Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 december 2016
In aansluiting op hetgeen de Minister van V&J aan uw Kamer heeft bericht over de financiering
van het Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND) beantwoord ik hierbij de vragen van
het lid van de Tweede Kamer Koşer Kaya (D66) die tijdens de begrotingsbehandeling
van Binnenlandse Zaken (Handelingen II 2016/17, nr. 29) door haar zijn gesteld over
het door haar ingediende amendement (Kamerstuk 34 550 VII, nr. 13). Dit amendement, dat ik heb ontraden, strekt er mede toe om het Meldpunt Internetdiscriminatie
(MiND) te subsidiëren vanuit de BZK-begroting. Binnen de BZK-begroting is voor dit
amendement geen financiële dekking.
Ik heb navraag laten doen bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De huidige
subsidiëring van MiND berust op artikel 33 van de begroting voor het Ministerie van
V&J. In de begroting van het Ministerie van SZW wordt de subsidie aan het MiND niet
afzonderlijk verantwoord.
Als gevolg van rijksbrede taakstellingen met ingang van 2017 heeft het Ministerie
van Veiligheid en Justitie onvoldoende middelen beschikbaar om de subsidierelatie
met alle externe organisaties onverkort voort te zetten. Voor het MiND zou dit betekenen
dat de subsidie voor het MiND door het Ministerie van V&J over een periode van drie
jaar geleidelijk zal worden teruggebracht van € 70.000 nu tot € 0 in 2018.
In uw Kamer ligt momenteel het amendement Marcouch (Kamerstuk 34 550 VII, nr. 84) voor dat er toe strekt dit voornemen te herzien.
Tot slot kom ik hierbij terug op de vraag van het lid Amhaouch (CDA) welk ministerie
verantwoordelijk is voor de Wet tegemoetkoming schade bij rampen. Deze wet is in 1998
tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken.
In 2010 is met het Besluit houdende departementale herindeling met betrekking tot
veiligheid (Stcrt. 2010, 16528) deze verantwoordelijkheid belegd bij de Minister van Veiligheid en Justitie.1
Ik hoop u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk