34 550 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2017

Nr. 75 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2017

Naar aanleiding van het algemeen overleg Personeel van 26 januari jl. (Kamerstuk 34 550 X, nr. 74) heb ik u in mijn brief van 1 februari jl. een nadere uitleg gegeven over de financiële maatregelen die Defensie treft voor voormalig defensiepersoneel dat wordt geconfronteerd met het AOW-gat. Ook heb ik toegezegd u te informeren over de specifieke inkomensgevolgen voor het betrokken personeel. Dit is inzichtelijk gemaakt in de bijlage1. In alle gevallen bedraagt het netto inkomen minimaal 90 procent van het netto inkomen dat bij 65 jaar zou zijn uitgekeerd als de AOW-leeftijd en de pensioenleeftijd nog steeds 65 jaar waren geweest. Aangezien de AOW-en pensioenleeftijd feitelijk niet langer 65 jaar zijn, zal Defensie deze minimumaanspraak zo nauwkeurig mogelijk vaststellen.

De totale kosten van de genomen maatregelen bedragen (cumulatief tot 2035) ongeveer 750 miljoen euro. Van dit bedrag wordt 152 miljoen euro bekostigd uit de middelen die voortvloeien uit het amendement-Harbers/Nijboer (Kamerstuk 34 550 X, nr. 27). De overige kosten worden gedekt binnen de begroting van Defensie.

Het lid Knops heeft gevraagd wat de meerkosten zijn van een andere vorm van inkomenscompensatie gedurende de periode van het AOW-gat, namelijk het aanvullen van het pensioen van voormalige militairen tot het niveau van de UKW. De meerkosten van een dergelijke maatregel bedragen (cumulatief tot 2035) ongeveer 230 miljoen euro. De compensatie aan voormalig burgerpersoneel wordt dan op een vergelijkbare wijze vormgegeven.

Ten slotte vroeg het lid Knops of Defensie de RVU-heffing zou kunnen ontlopen door met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid soortgelijke afspraken te maken als die onlangs zijn gemaakt over het zogenoemde generatiepact. Dit is een ouderenregeling voor gemeenteambtenaren. De regeling houdt in dat de betrokken gemeenteambtenaren, met een aanpassing in het inkomen, minder werken maar wel 100 procent pensioen opbouwen. Omdat de betrokken ambtenaren blijven werken, wordt het generatiepact niet aangemerkt als een Regeling voor vervroegd uittreden (RVU). De werkgever is derhalve geen RVU-heffing verschuldigd.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven