Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2016
In de brief van 11 september 2015 (Kamerstuk 29 279, nr. 273) met de standpuntbepaling over de adviezen die zijn uitgebracht over het conceptwetsvoorstel
over de organisatie van de hoogste bestuursrechtspraak hebben de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en ondergetekende uw Kamer bericht dat het kabinet de
behoefte heeft zich over het vraagstuk van rechtseenheid van een gedragen advies te
laten voorzien door een daartoe in te stellen commissie van deskundigen. In de memorie
van toelichting bij het op 20 januari 2016 bij uw Kamer ingediende wetsvoorstel organisatie
hoogste bestuursrechtspraak (Kamerstuk 34 389, nr. 3) is vermeld dat daartoe de «Commissie rechtseenheid bestuursrecht» is ingesteld onder
voorzitterschap van prof. mr. M. Scheltema, regeringscommissaris voor de algemene
regels van bestuursrecht. Tevens werden in de commissie benoemd:
-
– prof. mr. T. Barkhuysen, advocaat-partner bij Stibbe en hoogleraar Staats- en bestuursrecht
aan de Universiteit Leiden;
-
– mr. M.W.C. Feteris, president van de Hoge Raad;
-
– prof. dr. E. Mak, tot 1 juni 2016 bijzonder hoogleraar Empirische studie van het publiekrecht,
in het bijzonder van rechtsstatelijke instituties, aan de Erasmus School of Law van
de Erasmus Universiteit Rotterdam; sinds 1 juni 2016 hoogleraar Encyclopedie van de
Rechtswetenschappen en Rechtstheorie aan de Universiteit Utrecht;
-
– mr. J.E.M. Polak, voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De commissie heeft zeer onlangs haar rapport uitgebracht. Mede namens de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zend ik het rapport hierbij aan u toe1, mede met het oog op de voorgenomen plenaire behandeling door uw Kamer van het wetsvoorstel
organisatie hoogste bestuursrechtspraak.
Het rapport bevat in de ogen van het kabinet constructieve en werkbare oplossingen
om de rechtseenheid te bevorderen, niet alleen binnen het bestuursrecht maar ook tussen
het bestuursrecht en de andere rechtsgebieden. Daarvoor is het kabinet de commissie
zeer erkentelijk. Het is verheugend dat de commissie uitvoerig aandacht besteedt aan
ook voor het kabinet belangrijke uitgangspunten, zoals de transparantie van rechtseenheidsvoorzieningen
voor partijen en anderen, het vermijden van onnodige belasting voor partijen (waaronder
bestuur en burger) en het voorkomen van onnodige vertraging van rechterlijke procedures.
Kern van de voorstellen van de commissie is een gedifferentieerde aanpak van rechtseenheidskwesties,
omdat niet alle rechtseenheidsvragen van gelijke zwaarte zijn. Het kabinet onderschrijft
deze aanpak.
De commissie stelt ook voor om het belang van rechtseenheid in algemene zin te benadrukken
door een algemene bepaling die voorschrijft dat de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State en de Hoge Raad over en weer de eenheid en consistentie van het
recht bevorderen. Het kabinet meent dat van deze door de commissie voorgestelde bepaling,
op te nemen in de Algemene wet bestuursrecht, zeker een stimulans voor rechtseenheid
kan uitgaan, hetgeen ook tot uitdrukking zal komen in de motivering van uitspraken
waarin rechtseenheidskwesties aan de orde zijn.
Voor een nadere beschrijving van de voorstellen van de commissie zij kortheidshalve
verwezen naar het rapport en de aan het begin van het rapport opgenomen samenvatting.
Voor zover wetswijziging nodig is om het advies van de commissie uit te voeren, heeft
zij haar voorstellen reeds gegoten in de vorm van concrete wetteksten met een toelichting.
Het kabinet is voornemens deze voorstellen over te nemen door deze deel te laten uitmaken
van het bij uw Kamer in te dienen wetsvoorstel tot invoering van de Wet organisatie
hoogste bestuursrechtspraak. Het streven is om dit najaar het ontwerp van deze invoeringswet
in consultatie te geven.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur