34 578 Wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten en het openstellen van de Praktijkroute

Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2017

Aanleiding

Op 8 maart 2017 heeft Cedris de evaluatie van het sectorplan Wsw gepresenteerd tijdens een bijeenkomst met directeuren en bestuurders (wethouders) van sociale werkbedrijven. Met deze brief informeer ik u over de inhoud van deze rapportage, die als bijlage is toegevoegd1. Bovendien informeer ik uw Kamer over de stand van zaken inzake het voorlichtingstraject omtrent beschut werk, naar aanleiding van mijn toezegging tijdens de plenaire behandeling (Handelingen II 2016/17, nr. 26, item 8; Verplichten van beschut werk) en mijn brief van 5 december 2016 inzake Beschikbaarheid middelen Wsw en nieuw beschut werk (Kamerstuk 34 578, nr. 17).

Resultaten sectorplannen sociale werkvoorziening

De eindrapportage over de uitvoering van de motie Kerstens is op mijn verzoek uitgebracht door Cedris op basis van de voortgangsverslagen uit de 35 arbeidsmarktregio’s. De 30 miljoen euro aan middelen, die uw Kamer met de motie Kerstens (Kamerstuk 34 000 XV, nr. 27) uit 2014 beschikbaar stelde aan de arbeidsmarktregio’s om de herstructurering van de sociale werkbedrijven en de samenwerking in de regio verder te ondersteunen waren afkomstig uit de sectorgelden. Deze ondersteuning is benut om de herstructurering van bedrijven in de sociale werkvoorziening passend bij hun positie in de Participatiewet in de toekomst vorm te geven.

Bevindingen

Sociale Werkbedrijven konden regionaal innovatie- en transformatieplannen indienen met ambities op drie thema’s:

  • 1. Ondersteuning om Wsw’ers, mensen die nog op de wachtlijst staan of de nieuwe doelgroep van de Participatiewet met behulp van trajecten aan werk te helpen.

  • 2. Ontwikkeling van de expertise van stafmedewerkers en begeleiders in de sociale werkbedrijven. Bijvoorbeeld door hen te trainen in het creëren van banen die geschikt zijn voor mensen die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen.

  • 3. De infrastructuur van Sw-bedrijven beter toe te rusten op de Participatiewet, bijvoorbeeld door op het niveau van de arbeidsmarktregio samen te werken op werksoorten, in de backoffice of de werkgeversdienstverlening.

Het is goed om te vermelden dat het startpunt voor de uitvoering van de sectorplannen erg verschilt per sociaal werkbedrijf. Sommigen starten als brede uitvoerder van de Participatiewet, andere transformeren naar sociale firma en weer andere zijn in afwachting van beslissingen van de gemeenten over hun toekomstige rol.

Ruim anderhalf jaar verder, is het tijd om de balans op te maken. De rapportage van Cedris geeft een positief beeld over de besteding van de middelen.

Onder het eerste thema ziet Cedris het verhogen van het aantal uitgeplaatste medewerkers (zowel medewerkers op de wachtlijst als medewerkers binnen het SW bedrijf) via detacheringen en begeleid werken in bijna alle uitgevoerde plannen terug. Niet alleen voor mensen met hoge loonwaarde maar ook voor de meest kwetsbare medewerkers.

Het tweede thema is met name benut om (staf)medewerkers binnen de sw zo toe te rusten dat zij niet alleen de beweging van binnen naar buiten kunnen maken, maar ook nieuwe doelgroepen en werkgevers kunnen bedienen.

Onder thema 3 ziet Cedris de meest uiteenlopende resultaten. Bijvoorbeeld het creëren van een gezamenlijke regionale detacheringfaciliteit, het organiseren van de benodigde ICT infrastructuur en (onderzoek naar) samenwerken in de back office. Het derde thema draagt ook heel duidelijk bij aan de onderlinge samenwerking in de regio. Niet alleen de onderlinge samenwerking tussen sw-bedrijven wordt versterkt, maar ook de relaties met de Werkgeversservicepunten en met de partners in het Regionaal Werkbedrijf. Zo is de voortgang van het sectorplan in veel regio’s onderwerp van gesprek in het Regionaal Werkbedrijf.

Conclusies

Cedris concludeert op basis van deze bevindingen dat de sectorgelden absoluut hebben bijgedragen aan meer toeleiding naar werk van mensen die zelf niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen. Niet alleen omdat deze financiële impuls sociale werkbedrijven de mogelijkheden bood tot het ondernemen van extra activiteiten, maar ook omdat die diende als smeermiddel voor samenwerking en innovatie in de regio.

De sectorgelden hebben een belangrijke impuls gegeven aan het transformeren en innoveren van de Sw-sector, aldus Cedris. Door het versterken van de samenwerking in de regio, het bieden van dienstverlening aan nieuwe doelgroepen en het verder optimaliseren van de bedrijfsvoering, is invulling gegeven aan een toekomstgerichte ontwikkeling van de sector. Met de financiële impuls vanuit de motie Kerstens hebben sw-bedrijven concrete stappen gezet om in de arbeidsmarktregio’s naast de Wsw ook een rol te spelen in de uitvoering van de Participatiewet en de Banenafspraak. Er zijn ontwikkelingen in gang gezet die de transformatie en innovatie van de sw-sector ondersteunen en passen bij de lokale en regionale situatie.

