Klacht
Verzoeker, een firma die handelt in speelgoed, vraagt om heroverweging van de beslissing
van de Belastingdienst/Douane tot afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding in
verband met de bestreden hoogte van de opgelegde douanerechten.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Naar aanleiding van een zogenaamde controle na invoer ontvangt de firma in juni 2012
een uitnodiging tot betaling van Douanerechten (UTB’s). In reactie hierop dient de
zaakgelastigde namens de firma vier bezwaarschriften in tegen de UTB’s en verzoekt
hij bij brief van 5 september 2012 om een vergoeding van de financiële schade die
belanghebbende zou hebben belopen als gevolg van de nacontrole en de opgelegde UTB’s.
In de tussentijd heeft de Douane reeds ambthalve verminderingen doorgevoerd, van circa
€ 163.000 naar € 28.000, om reden dat er onduidelijkheid bestond over de indeling
van goederen waarvoor met elkaar conflicterende bindende tariefinlichtingen (BTI’s)
waren afgegeven. Bij brief van 26 november 2012 is het verzoek om schadevergoeding
door de Douane afgewezen. In de volgende 1,5 jaar vindt er nog enkele malen afstemming
tussen verzoeker en Douane plaats over de rijkwijdte van het geschil. Eind juli 2014
volgt de uitspraak op bezwaar, waarbij aan verzoeker een forfaitaire vergoeding van
de bezwaarkosten wordt toegekend ad € 364,50 op basis van artikel 7:15 Algemene wet
bestuursrecht (Awb). Dit bedrag staat in geen verhouding tot de door verzoeker geclaimde
«integrale» kostenvergoeding van ruim € 30.000, waarvan circa € 11.000 aan interne
kosten en € 19.000 voor de externe adviseur.
Overwegingen
In antwoord op een verzoek van de commissie om inlichtingen schrijft de Staatssecretaris
van oordeel te zijn dat verzoeker het geschil over de integrale kostenvergoeding aan
de bestuursrechter had moeten voorleggen door in beroep te gaan tegen de uitspraak
op bezwaar. Hij merkt op dat de tariefindeling van goederen veelal gecompliceerd maatwerk
is. Artikel 7:15 Awb voorziet in een forfaitaire vergoeding van kosten als gevolg
van het herroepen van een bestreden besluit (i.c. UTB’s) wegens een aan de Inspecteur
te wijten onrechtmatigheid; slechts bij uitzondering kan een verzoek om integrale
kostenvergoeding worden gehonoreerd. De bewindsman trekt in de onderhavige casus de
conclusie dat het verzoek om schadevergoeding terecht is afgewezen. Echter, in dit
specifieke geval is verzoeker door een omissie van de Douane gewezen op de mogelijkheid
om heroverweging van het verzoek voor te leggen aan de Commissie voor de Verzoekschriften
en de Burgerinitiatieven. Aangezien het Ministerie heeft nagelaten tijdig op het verzoekschrift
te beslissen, is de Staatssecretaris bereid, uit proces-econnomische overwegingen,
ter voorkoming van het indienden van beroep dan wel het entameren van een civiele
procedure, het bedrag van de gestelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende
rechtsbijstand van circa € 19.000 te betalen.
Oordeel van de commissie3
De commissie heeft met instemming kennisgenomen van het feit dat de Staatssecretaris
met verzoeker tot overeenstemming is gekomen over de vergoeding van de geclaimde kosten
en dat de door de Staatssecretaris aangeboden excuses voor de vertraging van de afhandeling
door verzoeker zijn aanvaard.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers