34 535 EU-voorstellen: Verordening bindende nationale reductiepercentages broeikasgassen 2021–2030 COM (2016) 482 en Verordening integratie LULUCF COM (2016) 479

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2016

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij tien fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Besluit meerjarenkader 2018–2022 EU-grondrechtenagentschap (FRA) (Kamerstuk 22 112, nr. 2197)

Fiche: Mededeling over roadmap Commissie voorstellen naar aanleiding van de Panama Papers (Kamerstuk 22 112, nr. 2198)

Fiche: Wijziging vierde anti-witwasrichtlijn en de richtlijn vennootschapsrecht (Kamerstuk 22 112, nr. 2199)

Fiche: Wijziging richtlijn administratieve samenwerking op het gebied van Belastingen (Kamerstuk 22 112, nr. 2200)

Fiche: Verordening integratie LULUCF (Kamerstuk 34 535, nr. 2)

Fiche: Mededeling Een snellere overgang van Europa naar een koolstofarme economie

Fiche: Mededeling Europese strategie voor emissiearme mobiliteit (Kamerstuk 34 535, nr. 4)

Fiche: Mededeling versterking cyberbeveiligingssysteem en bevorderen cyberbeveiligingsbranche (Kamerstuk 22 112, nr. 2201)

Fiche: Verordening Brussel IIbis (herschikking) (Kamerstuk 22 112, nr. 2202)

Fiche: Verordening financiering capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling (Kamerstuk 22 112, nr. 2203)

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Fiche: Mededeling Een snellere overgang van Europa naar een koolstofarme economie

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Een snellere overgang van Europa naar een koolstofarme economie; mededeling bij de maatregelen in de context van de kaderstrategie voor de energie-unie: het wetsvoorstel inzake bindende jaarlijkse streefcijfers voor de lidstaten betreffende de broeikasgasemissies voor 2021–2030, het wetsvoorstel betreffende de integratie van broeikasgasemissies en onttrekkingen als gevolg van landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en de mededeling over de Europese strategie voor emissiearme mobiliteit.

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    20 juli 2016

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM(2016)500

  • d) EUR-Lex

    http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1469458109620&uri=COM%3A2016%3A500%3AFIN

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

    Over de aan deze mededeling gekoppelde wetgevende voorstellen zijn impact assessments uitgevoerd: SWD(2016)248 (het wetsvoorstel inzake bindende jaarlijkse streefcijfers voor de lidstaten betreffende de broeikasgasemissies voor 2021–2030) en SWD(2016)246 (het wetsvoorstel betreffende de integratie van broeikasgasemissies en onttrekkingen als gevolg van landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030).

  • f) Behandelingstraject Raad

    Milieuraad

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Infrastructuur en Milieu

2. Essentie voorstel

Op 20 juli 2016 presenteerde de Commissie (1) een voorstel voor een verordening over broeikasgas reductiedoelen voor niet-emissiehandelsectoren (m.n. transport, landbouw, bebouwde omgeving en de lichte industrie) voor de periode 2021–2030 (Effort Sharing Regulation), (2) een voorstel over de opname van de landgebruiksector in het EU klimaat- en energieraamwerk 2030 (LULUCF) en (3) een mededeling over de transitie naar emissiearme mobiliteit. De mededeling « Een snellere overgang van Europa naar een koolstofarme economie» schetst de context waarin deze voorstellen worden gedaan, waaronder de Overeenkomst van Parijs en de duurzame ontwikkelingsdoelen die vorig jaar beide zijn overeengekomen. Het vertrekpunt van de voorstellen zijn de eerdere afspraken die zijn gemaakt over het EU klimaat- en energieraamwerk 2030 in de Europese Raad van oktober 2014.