Cedris merkt op dat de evaluatie ook laat zien dat de transformatie nog niet is afgerond en vervolgacties nodig zijn. Zij doet op basis van de conclusies een drietal aanbevelingen:

  • 1. Organiseer en monitor dat in alle regio's kennisinfrastructuur en de door de SER aanbevolen instrumenten beschikbaar blijven die voor de brede doelgroep van de Participatiewet inzetbaar zijn.

  • 2. Deel de verkregen inzichten uit de projecten van de sectorplannen, zodat ook tussen de regio's kennisuitwisseling over transformatie en innovatie plaatsvindt.

  • 3. Bied voldoende (financiële en regel) ruimte om projecten op te starten die de verdere transformatie en innovatievermogen binnen de sector versterken.

Cedris doet voorts het aanbod om de verkregen kennis en inzichten van sw-bedrijven en gemeenten tussen regio’s uit te wisselen en verdere ontwikkeling hiervan aan te jagen op bovenregionaal niveau. Ik ga hier graag op in. Ik vraag aan Cedris om de lessons learned, goede voorbeelden en verkregen inzichten vanuit de uitgevoerde sectorplannen verder te verspreiden en uitwisseling tussen de regio’s te organiseren. Dit draagt bij aan de invulling van de aanbeveling, waarin wordt gepleit voor het organiseren van een regionale (kennis)infrastructuur en de uitvoering van de mede door de SER in haar verkenning van 2016 aanbevolen zes basisfunctionaliteiten. Daarmee wordt tevens ruimte geboden om de verdere transformatie en innovatie binnen de sector versterken, zoals de derde aanbeveling aangeeft. Het blijft immers van groot belang dat de expertise van de sw-bedrijven beschikbaar blijft om mensen met een arbeidsbeperking toe te leiden naar werk.

Voorlichting over nieuw beschut werk

Met de wijziging van de Participatiewet tot verplichting van beschut werk is geregeld dat mensen zelf ook om een advies bij UWV kunnen vragen als zij denken voor beschut werk in aanmerking te komen. Ik vind het van belang dat deze mensen op een toegankelijke manier worden voorgelicht over dit instrument en over de mogelijkheid om zelf een advies beschut werk aan te vragen bij UWV. Ik heb daarom gesproken met betrokken partijen zoals PRO/VSO-scholen, de Landelijke Cliëntenraad, Divosa, UWV en Cedris.

Gezamenlijk zijn we gekomen tot twee voorlichtingsroutes, waarvan de ene gericht is op de professionals en de ander op de mensen die mogelijk voor een beschut werkplek in aanmerking komen. De voorlichting bestaat onder andere uit een online platform met toegankelijke informatie voor zowel de doelgroep zelf als intermediairs, faciliterende communicatiemiddelen voor intermediairs en acties op sociale media. Daarnaast worden voor de zomer een aantal bijeenkomsten georganiseerd. In de eerste plaats organiseren we een vijftal bovenregionale bijeenkomsten over beschut werk en de Praktijkroute voor de banenafspraak. Deze bijeenkomsten zijn bedoeld om (beleids)medewerkers van gemeenten, Sw-bedrijven, UWV en personen van andere betrokken organisaties, zoals clientenondersteuners, te informeren over de belangrijkste wijzigingen in de wet- en regelgeving en voorbeelden te geven over hoe beschut werk kan worden vormgegeven. Ook worden zeven voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor (stage)coördinatoren, docenten en mentoren van VSO/PRO-scholen over de mogelijkheden in de Participatiewet, waaronder beschut werk, voor de leerlingen van deze scholen. Verder is de informatie op de website van de rijksoverheid geactualiseerd evenals de Kennisdocumenten over beschut werk en de banenafspraak.

Ten slotte

De evaluatie laat zien dat de middelen die zijn vrijgekomen met de motie Kerstens de ontwikkeling hebben ondersteund tot omvorming van de sociale werkbedrijven tot bedrijven van de 21e eeuw. Ik ben blij met deze uitkomsten. De expertise en infrastructuur van de sociale werkvoorziening blijven van groot belang om in de volle breedte de Participatiewet uit te voeren. Samenwerking tussen de sw-bedrijven onderling en samenwerking op het regionale arbeidsmarkt-niveau is daarbij onontbeerlijk. Sociale werkbedrijven kunnen ook in de toekomst een sterke rol blijven spelen bij de ondersteuning van kwetsbare groepen, zowel bij de uitvoering van de Wsw, als bij het toeleiden naar regulier werk, het organiseren van detacheringen en de invulling van beschut werk. Kortom, bij de functionaliteiten die, ook volgens de SER, in elke arbeidsmarktregio aanwezig moeten zijn.

Ik heb vertrouwen in gemeenten dat zij in samenspraak met sociale partners en de sw-bedrijven in de regio tot goede afwegingen komen over de inrichting van de sociale infrastructuur en borgen dat de kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt op een goede manier worden geholpen. De inzichten uit de eindevaluatie sectorplannen voor de sociale werkvoorziening zijn daarbij waardevol.

Daarnaast bekijk ik, zoals reeds toegezegd aan uw Kamer, bij voorjaarsnota of de uitstroom uit de Wsw zich nog verhoudt tot de aannames waarmee bij de inwerkingtreding van de Participatiewet rekening is gehouden, zodat we het streven naar een inclusieve arbeidsmarkt vorm kunnen blijven geven.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven