34 477 Sociaal domein

Nr. 2 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2016

Bij brief van 17 mei 2016 heeft u gevraagd om een brief naar aanleiding van berichten over een rapport van de Rijksuniversiteit Groningen over de rechtspositie van mensen die afhankelijk zijn van ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). Naar aanleiding van uw verzoek (Handelingen II 2015/16, nr. 83, item 22) bericht ik u mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Veiligheid en Justitie, de eerste vanuit zijn verantwoordelijkheid als coördinerend Minister voor de decentralisaties en beiden vanuit hun verantwoordelijkheid voor de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In het rapport, getiteld «Rechtsstatelijke aspecten van de decentralisaties in het sociale domein» (hierna: het rapport), worden de decentralisaties in het sociaal domein beschreven, knelpunten geanalyseerd en worden aanbevelingen gedaan. Het rapport heeft naast de Wmo 2015 ook betrekking op de Jeugdwet en de Participatiewet.

Op een aantal aanbevelingen van het rapport ga ik hierna in.

Een eerste advies van de schrijvers van het rapport is om te komen tot integrale geschilbeslechting binnen het sociale domein.

Zoals de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik aan uw Kamer hebben gemeld1, wordt op de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onder leiding van de regeringscommissaris voor de algemene regels van bestuursrecht, prof. mr. M. Scheltema, gewerkt aan een andere inrichting van de geschillenbeslechting in het sociaal domein in het verlengde van de doelstelling van een laagdrempelige en integrale benadering op dat terrein. Dit met als doel de rechtsbescherming van cliënten te optimaliseren. In dat kader worden twee sporen gevolgd.

In het eerste spoor wordt binnen het bestaande wettelijke kader bevorderd dat gemeenten hun bezwaarprocedures en hun interne klachtprocedures integreren, zodat burgers niet meer voor de vraag staan welke procedure zij moeten kiezen. Deze procedure is laagdrempelig en informeel ingericht en het geschil kan integraal worden behandeld, waarbij niet alleen de toegekende aanspraken, maar ook de wijze van uitvoering aan de orde kan komen. Voor deze benadering is een handleiding opgesteld, en op basis van de handleiding zijn inmiddels enkele pilots gestart. Het is van belang dat gemeenten in de praktijk ervaring op doen bij het gebruik van deze handleiding, zodat vastgesteld kan worden of het mogelijk is de geschilbeslechting binnen het sociaal domein meer integraal te maken en om te voorkomen dat cliënten zich genoodzaakt voelen een beroep op de rechter te doen. Deze handleiding is bijgevoegd2 en te vinden op http://prettigcontactmetdeoverheid.nl/sites/default/files/documenten/Handleiding%20geschilbeslechting%20sociaal%20domein.pdf.

Specifiek met betrekking tot de Wmo 2015 merk ik in dit verband nog op dat ter uitwerking van de door uw Kamer aangenomen motie Dik-Faber en Bergkamp3 het kabinet zal onderzoeken op welke manier de expertise van lokale ombudsmannen en -vrouwen versterkt kan worden zodat hun slagkracht wordt vergroot en de positie van hulpvragers binnen het sociaal domein wordt verstevigd.

In dit kader is verder van belang dat ik er naar streef de vragen die de Tweede Kamer heeft gesteld in vervolg op de eerder genoemde brief4 over het eventueel onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) brengen van de Wmo 2015 in de loop van deze zomer te beantwoorden.

In het tweede spoor wordt onderzocht of in de Awb een integrale wijze van afhandelen – zowel in bezwaar als in beroep – van geschillen binnen het sociale domein kan worden opgenomen. In dat verband wordt ernaar gestreefd dat problemen en bezwaren van burgers met besluiten van de gemeente en handelingen van de gemeente en van uitvoerende instellingen zoveel mogelijk in een integrale procedure worden behandeld.

Ook wordt in het rapport het voorstel gedaan om te komen tot een wet voor de informatiehuishouding in het sociale domein. Ik wil wijzen op de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 april 20165, waarin het regeringsstandpunt is bevestigd dat overkoepelende wettelijk regelgeving voor de informatiehuishouding in het sociale domein op dit moment niet is aangewezen. Dit laat overigens onverlet dat VWS samen met de VNG werkt aan verbetering van de informatiehuishouding op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp. Dit traject kan uitwijzen dat concrete (randvoorwaardelijke) maatregelen van het kabinet geboden zijn; in dat geval zullen dan concrete voorstellen worden uitgewerkt.

Het rapport doet de suggestie om een deel van de klachten, hetzij collectieve klachten hetzij individuele klachten, te laten behandelen door het College voor de Rechten van de Mens. Voor wat betreft een collectief klachtrecht geldt het volgende. Het College heeft thans onder meer als waardevolle taak het rapporteren en het doen van aanbevelingen over de bescherming van de rechten van de mens (artikel 3, onderdeel b, Wet College voor de rechten van de mens). Deze rapportages en aanbevelingen kunnen door het College gevraagd en ongevraagd worden opgesteld. Iedereen kan om een oordeel vragen en klachten of andere signalen van maatschappelijke organisaties kunnen voor het College ook ambtshalve aanleiding zijn voor dergelijke rapportages en aanbevelingen. Voor een formeel collectief klachtrecht zie ik thans dan ook geen aanleiding.

Wat betreft individuele klachten merk ik op dat de doelstelling van de genoemde handleiding en de uitwerking van de adviezen van dhr. Scheltema juist is om bezwaar en interne klachten meer te integreren. Als voor individuele klachten een nieuwe procedure wordt ingericht, leidt dit tot een versnippering binnen het klachtrecht, wat de rechtspositie van de burgers verzwakt in plaats van versterkt.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Kamerstuk 32 402, nr. 71, blz. 5.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 23 235, nr. 160

X Noot
4

Kamerstuk 32 402, nr. 71

X Noot
5

Kamerstuk 32 761, nr. 98

Naar boven