34 597 Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de herijking en harmonisatie van enige kwaliteitseisen voor kindercentra en peuterspeelzalen, de innovatie van die kwaliteitseisen en het aanpassen van enige eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie (Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang)

B BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 maart 2017

Hierbij bied ik uw Kamer het ontwerpbesluit tot het stellen van eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk1 (Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) aan in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 3.11 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen). Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de voordracht aan de Koning voor het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers is overgelegd. Op basis van Aanwijzing 43a van de Aanwijzingen voor de regelgeving dient drie vierde deel van de termijn van vier weken buiten een reces van de kamers te vallen. Voor onderhavig ontwerpbesluit betekent dit dat de voorhangprocedure loopt van 10 maart 2017 tot en met 10 april 2017.

Met dit ontwerpbesluit wordt uitwerking gegeven aan het wetsvoorstel innovatie en kwaliteit kinderopvang en de afspraken die zijn gemaakt over de aanpassing van de kwaliteitseisen voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in het akkoord Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (Kamerstukken II 2015/16, 31 322, nr.303). Tevens worden de kwaliteitseisen voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk volledig gelijkgeschakeld. Het ontwerpbesluit heeft tot doel om de kwaliteit in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk te verbeteren en de regeldruk te verminderen.

In het kader van de behandeling van het wetsvoorstel innovatie en kwaliteit kinderopvang door de Tweede Kamer zijn twee moties aangenomen welke direct raken aan de uitwerking van de kwaliteitseisen in onderhavig ontwerpbesluit. Het betreft de motie van het lid Van 't Wout c.s. over het uitvoeren van een bedrijfseffectentoets (Kamerstukken II 2016/17, 34 596, nr. 13) en de motie van de leden Yücel en Ulenbelt over het vierogenprincipe als verplicht onderdeel van het veiligheidsplan (Kamerstukken II 2016/17, 34 596, nr. 10). In de nota van toelichting bij onderhavig ontwerpbesluit is invulling gegeven aan eerstgenoemde motie door uitgebreid stil te staan bij de gevolgen van de aanpassingen in de kwaliteitseisen voor de kosten van organisaties. Over de verwachte financiële consequenties voor ouders heb ik de Tweede Kamer per brief (Kamerstukken II 2015/16, 31 322, nr. 303) geïnformeerd. In de nog uit te werken wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de te nemen maatregelen voor het jaar 2018 zal ik hier uitgebreider op ingaan. Laatstgenoemd conceptbesluit zal te zijner tijd eveneens in voorhang aan uw Kamer worden voorgelegd. Aan de motie van de leden Yücel en Ulenbelt is invulling gegeven door het vierogenprincipe in onderhavig ontwerpbesluit als verplicht onderdeel van het veiligheids- en gezondheidsbeleid op te nemen.

Voor de volledigheid wordt er op gewezen dat een deel van de kwaliteitseisen nog verdere uitwerking in een ministeriële regeling vergt. Het betreft onder andere de opleidingseisen voor beroepskrachten en pedagogisch beleidsmedewerkers. De uitwerking van de betreffende ministeriële regeling zal in nauwe samenwerking met de betrokken sectorpartijen plaatsvinden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 160867.

Naar boven