Samen met het al eerder uitgebrachte voorstel om de richtlijn emissiehandel te herzien, liggen er nu wetgevende voorstellen voor alle broeikasgasemissies in de EU. Hiermee wordt het Europese doel om in 2030 een reductie van 40% in de uitstoot van broeikasgassen te realiseren geïmplementeerd. Met het voorstel voor broeikasgas reductiedoelen voor de niet-emissiehandelsectoren als vertrekpunt kunnen de lidstaten zelf de meest geschikte maatregelen ontwikkelen om de nationale reductiedoelen te halen en ervoor zorgen dat de overgang naar een koolstofarme economie versneld en onomkeerbaar wordt. Het LULUCF voorstel zet de wijze uiteen waarop rekenschap wordt gegeven van de emissies en opname in de sectoren landgebruiken bossen, die deels mee mogen tellen voor de nationale reductiedoelen. In de mededeling over emissiearme mobiliteit kondigt de Commissie een reeks maatregelen aan die de Europese overgang naar emissiearme mobiliteit moeten ondersteunen, en daarmee bijdragen aan het realiseren van de beoogde reducties in de niet-emissiehandelsectoren.

In deze overkoepelende mededeling gaat de Commissie in op de relatie met andere EU-beleidsterreinen zoals circulaire economie, het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, EU-wetgeving rond energie-efficiëntie, innovatiebeleid en de diverse stromen van financiering die via het Meerjarig Financieel Kader voor 2014–2020 en het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) zijn en worden gemobiliseerd. Voorts vraagt de Commissie aandacht voor de sociale gevolgen die de energietransitie oproept; in sommige sectoren neemt de werkgelegenheid vroeg of laat af, in andere zullen er juist nieuwe banen bijkomen. In specifieke regio’s kunnen de maatschappelijke gevolgen groot zijn en is ondersteuning vanuit de Europese structuur- en investeringsfondsen gewenst. Daarnaast onderstreept de Commissie de kansen op het gebied van internationale handel die de energietransitie biedt voor Europa.

3. Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling/aanbeveling

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

De transitie naar een CO2-arme economie met 80–95% broeikasgasemissiereductie in 2050 is een samenbindende koers binnen de Europese Unie. De transitie is ingezet met het EU klimaat- en energiepakket 2020. De Europese Raad heeft in oktober 2014 daaraan ook duidelijk vervolg gegeven met het vaststellen van de klimaat- en energiedoelen voor 2030. Nederland heeft zich in EU-verband hard gemaakt voor een ambitieuze EU-klimaatdoelstelling voor de periode 2021–2030 en voor stevig EU-bronbeleid om deze doelstelling te ondersteunen. Voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen is Nederland van mening dat alle sectoren moeten bijdragen aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Nederland hecht daarbij aan kosteneffectief klimaatbeleid, onder meer door waar mogelijk flexibiliteit in te bouwen.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Nederland verwelkomt de inhoud van deze mededeling en is op hoofdlijnen positief over de voorstellen die hiermee zijn uitgebracht. Over het voorstel voor een nieuwe Effort Sharing regulation, de LULUCF-verordening en de mededeling over emissie-arme mobiliteit zijn afzonderlijke BNC-fiches opgesteld met daarin de beoordeling plus de Nederlandse inzet ten aanzien van deze voorstellen.

Nederland verwelkomt het feit dat de Commissie in deze mededeling de afspraken die de Europese Raad in oktober 2014 maakte over het 2030 klimaat- en energieraamwerk als uitgangspunt neemt. Daarnaast onderschrijft Nederland de notie dat de overgang naar een koolstofarme economie moet worden ondersteund door robuust EU-beleid, onder andere op gebied van energie-efficiëntie en circulaire economie. De Commissie wijst er terecht op dat de kracht van EU-beleid afhankelijk is van een goede implementatie door de lidstaten.

De Commissie signaleert een direct verband tussen het gebruik van primaire grondstoffen, energieverbruik en de uitstoot van broeikasgassen. In een circulaire economie is het gebruik van primaire grondstoffen zo laag mogelijk. Nederland is zich van dit verband bewust. Het maakt dat de transitie naar een koolstofarme én een circulaire economie hand in hand zullen moeten gaan, in aansluiting op EU-prioriteiten als banen en groei, de investeringsagenda, klimaat en energie, de sociale agenda en industriële innovatie, alsmede de wereldwijde inspanningen voor duurzame ontwikkeling.

