumulatie van leerlingen-problematiek van de vo-leerlingen en mbo-studenten.

In de onderwijsagenda is aangekondigd dat voor de bekostiging vanaf 2019 een vereenvoudigd model zal worden gehanteerd, dat tevens recht doet aan de specifieke kenmerken van de scholen. Momenteel wordt aan dit nieuwe model gewerkt. Het nieuwe bekostigingsmodel zal echter vanwege de nodige wijzigingen in wet- en regelgeving nog niet van kracht kunnen zijn in 2019, maar pas in 2020. Daarom hebben wij besloten om de bekostiging in de tussentijd op de huidige wijze voort te zetten.

Voor het primair onderwijs is in samenwerking met de onderwijsinstellingen een nieuwe bekostigingssystematiek ontworpen. Het sluitstuk van dit proces is een technische wetswijziging. Hiertoe is het voorstel van wet tot wijziging van de Wet primair onderwijs BES in verband met herijking van de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland aangeboden aan de Tweede Kamer.4

Opbrengstgericht werken

Scholen en leraren hebben zich verder bekwaamd in het opbrengstgericht werken. Dit is voor een groot deel nog het domein van de directeuren en intern begeleiders, maar wordt nu langzaamaan gemeengoed binnen de scholen als geheel. Daarbij is er een breed gedragen urgentiebesef dat de opbrengsten omhoog moeten en kunnen. Waar mogelijk stellen scholen eigen of gezamenlijke (opbrengst)doelen en wordt er gewerkt met benchmarks. Tegelijkertijd maakt de complexe lokale context, zeker in vergelijking met Europees Nederland, dat de scholen constant op zoek moeten naar oplossingen die aansluiten bij hun leerlingenpopulatie en deze context. Dit is een proces dat nu loopt en waar grote stappen voorwaarts worden gezet, maar dat in de komende jaren nog niet zal zijn afgerond.

Taal

De afgelopen periode is er goede voortgang geboekt in de ontwikkeling van het taalbeleid op de scholen in Caribisch Nederland. Er is een zichtbaar commitment bij de scholen. In de uitvoeringspraktijk vertonen intenties en plannen nog niet overal voldoende samenhang en leveren zij nog niet overal de gewenste resultaten op. Tegelijkertijd hebben de door de scholen ingezette interventies tijd nodig om de beoogde uitkomsten volledig te bereiken. Het feit dat Nederlands meestal niet de thuistaal van leerlingen en evenmin van veel leraren is, en er daarnaast sprake is van een toenemende inkomende migratie van met name Spaanssprekenden, maakt de situatie complex. De scholen investeren dan ook extra in hun taalonderwijs.

Desondanks is en blijft het onderwijs in en van het Nederlands als vreemde taal (NVT) in een dergelijke context een uitdaging. Wij hebben de Taalunie tijdelijk extra middelen toegekend om de scholen intensiever te kunnen ondersteunen, begeleiden en faciliteren. De ondersteuning werpt op Saba zijn vruchten af. Er zijn daar inmiddels in de NVT-didactiek geschoolde ervaren docenten die in de verdere ontwikkeling een voortrekkersrol kunnen vervullen.

Op Sint Eustatius heeft in het primair onderwijs een relatief groot verloop van docenten plaatsgevonden waardoor de ontwikkeling van NVT trager op gang is gekomen. Om die reden wordt voor de komende periode ingezet op intensieve coaching en begeleiding van de nieuwe docenten en op een steviger borging van de kennis binnen de scholen. Voor het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs op Saba en Sint Eustatius, dat overgaat naar het Engelstalige Caribische examensysteem van de Caribbean Examinations Council, wordt onder andere samen met de Taalunie bekeken wat de vereiste beheersingsniveaus van het Nederlands zouden moeten zijn, zowel voor leerlingen die in de regio blijven als voor degenen die in Europees Nederland vervolgonderwijs willen volgen.

Op Bonaire hebben de scholen in het primair onderwijs samen met de school voor voortgezet onderwijs en met ondersteuning van OCW gezamenlijk opdracht gegeven voor een inventarisatie van het taalbeleid. Op basis van dit onderzoek hebben zij een plan van aanpak op laten stellen. Wij hopen op korte termijn van de scholen te vernemen wat de uitkomsten zijn en welke keuzes en concrete afspraken zij op basis van voorgaande hebben gemaakt. Aan de hand daarvan zullen wij beoordelen of en hoe wij hen daarbij het beste kunnen ondersteunen.

