34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2016

In deze brief informeer ik uw Kamer over diverse onderwerpen met betrekking tot de Participatiewet. Hiermee doe ik tevens een aantal toezeggingen gestand.

Hieronder ga ik naar aanleiding van de uitvoering van de motie van de leden Heerma en Schouten in op de transparantie van de arbeidsmarkt.

Met deze brief kom ik ook tegemoet aan het verzoek van mevrouw Karabulut tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 16 juni 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 97, Regeling van werkzaamheden). Zij verzocht om een brief naar aanleiding van het CBS-bericht van 16 juni 2016 dat bijna de helft van de bijstandsontvangers niet kan of wil werken.

Tevens informeer ik de Kamer over de stand van zaken rond het verdeelmodel 2017 en de verdeling van de re-integratiemiddelen.

Bij brief van 19 mei 2016 heeft u mij gevraagd te reageren op de berichtgeving dat de rechter heeft geoordeeld dat gemeente Utrecht te weinig geld ontvangt van het Rijk voor het verstrekken van alle bijstandsuitkeringen. Hieronder voldoe ik aan uw verzoek.

Tot slot informeer ik u over een toezegging aan uw Kamer inzake behoud van de expertise van arbeidstoeleiding van mensen met een visuele beperking onder de Participatiewet.

Matching en selectie (potentiële) kandidaten Banenafspraak

Naar aanleiding van het algemeen overleg van 16 maart 2016 (Kamerstuk 34 352, nr. 14) heeft de Tweede Kamer ingestemd met een motie van de leden Heerma en Schouten1. De motie verzoekt de regering om voor de zomer van dit jaar (2016) het voor werkgevers mogelijk te maken direct toegang te krijgen tot de profielen van personen geregistreerd in het landelijke doelgroepenregister en behorend tot de doelgroep Banenafspraak.

Kandidatenverkenner banenafspraak

Ten behoeve van de uitvoering van de motie heeft het UWV een «kandidatenverkenner» ontwikkeld. De desbetreffende applicatie maakt het voor werkgevers mogelijk om in klantprofielen van UWV – geanonimiseerd – naar geschikte kandidaten te zoeken. Personen behorend tot de doelgroep zijn zo vindbaar voor werkgevers. Werkgevers worden hierbij ondersteund door het werkgeversservicepunt. De applicatie is zo ontwikkeld dat ook gemeenten zich kunnen aansluiten.

In een elftal arbeidsmarktregio’s wordt de Kandidatenverkenner banenafspraak op dit moment getest met werkgevers, intermediairs en re-integratiebedrijven.

Hoe werkt de Kandidatenverkenner banenafspraak?

Op basis van de door de werkgever ingegeven voorkeuren zoekt hij kandidaten die mogelijk passen binnen zijn organisatie. Als resultaat ziet hij anonieme profielen met kenmerken van (potentiële) kandidaten, zoals reisafstand, beschikbaarheid en affiniteiten. De werkgever kan de gevonden profielen digitaal bewaren bij »Mijn bewaarde kandidaten». Bij interesse kan via de optie «Informatie aanvragen» relevante informatie worden opgevraagd bij het werkgeversservicepunt, welke de aanvraag in behandeling neemt en binnen twee werkdagen contact met de desbetreffende werkgever zoekt.

Cv’s op werk.nl ook vindbaar voor diegene die vallen onder Banenafspraak

De release van eind mei dit jaar van werk.nl heeft het mogelijk gemaakt dat werkgevers en (private) dienstverleners zelfstandig (potentiële) kandidaten, behorend tot de doelgroep Banenafspraak kunnen selecteren. Voor Wajongers kon dit al2. Concreet houdt dit in dat personen die onder de banenafspraak vallen en een cv op werk.nl hebben, zelfstandig aan kunnen geven tot de doelgroep te behoren en zo voor werkgevers vindbaar (willen) zijn.

Het is wel zaak dat gemeenten en UWV bevorderen dat de kandidaten hun cv op werk.nl plaatsen. Het streven is om eind dit jaar (2016) 57.5003 klantprofielen in SONAR beschikbaar te laten zijn4. In week 22 van dit jaar (2016) zijn 42.781 klantprofielen opgesteld, allen behorend tot de doelgroep Banenafspraak. Hiervan zijn 42.303 klantprofielen opgesteld door UWV (Wajongers) en 478 profielen door gemeenten. Gemeenten en arbeidsmarktregio’s worden hierbij onder meer ondersteund door de Programmaraad5. Zo is er per arbeidsmarktregio een draaiboek met een praktische toolkit. Daarnaast ondersteunt een «vliegende brigade» vanuit de Programmaraad gemeenten daadwerkelijk bij het transparant maken van de kandidaten. Wekelijks wordt door de «vliegende brigade» de stand van zaken bijgehouden en er is nu een progressieve stijging van profielaantallen waarneembaar bij gemeenten. Gezien het streven van de Programmaraad eind dit jaar roep ik overal waar ik kan partijen – in het bijzonder gemeenten – op om hier alles aan te doen.

CBS-bericht over bijstandsgerechtigden die niet kunnen of willen werken

In het bericht van 16 juni 2016 meldt het CBS dat bijna de helft van de bijstandsontvangers niet kan of wil werken. Dit meldt het CBS op grond van het onderzoek Participatiepotentieel dat jaarlijks in opdracht van SZW wordt uitgevoerd en dat gehouden is onder mensen die in 2014 een uitkering ontvingen.

Het CBS vermeldt dat van degenen die een bijstandsuitkering ontvangen en niet werken, iets meer dan de helft aan het werk wil. Bijna een derde van de bijstandsontvangers noemt ziekte of arbeidsongeschiktheid als reden om niet aan het werk te kunnen of te willen gaan. Mensen die langer in deze regeling zitten, noemen deze reden vaker. Het CBS meldt ook dat de werkbereidheid per jaar afneemt. De werkbereidheid van bijstandsontvangers was in het eerste jaar 72 procent, tussen het eerste en derde jaar 62 procent en na drie jaar neemt dit af tot 41 procent. De gemiddelde werkbereidheid van de bijstandsgerechtigde is volgens het CBS 54 procent.

Naar aanleiding van het CBS-bericht merk ik het volgende op. Het is ten eerste van belang te benadrukken dat het niet willen werken in de bijstand vaak samenloopt met het feit dat mensen niet kunnen werken door hun (ervaren) gezondheidssituatie. In vergelijking met de WW is er in de bijstand een relatief grote groep die zegt niet te kunnen werken wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid. In de bijstand gaat het om gemiddeld 32 procent.

Bovenstaande cijfers hebben betrekking hebben op het jaar 2014, dus voor de invoering van de Participatiewet. De Participatiewet is er op gericht om de kansen op werk voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te vergroten. Zo hebben gemeenten een grotere verantwoordelijkheid gekregen voor de re-integratie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt vanuit de gedachte dat zij bij uitstek in staat zijn om maatwerk te leveren. Zij kunnen inspelen op persoonlijke omstandigheden en integraal beleid voeren door zorgarrangementen en begeleiding naar werk met elkaar te combineren. Uit het onderzoek van Regioplan naar effectieve re-integratie voor arbeidsbeperkten uit 2014 blijkt dat voor mensen met een arbeidsbeperking de afstemming van begeleiding naar werk en zorg een belangrijke component is voor een stap naar de arbeidsmarkt.

Gemeenten hebben ook extra instrumenten tot hun beschikking gekregen, zoals loonkostensubsidie en beschut werk, om mensen met een lichamelijke en psychische beperking naar werk te begeleiden. Daarnaast is in het sociaal akkoord afgesproken dat er 125.000 extra banen komen voor mensen die niet het WML kunnen verdienen. Gemeenten zijn hiermee geëquipeerd om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt naar werk te begeleiden. Gemeenten bepalen binnen wettelijke grenzen de vorm, intensiteit en inhoud van de ondersteuning aan deze groep. Vanuit mijn systeemverantwoordelijkheid monitor ik de arbeidsondersteuning aan mensen met een arbeidsbeperking. Jongeren met een arbeidsbeperking en mensen met een lichamelijke, verstandelijke en psychische beperking heb ik als aandachtspunt geformuleerd in de vervolgmetingen van de monitor in 2017.

Onder bepaalde voorwaarden kan bijstandsgerechtigden een ontheffing worden verleend voor het zoeken naar werk. Uit informatie van Divosa blijkt dat 17 procent van de bijstandsgerechtigden met een WWB-uitkering een volledige ontheffing heeft gekregen van de arbeidsplicht.6 Het percentage kan iets hoger liggen, omdat gemeenten gedeeltelijke ontheffingen niet hoeven te registreren.

Ondersteuning naar werk vraagt naar mijn mening in eerste instantie dat gemeenten weten wie er in hun bestanden zitten en welke mogelijkheden en belemmeringen deze mensen hebben om aan het werk te gaan. Daarvoor is regulier contact van belang. De Inspectie SZW heeft in 2014 geconstateerd dat naarmate een klant langer in de uitkering zit, de kennis over de klant minder wordt door het dalend aantal klantcontacten. Daardoor bestaat het risico dat participatiemogelijkheden onbenut blijven.7 Ik neem dit signaal serieus en heb hier ook in het kader van het programma Vakmanschap van Divosa aandacht voor gevraagd.

Stand van zaken verdeelmodel bijstandsbudgetten 2017

Voor de verdeling van de bijstandsbudgetten 2017 is het afgelopen jaar hard gewerkt aan een verdeelmodel dat gebaseerd is op integrale gegevensbestanden van het CBS in plaats van de Enquête Beroepsbevolking die voor de verdeling 2015 en 2016 is gebruikt.

De doorontwikkeling van het verdeelmodel 2017 wordt uitgevoerd door onderzoeksbureau SEO Economisch Onderzoek (SEO) in samenwerking met Atlas voor Gemeenten (AvG). Dit onderzoek bevindt zich nu in de afrondende fase. De voorlopige uitkomsten geven vertrouwen in het model. De onderzoekers zijn erin geslaagd een verdeelmodel te ontwikkelen dat is gebaseerd op integrale gegevensbestanden. Het model lijkt het aantal huishoudens in de bijstand in gemeenten goed te benaderen.

Gedurende het onderzoek zijn de VNG, Divosa, de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) en een aantal gemeenten intensief betrokken door deelname aan de begeleidingscommissie waarin tussenresultaten van het onderzoek zijn besproken. Voorafgaand aan de vergaderingen van de begeleidingscommissie hebben expertbijeenkomsten plaatsgevonden. Professor Allers (Rijksuniversiteit Groningen) en professor Van der Klaauw (Vrije Universiteit) zijn hierbij geraadpleegd als experts. Ook het SCP is betrokken bij het onderzoek via deelname aan de expertbijeenkomsten. De VNG heeft aangegeven waardering te hebben voor de constructieve wijze waarop dit proces plaatsvindt.

Daarnaast heeft een gezamenlijke werkgroep van SZW, VNG, Divosa, Rfv en Toetsingscommissie (TC) een voorstel uitgewerkt voor de inrichting van het structurele vangnet voor 2017 en verder.

Medio juli verwacht ik het advies van de VNG over het voorgestelde model, het overgangsregime en het vangnet. Ik streef ernaar om in augustus, mede op basis van de adviezen van de VNG, Rfv en van professor Allers en professor Van der Klaauw tot bestuurlijke afspraken te komen met de VNG. Ik zal uw Kamer dan informeren over de uitkomsten van het overleg met de VNG. In september zal ik vervolgens een besluit nemen, zodat de bijstandsbudgetten 2017 voor 1 oktober 2016 gepubliceerd kunnen worden.

Verdeling re-integratiemiddelen

Gemeenten ontvangen via de integratie-uitkering sociaal domein middelen voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden. Deze middelen worden verdeeld met een objectief verdeelmodel. Voor de re-integratiemiddelen ten behoeve van de klassieke doelgroep (de doelgroep van de voormalige WWB) zou bij ongewijzigde omstandigheden een groep gemeenten in 2017 een zeer laag en vanaf 2018 een budget van € 0 ontvangen hiervoor. Ik vind dit onwenselijk en heb – mede naar aanleiding van een concreet verzoek daartoe van de VNG – besloten om per 2017 de verdeling van het objectieve verdeelmodel iets aan te passen. De aanpassing houdt in dat gemeenten minimaal een objectief bepaald bedrag ontvangen van circa € 4 per inwoner in de leeftijd van 15 tot 65 jaar. Het maximale negatieve herverdeeleffect voor de andere gemeenten bedraagt 0,6 procent. De gewijzigde budgetten zijn via de meicirculaire van BZK aan gemeenten bekend gemaakt.

Uitspraak rechtbank over beroep Utrecht

Bij brief van 19 mei 2016 heeft u mij gevraagd te reageren op de berichtgeving dat de rechter heeft geoordeeld dat gemeente Utrecht te weinig geld ontvangt van het Rijk voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen. Hierbij voldoe ik aan uw verzoek.

De rechtbank Midden-Nederland heeft bij uitspraak van 26 april 2016, zaaknummer UTR 15/ 1451 WET V53, het beroep van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht tegen mijn besluit van 2 juli 2015 gegrond verklaard. Bij dat besluit is het bezwaar van het college tegen de krachtens artikel 69, eerste lid, van de Participatiewet aan het college beschikbaar gestelde middelen voor het toekennen van algemene bijstand en van uitkeringen als bedoeld in de IOAW, IOAZ en het Bbz 2004 alsmede voor het verstrekken van loonkostensubsidie, ongegrond verklaard.

De uitspraak van de rechtbank heeft betrekking op het door het SCP ontwikkelde multiniveau-model dat is toegepast om het voor 2015 door de wetgever bij begrotingswet vastgestelde macrobudget over de gemeenten te verdelen.