Omdat onderzoek en innovatie essentieel zijn voor de verduurzaming van de Europese energievoorziening en bijdragen aan een kosteneffectieve inzet van middelen bij de integratie van duurzame energie, ondersteunt Nederland plannen om te komen tot een vooruitstrevende strategie voor de energie-unie inzake onderzoek, innovatie en concurrentievermogen die gericht is op Europees technologisch leiderschap.

Een belangrijk deel van het budget dat de EU uitgeeft ondersteunt de transitie naar een koolstofarme economie. De Commissie heeft zich er aan gecommitteerd dat 20% van het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 naar klimaat gerelateerde uitgaven gaat. De uitdagingen die in de mededeling worden genoemd – onderzoek en innovatie, investeren in energie-infrastructuur voor hernieuwbare energie, en het mitigeren van oude naar nieuwe werkgelegenheid – kunnen meegewogen worden bij de inzet van Europese middelen in deze en toekomstige begrotingen. Ten aanzien van deze uitdagingen kunnen de uitgaven Europese meerwaarde hebben.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Naar verwachting steunen de lidstaten de algemene lijn van deze mededeling, met daarbij de kanttekening dat de nationale posities mede zullen worden ingegeven door het vooruitzicht dat in sommige regio’s aanzienlijke sociaaleconomische veranderingen zullen optreden als gevolg van banenverlies in de koolstofintensieve bedrijfstakken, maar ook dat de transitie naar een koolstofarme economie kansen biedt voor nieuwe of andere werkgelegenheid op het gebied van duurzame energie, energiebesparing en elektrisch rijden. Meer specifieke informatie over het krachtenveld voor de twee wetgevende voorstellen en de mededeling is opgenomen in de drie afzonderlijke fiches die hierover zijn opgesteld. Een meerderheid van het Europees Parlement staat positief tegenover verdergaande klimaatambitie en de inzet van Europees instrumentarium om dit te realiseren.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten

a) Bevoegdheid

Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid. De Europese Unie is op grond van artikel 191 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie bevoegd om maatregelen te nemen op het gebied van milieu. Hieronder valt ook de bestrijding van klimaatverandering. Het betreft een gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten (artikel 4, lid 2, onder e, VWEU).

b) Subsidiariteit

Positief. Voor het tegengaan van klimaatverandering zijn reeds in VN-kader afspraken gemaakt, waarbij de EU toezeggingen heeft gedaan. De aan deze mededeling gekoppelde voorstellen zijn noodzakelijk om aan deze EU-toezeggingen te voldoen. Voor wat betreft de beschrijving van het beleidsmatig kader waarbinnen de voorstellen zijn uitgebracht, beperkt de Commissie zich tot onderwerpen die op het niveau van de EU het best kunnen worden aangepakt, zoals onderzoek en innovatie, investeren in een koolstofarme en klimaatvriendelijke economie, en het faciliteren van regionaal beleid om de sociale gevolgen van de energietransitie te dempen.

c) Proportionaliteit

Positief. De in de overkoepelende mededeling genoemde maatregelen zijn in verhouding met de doelstelling om in 2030 een reductie van 40% in de uitstoot van broeikasgassen te realiseren.

d) Financiële gevolgen

Deze mededeling zelf draagt geen financiële gevolgen met zich mee. Bij de achterliggende voorstellen is dit wel het geval. Hier zijn de regels van de budgetdiscipline van kracht (eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast in de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement). Voor wat betreft eventuele gevolgen voor de EU begroting is Nederland van mening dat de EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de EU-jaarbegroting. Zie ook de fiches van de achterliggende voorstellen.

e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht

Deze mededeling zelf draagt geen gevolgen voor regeldruk of administratieve lasten met zich mee. Voor wat betreft de concurrentiekracht legt de Commissie een nadrukkelijke koppeling tussen EU-klimaatmaatregelen en de bredere EU-agenda die gericht is op banen, groei en investering.

Naar boven