Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 mei 2017
In de initiatiefnota «Lobby in daglicht: luisteren en laten zien» van de Tweede Kamerleden
Bouwmeester en Oosenbrug is een aanscherping van het draaideurbeleid voor bewindspersonen
bepleit. In de kabinetsreactie van 17 november 2016 op de initiatiefnota (Kamerstuk
34 376, nr. 4) is gemeld dat het kabinet zich op dit punt nog buigt over een eventuele nadere kaderstelling.
Ook in het notaoverleg over genoemde initiatiefnota van 23 januari 2017 heb ik een
nader standpunt van het kabinet aangekondigd (Kamerstuk 34 376, nr. 13).
Draaideurbeleid beoogt te voorkomen dat aftredende of afgetreden bewindslieden kennis
en positie uit de eerdere hoedanigheid als bewindspersoon op onwenselijke wijze benutten
voor de belangen van een organisatie waar zij na het aftreden in dienst zijn getreden.
In de bovengenoemde kabinetsreactie heeft het kabinet al verwoord welke bestaande
spelregels daarbij gelden.
Het kabinet kiest voor de volgende aanvulling op deze spelregels. Ministeries zullen
uitdrukkelijk de bewindspersoon na het aftreden gedurende een periode van twee jaar
niet aanvaarden als lobbyist namens een bedrijf, een semipublieke organisatie (bijvoorbeeld
een woningcorporatie, een publieke omroep of een zorginstelling) of een lobbyorganisatie
(waaronder een non-gouvernementele organisatie) die belangen behartigt op het beleidsterrein
van de gewezen bewindspersoon. Een dergelijk lobbyverbod past het Ministerie van Defensie
nu al toe voor gewezen ambtenaren en bewindspersonen.
Deze regel beoogt dus niet het in dienst treden bij een dergelijke instelling geheel
onmogelijk te maken maar wel om gedurende een bepaalde periode te voorkomen dat een
oud-bewindspersoon kennis en positie op grond van de vorige functie inzet voor de
belangen van de nieuwe werkgever.
Het lobbyverbod zal niet gelden voor gewezen bewindspersonen die een vervolgfunctie
in het openbaar bestuur (bijvoorbeeld commissaris van de Koning, burgemeester, gedeputeerde
of wethouder) aanvaarden, met inbegrip van het lidmaatschap van een volksvertegenwoordiging.
Concreet komt deze spelregel erop neer dat gewezen bewindspersonen na het aftreden
gedurende twee jaar voor de medewerkers van het ministerie op geen enkele manier aanvaardbaar
zijn als lobbyist namens een bedrijf, een semipublieke organisatie of een lobbyorganisatie
die belangen behartigt op het beleidsterrein van de gewezen bewindspersoon. Dit betekent
dat zij ook niet als bemiddelaar, lobbyist of tussenpersoon kunnen optreden in zakelijke
contacten met het ministerie. Het begrip zakelijke contacten moet breed worden uitgelegd:
niet alleen gesprekken in levenden lijve, maar ook e-mails, telefoongesprekken, andere
vormen van telecommunicatie of het deel uitmaken van een bedrijfsdelegatie.
Uitzondering op het voorgaande is een handelsdelegatie naar het buitenland. Een gewezen
bewindspersoon die na het aftreden werkzaam is in het bedrijfsleven mag vanwege zijn
statuur en reputatie in het buitenland wel leiding geven of deel uitmaken van een
door een ministerie georganiseerde handelsdelegatie.
Het oordeel over de (on)aanvaardbaarheid van zakelijke contacten met het ministerie
zal op het hoogste ambtelijke niveau moeten liggen. De secretaris-generaal van het desbetreffende ministerie heeft de mogelijkheid een uitzondering
op het lobbyverbod toe te staan.
Voor een dergelijk lobbyverbod is geen wettelijke verankering vereist en het tast
de positie op de arbeidsmarkt van gewezen bewindspersonen niet wezenlijk aan. Het
lobbyverbod gaat gelden met ingang van het aftreden van de huidige zittende demissionaire
bewindspersonen.
Tijdens het overleg over de initiatiefnota «Lobby in daglicht: luisteren en laten
zien» op 23 januari 2017 is aan de orde geweest of er dan ook vergelijkbare regels
zouden moeten worden overwogen voor Kamerleden. Hun positie als lid van het parlement
biedt hen mogelijk een voorsprong in contacten met ministeries. Ik laat het oordeel
over een dergelijk lobbyverbod graag aan beide Kamers.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk