34 552 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017)

V VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 november 2019

De leden van de vaste commissie voor Financiën1 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris met hierin de stand van zaken omtrent de eerder aangekondigde verbetering van de giftenaftrek en de regeling ANBI’s en SBBI’s, vergezeld van het rapport «Uitwerking verbeteropties giftenaftrek en ANBI/SBBI-regeling», met hierin concrete verbeteropties voor de beide regelingen, zoals die door hem op 28 maart 2019 aan de Tweede Kamer is aangeboden2. Een afschrift van deze brief en het rapport zijn, op verzoek van de commissie, op maandag 8 april 2019 aan de Eerste Kamer aangeboden3.

De commissie heeft naar aanleiding van de voornoemde brief en het rapport in haar vergadering van 25 juni 2019 besloten na het zomerreces in schriftelijk overleg te treden met de regering4. In dit kader hebben de leden van de fractie van het CDA op 24 september2019 nog enkele vragen gesteld aan de Staatssecretaris van Financiën.

De Staatssecretaris heeft op 27 november 2019 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Staatssecretaris van Financiën

Den Haag, 24 september 2019

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief met hierin de stand van zaken omtrent de eerder aangekondigde verbetering van de giftenaftrek en de regeling ANBI's en SBBI's, vergezeld van het rapport «Uitwerking verbeteropties giftenaftrek en ANBI/SBBI-regeling», met hierin concrete verbeteropties voor de beide regelingen, zoals die door u op 28 maart 2019 aan de Tweede Kamer is aangeboden5. Een afschrift van deze brief en het rapport zijn, op verzoek van de commissie, op maandag 8 april 2019 aan de Eerste Kamer aangeboden6.

De commissie heeft naar aanleiding van de voornoemde brief en het rapport in haar vergadering van 25 juni 2019 besloten na het zomerreces in schriftelijk overleg te treden met de regering7. In dit kader willen de leden van de fractie van het CDA graag nog enkele vragen aan u voorleggen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

  • 1. In tegenstelling tot de ANBI-regeling valt in de praktijk het gebruik van de SBBI-regeling tegen. Hoe denkt u hierin verandering aan te brengen?

  • 2. Een punt waaraan helemaal geen aandacht wordt besteed in de brief en het rapport van de Werkgroep van het Ministerie van Financiën en de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) is wat het gevolg is van de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant van 27 augustus 20158. Hierin oordeelde de rechtbank dat bij een periodieke gift op twee levens niet aan het onzekerheidsvereiste is voldaan, omdat de sterftekans in dat geval kleiner is dan 1%. Er zou dan geen sprake zijn van een periodieke gift. Deze uitspraak wordt ondanks de forse kritiek hierop9, gevolgd door de regering en de Belastingdienst10. Wat vindt u van de suggestie om, ervan uitgaande dat u de giftenaftrek minder complex en beter uitvoerbaar wil maken en langdurige betrokkenheid van donateurs bij ANBI's echt wil stimuleren, de eis te schrappen dat de periodieke gift moet eindigen uiterlijk bij overlijden?

  • 3. Er wordt evenmin aandacht besteed aan de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting. Algemeen wordt aangenomen dat de giftenaftrek van artikel 16 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) vooral als functie heeft om niet-zakelijke giften aan een ANBI te faciliteren. Voor zover een gift het maximum echter overtreft en deze is gedaan vanwege de geefbereidheid van de aandeelhouder, merkt u het meerdere aan als een uitdeling11. Dat lijkt echter onjuist als sprake is van een gift aan een ANBI die niet ten goede komt aan de aandeelhouder. Dat de gift overeenkomstig de wens van de aandeelhouder is gedaan, hoeft nog niet te betekenen dat er daarom sprake is van een verkapt dividend. Wat is uw mening hierover?

  • 4. Wat vindt u van de suggestie om het huidige plafond van de giftenregeling in de Wet Vpb (50% van de winst, maximaal € 100.000) te verruimen tot bijvoorbeeld alleen 50% van de winst?

  • 5. In de Kamerbrief verbeteropties voor giftenaftrek en de ANBI en SBBI-regeling van 19 juni 201912 refereert u aan het consultatievoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties van Minister Dekker. Dat voorstel betreft vooral de verplichte publicatie van gegevens van grote donateurs. In het Fiscaal Tijdschrift Vermogen (FTV 2019/4) is kritiek op dit consultatievoorstel gepubliceerd13. De consultatie is gesloten. Wat zijn de plannen van de regering hieromtrent? De auteurs van het artikel in het FTV zijn van mening dat dit voorstel van tafel moet dan wel dat de publicatie van onder andere de gegevens van grote donateurs zou moeten plaatsvinden in een besloten register. Bent u het hiermee eens, gelet op het belang van het stimuleren van het geven van giften aan ANBI’s? Is het niet van belang dat de verschillende maatregelen die bij moeten dragen aan meer transparantie van maatschappelijke organisaties/ANBI's met elkaar in verbinding worden gebracht door goed onderzoek te doen naar nut en noodzaak ten einde onder meer een stapeling van publicatieverplichtingen te voorkomen?

  • 6. Er wordt geen duidelijkheid gegeven over de ruimere uitleg van de anti-oppot eis door de Belastingdienst. Deze hanteert het begrip stamvermogen en acht dit alleen mogelijk als sprake is van vermogen dat verkregen is onder de verplichting tot instandhouding. Maar de hoofdregel is dat het moet gaan om vermogen dat redelijkerwijs nodig is om aan de doelstelling te kunnen voldoen. Als een ANBI een zeer lange horizon heeft, dan moet het mogelijk zijn dat zij een bepaald buffervermogen aanhoudt waardoor lange tijd uit de opbrengsten van dat vermogen bestedingen kunnen worden gedaan. Wij roepen u op om meer duidelijkheid te geven over de toepassing van de anti-oppoteis. Wanneer verschijnt de handleiding hieromtrent?

  • 7. Wanneer een aanmerkelijkbelanghouder zijn aandelenpakket wil schenken aan een ANBI, moet er in beginsel worden afgerekend door deze aandeelhouder. Dat kan alleen worden vermeden als de aanmerkelijkbelanghouder een periodieke gift doet van een bepaald bedrag en vervolgens de termijnen voldoet door overdracht van een deel van zijn aandelen. De termijnen zijn dan aftrekbaar van box 1, box 3 en box 2 inkomen, zodat per saldo de aanmerkelijkbelangheffing wordt gecompenseerd. Het zou veel eenvoudiger zijn als bij schenking van een aanmerkelijkbelangpakket de aanmerkelijkbelanghouder/schenker niet hoeft af te rekenen. Hoe staat u hier tegenover?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de beantwoording van de gestelde vragen met belangstelling en bij voorkeur binnen vier weken na dagtekening van deze brief tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, P.M.L. Frentrop

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2019

Hierbij bied ik u mijn reactie aan op de vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA van de vaste commissie voor Financiën in het kader van het schriftelijk overleg van 24 september 2019 over mijn brief van 28 maart 2019 met de stand van zaken bij de uitwerking van verbeteropties voor giftenaftrek en de ANBI/SBBI-regeling (Kamerstukken II, 2018/19, 35 026, nr. 63 en Kamerstukken I, 2018/19, 35 026, U).

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

Antwoorden op de vragen gesteld in het kader van een schriftelijk overleg over de brief van brief van 28 maart 2019 met de stand van zaken bij de uitwerking van verbeteropties voor giftenaftrek en de ANBI/SBBI-regeling (Kamerstukken II, 2018/19, 35 026, nr. 63 en Kamerstukken I, 2018/19, 35 026, U).

1.

De leden van de fractie van het CDA merken op dat in tegenstelling tot de ANBI-regeling, in de praktijk het gebruik van de SBBI-regeling tegenvalt. Zij vragen hoe ik daar verandering in denk aan te brengen.

Er zijn meer dan 40.000 algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s), het begrip ANBI bestaat al zeer lang. Met ingang van 1 januari 2010 is, gelijktijdig met de aanscherping van het algemeennutcriterium voor ANBI’s, de regeling voor sociaal belang behartigende instellingen (SBBI’s) geïntroduceerd. Indien een instelling – bijvoorbeeld een sport-, muziek- of buurtvereniging – niet kwalificeert als ANBI, kan deze instelling mogelijk kwalificeren als een SBBI.14 De door een SBBI ontvangen giften, erfenissen en legaten zijn vrijgesteld van schenk- respectievelijk erfbelasting. De Belastingdienst beoordeelt de SBBI-status op het moment waarop de fiscaal gefaciliteerde handeling zich voordoet, het moment van schenken of erven. In de evaluatie van de praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s is vermeld dat naar schatting 180 brieven per jaar met schriftelijke vragen over de kwalificatie van een instelling als SBBI door de Belastingdienst worden beantwoord. Het aantal SBBI’s wordt niet geregistreerd.15 De vraag of de SBBI-regeling doelmatig en doeltreffend is, gelet op het summiere beeld dat van het bereik van de regeling kan worden verkregen, volgens de evaluatie niet goed te beantwoorden. Wel is opvallend dat het begrip SBBI buiten het fiscale domein steeds meer betekenis lijkt te krijgen.

Sinds 2012 bestaat voorts een regeling die leidt tot aftrek van eenmalige giften aan steunstichtingen SBBI’s. Die regeling is bedoeld om SBBI’s op het gebied van sport of muziek financieel te ondersteunen bij een bijzondere gelegenheid en aan de financiële ondersteuning dezelfde fiscale voordelen (giftenaftrek voor eenmalige giften) te geven als aan schenkingen aan een ANBI. Gelet op het specifieke karakter van de regeling zijn geen grote aantallen steunstichtingen te verwachten.16 In de praktijk betreft het geringe aantallen. Uit de evaluaties blijkt dat er 8 steunstichtingen SBBI’s waren in de periode 2012–2016. Voor de evaluatie van de giftenaftrek door Dialogic is gesproken met de helft van deze acht steunstichtingen. Daaruit kwam ook het beeld van zeer beperkte omvang van schenkingen.

2.

De leden van de fractie van het CDA wijzen op de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant van 27 augustus 2015 waarin de Rechtbank oordeelde dat bij een periodieke gift op twee levens niet aan het onzekerheidsvereiste is voldaan, omdat de sterftekans in dat geval kleiner is dan 1%. Er zou dan geen sprake zijn van een periodieke gift. Zij verwijzen naar de kritiek op deze uitspraak en vragen wat ik vind van de suggestie om de eis te schrappen dat de periodieke gift moet eindigen uiterlijk bij overlijden.

De uitspraak is geheel in lijn met de geldende wet- en regelgeving zoals hier door de Belastingdienst uitvoering aan wordt gegeven. Deze uitspraak gaf dan ook geen reden om dat beleid aan te passen. De periodieke giftenaftrek kan een bijdrage leveren aan een langdurige betrokkenheid van donateurs bij ANBI’s en bij verenigingen. Anders dan voor de eenmalige giftenaftrek, geldt voor de periodieke giftenaftrek geen drempel en evenmin een plafond. Om voor de periodieke giftenaftrek te kwalificeren, geldt de voorwaarde dat de periodieke giften zijn vastgelegd in een notariële of een ondershandse akte en de toegezegde uitkeringen gedurende ten minste vijf jaar jaarlijks worden uitgekeerd maar uiterlijk eindigen bij een overlijden.17 Kern van de periodieke giftenaftrek is dat er sprake moet zijn van onzekerheid over het aantal van de uiteindelijk uit te keren termijnen. Zonder onzekerheid is sprake van een gift waarvan de hoogte al vaststaat ten tijde van het vastleggen in de akte ook al wordt deze gift verspreid over ten minste 5 jaar. In dat geval is er sprake van een eenmalige gift.

Indien voor de giftenaftrek in de Wet inkomstenbelasting 2001 zou moeten worden aangesloten bij de civielrechtelijke schenking van termijnen, dan wordt de gift (voor de giftenaftrek) gedaan op het moment dat deze is overeengekomen en dus niet pas als de termijnen worden betaald. Zoals iedere overeenkomst komt een schenking namelijk tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan. Het voldoen van de termijnen is civielrechtelijk geen schenking, maar slechts de nakoming van een verplichting. Het gevolg is dan dus dat er uitsluitend in het jaar waarin de giften worden vastgelegd in de akte, sprake is van giftenaftrek. Dat gaat tegen de bedoeling van de wetgever in.

Deze leden merken terecht op dat in de brief van 28 maart 2019 en het rapport van genoemde werkgroep18 geen aandacht is besteed aan de periodieke gift en het onzekerheidsvereiste. De werkgroep heeft gekozen voor de uitwerking van zestien verbeteropties waar dit onderwerp geen deel van uitmaakte. Dit neemt niet weg dat dit onderwerp wel is gesignaleerd en een vervolg krijgt via een (uitvoerings-)overleg tussen de SBF en het Ministerie van Financiën.

3.

De leden van de fractie van het CDA constateren dat er geen aandacht wordt besteed aan de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting. Zij geven aan dat een gift aan een ANBI, die overeenkomstig de wens van de aandeelhouder is gedaan maar niet ten goede komt aan de aandeelhouder, niet automatisch als een uitdeling van verkapt dividend aangemerkt dient te worden.

Ik ben het niet eens met deze leden. Zoals ik in het beleidsbesluit van 31 oktober 201619 heb aangegeven, kwalificeren giften die zijn ingegeven door de persoonlijke charitatieve behoefte van de aandeelhouder als middellijke uitdeling. In genoemd besluit geef ik tot het wettelijke maximum van de giftenaftrekbepaling in de Wet op de vennootschapsbelasting 196920 een goedkeuring om gedane giften aan ANBI’s, waarin de desbetreffende aandeelhouder geen doorslaggevende zeggenschap heeft, niet als middellijke uitdeling in aanmerking worden genomen, uiteraard voor zover er ook aan de overige voorwaarden van deze wettelijke bepaling wordt voldaan.

4.

Deze leden vragen wat ik vind van de suggestie om het huidige plafond van de giftenregeling in de Wet Vpb (50% van de winst, maximaal € 100.000) te verruimen tot bijvoorbeeld alleen 50% van de winst.

Zoals in de brief van 28 maart jl. is uiteengezet, kunnen bedrijven en goede doelen goed uit de voeten met de huidige mogelijkheden van sponsoring en giften en is een aanpassing van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb) dan ook niet nodig. Zakelijke giften (sponsoring of bijvoorbeeld uitgaven in het kader van MVO-beleid) zijn aftrekbaar van de winst als bedrijfskosten (zonder maximum). Indien bedrijven uit vrijgevigheid een gift doen – dat wil zeggen dat geen sprake is van zakelijke kosten – kan deze gift onder de giftenaftrek vallen. Bij de Geefwet is met ingang van 2012 de giftenaftrek voor ondernemingen in de Vpb verruimd door afschaffing van de drempel en een ophoging van het maximum van 10% naar 50% van de winst met een maximale gift van € 100.000 per jaar. De culturele multiplier bedraagt 50% met een maximum van € 2.500. Indien het plafond van € 100.000 voor de giftenaftrek in de Vpb zou vervallen, zou dat naar verwachting gepaard gaan met een hogere budgettaire derving van de giftenaftrek in de Vpb maar ook tot het risico dat de giftenaftrek wordt ingezet als fiscaal besparingsinstrument in gelieerde verhoudingen.

5.

De leden van de fractie van het CDA verwijzen naar het consultatievoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties van Minister Dekker, in het bijzonder naar de daarin opgenomen verplichte publicatie van gegevens van grote donateurs. Zij wijzen op de kritiek op dat voorstel in het Fiscaal Tijdschrift Vermogen (FTV 2019/4).21 Zij vragen of ik het eens ben met de mening van de auteurs van dat artikel dat het voorstel van tafel moet en of het niet van belang is dat de verschillende maatregelen die moeten bijdragen aan meer transparantie van maatschappelijke organisaties/ANBI's, met elkaar in verbinding worden gebracht door goed onderzoek te doen naar nut en noodzaak ten einde onder meer een stapeling van publicatieverplichtingen te voorkomen.