Als gevolg van de transitie naar Engelstalig onderwijs op Sint Eustatius, volgt momenteel nog een aantal docenten een bijscholingstraject Engels. Dit bijscholingstraject loopt sinds het schooljaar 2015–2016. Het traject is ingezet door de University of St. Martin en wordt nu voortgezet door de New Challenges Foundation, die ook de SKJ verzorgt.

Invoering CXC op Sint Eustatius en Saba

In de onderwijsagenda is afgesproken dat in 2020 op de Gwendoline van Puttenschool (GvP) en op de Saba Comprehensive School (SCS) de programma’s en de examens van de Caribbean Examinations Council (CXC) volledig ingevoerd zijn conform de door OCW aangegeven kaders en dat de uitvoering daarvan minimaal aan de eisen van de inspectie voldoet. Dit moet leiden tot een betere aansluiting op het regionale vervolgonderwijs en de regionale arbeidsmarkt en een succesvollere participatie in de lokale en regionale maatschappij. Zowel de GvP als de SCS zijn bezig met de implementatie van het CXC onderwijs op de scholen. Het implementeren van een ander onderwijssysteem alsmede het tegelijkertijd draaiende houden van de scholen, vergt de nodige inspanning van beide scholen. OCW ondersteunt de beide scholen door middel van het beschikbaar stellen van implementatiegelden voor drie schooljaren. Daarnaast werken we aan het opstellen van het wettelijk kader.

Sociale Kanstrajecten Jongeren (SKJ)

Via de Sociale Kanstrajecten Jongeren (SKJ) krijgen jongeren tussen de 18 en 25 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald en werkloos zijn de kans om voorbereid te worden op een terugkeer naar het reguliere onderwijs of, wanneer dat niet mogelijk is, de stap naar de arbeidsmarkt. SKJ-trajecten vormen daarmee een belangrijk onderdeel van het onderwijs in Caribisch Nederland, door studenten terug op het goede spoor te zetten naar het behalen van een startkwalificatie of door het aanleren van vaardigheden die nodig zijn voor een goede start op de arbeidsmarkt. De inspectie heeft in 2018 opnieuw geconstateerd dat de organisaties die de SKJ-trajecten verzorgen op alle drie de eilanden de basiskwaliteit hebben bereikt.

Toch zien we dat de middelen die beschikbaar zijn voor de SKJ-trajecten nog niet altijd optimaal ingezet kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is dat leerlingen die niet meer onder de leerplicht vallen maar nog geen 18 jaar zijn nog niet kunnen deelnemen aan een SKJ-traject. Zoals in de onderwijsagenda is afgesproken, zullen we met de eilanden verkennen hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit gat wordt gedicht. Verder zien we dat de behoefte aan de inrichting van de SKJ-trajecten verschilt per eiland. In de verkenning nemen we daarom ook mee wat er nodig is om de SKJ-trajecten beter te laten aansluiten bij de behoeften op het betreffende eiland en bezien we of we betaald werk kunnen toestaan naast het volgen van een SKJ-traject.

Doorstroom naar een vervolgopleiding

Een deel van de studenten afkomstig uit Caribisch Nederland en uit de overzeese landen van het Koninkrijk hebben aansluitingsproblemen bij instroom in het vervolgonderwijs in (met name) Europees Nederland. Factoren die een rol spelen zijn de (verkeerde) studiekeuze, de taal, de cultuurovergang, het klimaat, het ver verwijderd zijn van familie en simpelweg de stap van een eilandgemeenschap naar het «grote» Nederland. OCW tracht in samenwerking met de betrokken partijen oplossingen te initiëren. Daarbij wordt onder meer met de betrokken partijen besproken hoe de voorbereiding van de leerlingen door het toeleverend onderwijs, de informatievoorziening over studiemogelijkheden en de vormgeving van de opvang en begeleiding in Nederland door de ontvangende instellingen kan worden verbeterd. Ook de doorstroom naar de regio heeft hierbij de aandacht. Door de toegankelijkheid van informatie over de studiemogelijkheden in de regio (en in Nederland) te vergroten kunnen leerlingen een betere keuze maken voor een vervolgopleiding.

Stand van zaken randvoorwaarden onderwijsagenda

Onderwijshuisvesting

Sinds de staatkundige transitie in 2010 werken OCW en de openbare lichamen samen aan het verbeteren en vernieuwen van de onderwijshuisvesting op de drie eilanden. Inmiddels is er veel bereikt en is ongeveer de helft van de projecten opgeleverd. Dit heeft, ook volgens de scholen zelf, geleid tot een merkbaar beter onderwijsklimaat. De resterende projecten, waaronder die voor de SGB (deel vmbo/mbo), de GvP en de SCS, worden in de komende jaren gerealiseerd. Het komende jaar evalueren wij de afspraken met de openbare lichamen, het Rijksvastgoedbedrijf en de scholen. De voorzieningen voor het onderhoud en het borgen dat ook in de toekomst goede huisvesting voor het onderwijs beschikbaar blijft, zijn daarbij belangrijke aandachtspunten.

Verbeteren collectieve arbeidsvoorwaardenvorming

In de onderwijsagenda is een haalbaarheidsanalyse aangekondigd naar het verbeteren van de collectieve arbeidsvoorwaardenvorming voor het onderwijs. Daarbij is afgesproken dat samen met de betrokkenen een besluit wordt genomen over het verbeteren van de arbeidsvoorwaardenvorming en dat wordt bezien welk onderhoud en welke aanpassing van wet- en regelgeving nodig is.

De eerste stap daartoe is begin dit jaar gezet door het geven van voorlichting op de eilanden over de arbeidsvoorwaarden die gelden voor het personeel op de scholen. Met vertegenwoordigers van de vakbonden en medezeggenschapsraden, docenten, onderwijsondersteunend personeel, schoolleiders, directeuren/bestuurders en de openbare lichamen, zijn eerste gesprekken gevoerd. De arbeidsvoorwaarden voor het onderwijs in Caribisch Nederland komen nu tot stand op initiatief van ons ministerie, in samenwerking met de Rijksdienst Caribisch Nederland, afdeling OCW. De arbeidsvoorwaardenovereenkomsten die voor het onderwijs per eiland worden opgesteld, zijn thans afgeleid van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Rijksdienst Caribisch Nederland. Door deze werkwijze zijn de werkgevers en werknemers in het onderwijs onvoldoende (aan de voorkant) betrokken bij de cao-vorming, terwijl het primaat daarvoor bij hen zou moeten liggen. Ook leidt deze procedure tot vertraging in de cao-vorming voor het onderwijs in Caribisch Nederland.

De volgende stap op weg naar het verbeteren van dit stelsel van arbeidsvoorwaardenvorming is het organiseren van een conferentie. Dit najaar gaat OCW met de betrokkenen op de eilanden, aan de hand van inhoudelijke en procedurele thema’s, in gesprek over het toekomstige stelsel. Na de conferentie wordt een plan van aanpak opgesteld, in samenwerking met de betrokkenen op de eilanden.

Nieuwe arbeidsvoorwaardenovereenkomsten en pensioenherstel onderwijs

Het overleg over de nieuwe arbeidsvoorwaardenovereenkomsten voor het onderwijs zal eind augustus en begin september op de eilanden plaatsvinden. In die overeenkomsten – voor de periode 2018 tot en met 2020 – is onder meer het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden voor docenten in het primair onderwijs opgenomen, zoals aangekondigd in het regeerakkoord. De extra werkdrukmiddelen zijn al eerder (in gelijke mate als in Europees Nederland) toegevoegd aan de lumpsumfinanciering van de scholen op Caribisch Nederland. In de nieuwe arbeidsvoorwaardenovereenkomsten worden afspraken vastgelegd over het overleg tussen schoolbestuur en leraren over de inzet van de extra werkdrukmiddelen. De looptijd van de nieuwe arbeidvoorwaardenovereenkomsten (van drie jaar) biedt de ruimte om met betrokkenen tot afspraken te komen over het verbeteren van de arbeidsvoorwaardenvorming en de daartoe benodigde aanpassingen in gang te zetten.

Over de reparatie van de individuele pensioenrechten van het onderwijspersoneel bent u recent geïnformeerd bij brief van 8 juni 2018.5

Integrale benadering jeugdproblematiek

Met het aanmerken van «jeugd» (met inbegrip van het aspect van armoedebestrijding) als interdepartementaal centraal thema in Caribisch Nederland is een belangrijke stap gezet op weg naar meer integrale samenwerking. Onze inzet hierin alsook in andere interdepartementale trajecten is vooral gericht op versterking van de werking van de jeugdketen, het verbeteren van de toegankelijkheid van het onderwijs, goede kwaliteit van de kinderopvang en een betere aansluiting bij aanvang van het onderwijs en na afronding daarvan op vervolgonderwijs en/of de arbeidsmarkt.

De onderwijsinstellingen en de expertisecentra onderwijszorg worden dagelijks geconfronteerd met de impact die de sociaaleconomische problematiek als gevolg van de armoede op kinderen en jongeren heeft. Zij hebben de grenzen van wat zij vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, taak en middelen voor de leerlingen kunnen betekenen bereikt. Wij zijn daarom blij dat er door de aangekondigde maatregelen in de kabinetsreactie op het rapport inzake het ijkpunt voor het sociaal minimum, ook op het gebied van onderwijs een verdere (stabiliserings)slag kan worden gemaakt. Ook het feit dat het kabinet extra middelen beschikbaar stelt om de kinderopvang een kwaliteitsimpuls te geven, zal de ontwikkelingen van de kinderen ten goede komen en bijdragen aan de verdere verbeteringen van het onderwijs.

Samenwerking met de andere landen van het Koninkrijk

Ook in de andere landen van het Koninkrijk zijn de vorderingen opgevallen die in het onderwijs in Caribisch Nederland zijn gemaakt. Mede daardoor is er daar belangstelling voor samenwerking met Nederland op de OCW-beleidsterreinen. Wij kunnen ons daar in vinden. De thema’s op de eilanden zijn over en weer herkenbaar en de schaalnadelen van de eilanden maken dat samenwerking profijtelijk kan zijn voor alle deelnemers. Of die samenwerking nu breed in het Koninkrijk, in het Caribisch deel van het Koninkrijk, benedenwinds, bovenwinds, bi- of multilateraal wordt vormgegeven. Synergievoordelen uit de schaalvergroting die samen in het Caribisch deel van het Koninkrijk te behalen vallen, zijn bijvoorbeeld mogelijk bij het gezamenlijk ontwikkelen of inkopen van lesmaterialen en het vergroten van het aanbod aan middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs in het Caribisch deel van het Koninkrijk. In het bijzonder op het terrein van de lerarenopleidingen verkennen wij dit. Alle Caribische koninkrijksdelen hebben baat bij het uitwisselen van kennis en ervaring en bij allen leeft de wens om de doorstroom naar tertiair onderwijs beter te laten verlopen. Daarbij is de inzet om studeren op de eilanden of in de regio te stimuleren, zonder daarbij de weg van studeren in het Europese deel van Nederland af te sluiten. De verschillen tussen de landen zijn desalniettemin behoorlijk. Het feit dat het eilanden zijn, leidt tot praktische obstakels. In een tijdspanne van ongeveer een jaar zijn in alle vier de landen nieuwe regeringen aangetreden. Wij gaan met de andere drie landen het gesprek aan om te bezien op welke concrete wijze de samenwerking in de komende jaren gestalte kan krijgen.

Tot slot

De onderwijsinstellingen zijn nu anderhalf jaar op weg met de huidige onderwijsagenda en er moet natuurlijk nog veel gebeuren. Toch vinden wij het belangrijk ons nu al te bezinnen op de periode na 2020. Voor ons gelden daarbij twee uitgangspunten. Ten eerste is dat de autonomie die het Nederlandse onderwijs kenmerkt. De scholen en schoolbesturen zullen zich moeten blijven ontwikkelen richting een situatie waarin zij zo volledig als mogelijk invulling kunnen geven aan deze autonomie. De stip op de horizon is dat de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland zelf hun zaken regelen en OCW hen waar nodig ondersteunt. Ten tweede gaan wij uit van gelijke kansen voor de leerlingen. Kinderen die onderwijs volgen in Caribisch Nederland moeten, net als leerlingen in Europees Nederland, de mogelijkheden hebben zich naar hun volledige potentieel te ontwikkelen. Dit betekent dat voor het onderwijs in Caribisch Nederland, gegeven de context, maatwerk nodig zal blijven. De ondersteuningsstructuur voor de scholen en onderwijsinstellingen zal daarbij mee evolueren met de behoeftes die voortvloeien uit deze twee uitgangspunten.

Wij zijn voornemens komend schooljaar zowel aan Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsook aan Curaçao, Aruba en Sint Maarten een bezoek te brengen om ter plekke met de betrokkenen te spreken.

We kunnen concluderen dat er grote vooruitgang is geboekt, maar dat de vraagstukken waar de onderwijsinstellingen nu mee te maken hebben complexer zijn. De oplossingen zijn nu veelal afhankelijk van goede samenwerking met andere partijen in hun omgeving en van een integrale interdepartementale aanpak die dat ondersteunt. Die aanpak begint nu stap voor stap vorm te krijgen en dat geeft goede hoop voor verdere verbetering van het onderwijs in Caribisch Nederland.

Een gelijkluidende brief hebben wij gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 108.

X Noot
2

Sociale Kanstrajecten Jongeren (SKJ) is een vorm van tweedekansonderwijs voor jongeren van 18 tot 25 jaar die het onderwijs voortijdig hebben verlaten, werkloos zijn en nog geen startkwalificatie hebben behaald.

X Noot
4

Kamerstuk 34 980.

X Noot
5

Kamerstuk 32 043, nr. 409.

Naar boven