Utrecht heeft in beroep aangevoerd dat het toegekende budget ontoereikend is en dat het nieuwe verdeelmodel verdeelstoornissen en evidente en fundamentele fouten bevat. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de regelgeving waarin het model is neergelegd onverbindend is of buiten toepassing moet worden gelaten wegens strijd met hogere regelgeving. Daarnaast is de keuze voor het verdeelmodel zorgvuldig tot stand gekomen en ligt er uitgebreid en voldoende deskundig onderzoek aan ten grondslag, aldus de rechtbank. De rechtbank komt wel tot de conclusie dat de toepassing van het SCP-model in het specifieke geval van Utrecht evident onredelijk uitwerkt en om die reden voor Utrecht buiten toepassing verklaard dient te worden. Naar het oordeel van de rechtbank is de overgangs- en vangnetregeling in het geval van Utrecht ontoereikend om de negatieve herverdeeleffecten op te vangen. Tegen dit oordeel is SZW in hoger beroep gegaan bij de Centrale Raad van Beroep.

De rechtbank heeft mij opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van Utrecht met inachtneming van de uitspraak. Daarbij heeft de rechter opgemerkt dat de daarvoor gestelde termijn pas begint nadat op een eventueel hoger beroep is beslist. Omdat inmiddels hoger beroep is ingesteld wordt de werking van de uitspraak van de rechtbank uitgesteld.

In vergelijkbare zaken heeft de rechtbank Midden-Nederland de beroepen van de colleges van burgemeester en wethouders van Amersfoort, Zeist en Soest ongegrond verklaard. Andere rechtbanken hebben de beroepen van Apeldoorn, Assen, Den Bosch, Den Haag, Ede, Rheden en Tilburg ongegrond verklaard.

Proson

Bij de kamerbehandeling van de Participatiewet is door de leden Heerma (CDA) en Dijkgraaf (SGP) aandacht gevraagd voor de positie van Sw-bedrijf Proson en de continuïteit van de daar opgebouwde expertise van arbeidstoeleiding van mensen met een visuele beperking. Ik heb toegezegd daar goed naar te kijken, en de Kamer over de voortgang te informeren. Hierbij doe ik deze toezegging gestand.

In 2015 heeft een projectgroep onderzoek gedaan naar de toekomst van de sociale werkvoorziening in de regio Noord-Veluwe. Daarin is ook de positie van Sw-bedrijf Proson betrokken. Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat eind maart een intentieverklaring is ondertekend tussen Sw-bedrijf Inclusief Groep en de Stichting Bartiméus, aandeelhouder van Proson, met als doel te komen tot de samenvoeging van de beide Sw-bedrijven. Hiermee is een belangrijke stap gezet voorhet behoud van werkgelegenheid van de mensen die werken bij deze sociale werkvoorziening.

Voor het borgen van opgebouwde expertise in de begeleiding van mensen met een visuele beperking naar betaald werk in de toekomst is een landelijke aanpak nodig. Centraal staat de vraag hoe de kennis over de doelgroep enerzijds, en de specifieke methoden voor re-integratie anderzijds ter beschikking kunnen komen van de gemeenten en de arbeidsmarktregio’s.

Proson heeft samen met Stichting Bartiméus een maatschappelijke kosten-batenanalyse gemaakt en een plan ontwikkeld. Dit plan voorziet in een pilot in drie arbeidsmarktregio’s in samenwerking met SBCM (a&o fonds van de Sw sector). Doel van de pilot is de werkwijze die bij Proson is ontwikkeld overdraagbaar te maken voor gebruik door gemeenten. Voorzien is dan ook in bundeling en verspreiding van de kennis en ervaring uit deze pilot naar de gemeenten en arbeidsmarktregio’s.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 34 352, nr. 11.

X Noot
2

Kamerstuk 29 544, nr. 675.

X Noot
3

Het aantal klantprofielen is gebaseerd op: 11.500 banen in 2016 x vijf kandidaten voor één duurzame plaatsing (gemiddelde).

X Noot
4

Kamerstuk 29 544, nr. 700.

X Noot
5

Kamerstuk 33 161, nr. 198.

X Noot
6

Inspectie SZW, Klantonderzoek monitor Participatiewet. Nota van bevindingen, 2015, p. 21. Bevindingen. Het percentage van 17 procent is ontleend aan de Divosa Benchmark jaarrapportage 2014.

X Noot
7

Inspectie SZW, Ken uw klanten. Onderzoek naar het caseloadbeheer van UWV en

gemeenten en hun kennis van de klant, 2014, p. 10.

Naar boven