Het maatschappelijk belang van (particuliere) initiatieven zoals goede doelen, staat buiten twijfel. Het kabinet hecht dan ook aan het continueren van de giftenaftrek en de ANBI-regeling en heeft daarom in het regeerakkoord vastgelegd dat de Geefwet blijft. In het regeerakkoord is echter ook opgenomen dat moet worden voorkomen dat vanuit het buitenland via geldstromen naar politieke, maatschappelijke en religieuze organisaties onwenselijke invloed wordt gekocht en dat deze geldstromen daartoe meer transparant moeten worden gemaakt. Het conceptwetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties geeft op dit punt een uitwerking van het regeerakkoord. De internetconsultatie van dat conceptwetsvoorstel is inmiddels afgerond. De reacties vanuit de sector en ook in bijvoorbeeld het aangehaalde artikel in het FTV waren kritisch. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid beraadt zich op de ontvangen reacties. De planning is dat het wetsvoorstel nog dit jaar naar de Raad van State voor advies zal worden gestuurd. Over dat wetsvoorstel vindt ook overleg plaats met het Ministerie van Financiën, mede om een stapeling van publicatieverplichtingen te voorkomen.

6.

De leden van de fractie van het CDA merken op dat geen duidelijkheid wordt gegeven over de ruimere uitleg van de anti-oppot eis door de Belastingdienst. Deze leden wijzen erop dat de Belastingdienst het begrip stamvermogen hanteert en dat dit alleen mogelijk wordt geacht als sprake is van vermogen dat verkregen is onder de verplichting tot instandhouding. Naar de mening van deze leden is de hoofdregel dat het moet gaan om vermogen dat redelijkerwijs nodig is om aan de doelstelling te kunnen voldoen. Volgens deze leden moet het mogelijk zijn dat, als een ANBI een zeer lange horizon heeft, zij een bepaald buffervermogen aanhoudt waardoor lange tijd uit de opbrengsten van dat vermogen bestedingen kunnen worden gedaan. Deze leden doen een oproep om meer duidelijkheid te geven over de toepassing van de anti-oppoteis en vragen wanneer de handleiding hieromtrent verschijnt.

Ik begrijp de wens van deze leden om op relatief korte termijn door een handleiding meer duidelijkheid te krijgen over de ruimere uitleg van de anti-oppoteis ofwel bestedingscriterium door de Belastingdienst. De hoofdregel is inderdaad dat een ANBI niet meer vermogen mag aanhouden dan redelijkerwijs nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden ten behoeve van haar doelstelling (het bestedingscriterium of de anti-oppoteis). Dit bestedingscriterium is een open norm waardoor niet altijd duidelijkheid bestaat over de toepassing in concrete situaties. Zoals in mijn eerdergenoemde brief van 28 maart 2019 is toegezegd, ben ik met de sector in overleg zodat er op een drietal door de sector aangedragen punten ook daadwerkelijk meer duidelijkheid wordt verkregen. Een concrete termijn waarop de handleiding verschijnt, kan ik u echter nog niet toezeggen.

7.

De leden van de fractie van het CDA merken op dat wanneer een aanmerkelijkbelanghouder zijn aandelenpakket wil schenken aan een ANBI, er in beginsel moet worden afgerekend door deze aandeelhouder. Dat kan alleen worden vermeden als de aanmerkelijkbelanghouder een periodieke gift doet van een bepaald bedrag en vervolgens de termijnen voldoet door overdracht van een deel van zijn aandelen. De termijnen zijn dan aftrekbaar van box 1, box 3 en box 2 inkomen, zodat per saldo de aanmerkelijkbelangheffing wordt gecompenseerd. Naar de mening van deze leden zou het veel eenvoudiger zijn als bij schenking van een aanmerkelijkbelangpakket de aanmerkelijkbelanghouder/schenker niet hoeft af te rekenen en vragen hoe ik daartegenover sta.

De suggestie van de leden van de CDA-fractie om bij een schenking van aanmerkelijkbelangaandelen aan een ANBI geen vervreemding in aanmerking te nemen, lijkt op het eerste gezicht een vereenvoudiging maar bij nadere beschouwing blijken er ook complicaties op te treden. Een gift aan een ANBI wordt gegeven vanuit het netto-inkomen. Vervolgens wordt via de giftenaftrek een fiscaal voordeel verkregen vanwege de gift. Bij het geven van aanmerkelijkbelangaandelen is dit niet anders. De belastingheffing over de waardeaangroei van de aandelen vindt plaats bij vervreemding van de aandelen en vervolgens kan gebruik worden gemaakt van de (periodieke) giftenaftrek indien deze aandelen worden geschonken aan een ANBI. Indien de suggestie van deze leden zou worden overgenomen, zou dat een bijzondere regeling in box 2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vergen maar ook een bijzondere aanpalende regeling in de giftenaftrek om te voorkomen dat dubbel voordeel wordt genoten. Dit maakt de wetgeving gecompliceerder. Overigens kan het ook zijn dat de huidige giftenaftrek een groter voordeel geeft omdat de giftenaftrek in de boxen 1 en 3 tegen een hoger tarief worden vergolden dan in box 2.


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA), Koffeman (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Wever (VVD), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA), Frentrop (FVD) (voorzitter), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Van Huffelen (D66), Karimi (GL) (ondervoorzitter), Van der Linden (FVD), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Van Wely (FVD).

X Noot
2

Kamerstukken II, 2018–2019, 35 026, nr. 63.

X Noot
3

Kamerstukken I, 2018–2019, 34 552, U.

X Noot
4

Zie ook Korte Aantekeningen Commissie Financiën 25 juni 2019. Te raadplegen via [https://www.eerstekamer.nl/korteaantekening/20190625_fin].

X Noot
5

Kamerstukken II, 2018–2019, 35 026, nr. 63.

X Noot
6

Kamerstukken I, 2018–2019, 34 552, U.

X Noot
7

Zie ook Korte Aantekeningen Commissie Financiën 25 juni 2019. Te raadplegen via [https://www.eerstekamer.nl/korteaantekening/20190625_fin].

X Noot
8

ECLI:NL:RBZWB:2015:5628, Het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht (2015/2693).

X Noot
9

Zie onder andere de brief van de SBF aan het Ministerie van Financiën over Fiscale Knelpunten (17 februari 2016); L.G.M. Stevens, «Gulle gever wordt fiscaal afgestraft», te raadplegen via [https://fd.nl/opinie/1132719/gulle-gever-wordt-fiscaal-afgestraft] (21 december 2015);

S.J.C. Hemels, «ANBI anno 2016: (periodieke) giftenaftrek onder vuur», Fiscale Berichten voor het Notariaat (2016/02); Het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht (2015/2693), met annotatie van M.E. Kastelein.

X Noot
10

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 003, nr. 17.

X Noot
11

Besluit van 31 oktober 2016, BLKB 2016/152, Staatscourant 2016, 58695. Te raadplagen via [https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-58695.pdf].

X Noot
12

Kamerstukken II, 2018–2019, 35 026, nr. 67.

X Noot
13

Zie voor kritiek op dit consultatievoorstel: M.M.F.J. van Bakel en S.A.M. de Wijkerslooth-Lhöest «Het consultatievoorstel transparantie maatschappelijke organisaties: intrekken of aanpassen?» Fiscaal Tijdschrift Vermogen (2019/4) blz. 12–17.

X Noot
14

Om te kwalificeren als SBBI moet de instelling voldoen aan voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 5c Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).

X Noot
15

Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 77, p. 29. Evaluatie van de praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s januari 2017 en de evaluaties giftenaftrek.

X Noot
16

De voorwaarden voor de steunstichting SBBI zijn opgenomen in artikel 5d van de AWR en zijn nader uitgewerkt in artikel 1f van de Uitvoeringsregeling AWR 1994.

X Noot
17

Artikel 6.34 en 6.38 Wet inkomstenbelasting 2001.

X Noot
18

Kamerstukken II 2018/19, 35 026, nr. 63 en bijlage. Kamerstukken I, 2018/19, 35 026, U.

X Noot
19

Nr. BLKB 2016/152, Stcrt nr. 58695.

X Noot
20

Art. 16, Wet Vpb 1969.

X Noot
21

Zie voor kritiek op dit consultatievoorstel: M.M.F.J. van Bakel en S.A.M. de Wijkerslooth-Lhöest «Het consulta- tievoorstel transparantie maatschappelijke organisaties: intrekken of aanpassen?» Fiscaal Tijdschrift Vermogen (2019/4) biz. 12–17.

Naar boven